Door tijdsverloop ontstaat of eindigt erfdienstbaarheid

Erfdienstbaarheid en verjaring

Stelt u zich de situatie voor de u al jaren over een bepaald stuk grond moet lopen om bij uw schuur te kunnen komen. U bent zelf in de vooronderstelling dat het uw eigen grond betreft. Uw buren denken er blijkbaar hetzelfde over. Op enig moment krijgt u nieuwe buren. Zij laten de kadastrale gegevens van uw beide percelen onderzoeken door een notaris. Deze notaris komt tot de conclusie dat u al die tijd gebruik heeft gemaakt van het stuk grond van een ander. Uw nieuwe buren willen dit gebruik niet zomaar toestaan en vragen u daarom om het gebruik van de grond per direct te stoppen. Voor u is de toegang tot de schuur van groot belang, de eis van uw buren heeft voor u verstrekkende consequenties. U vraagt zich daarom af of u inderdaad verplicht bent om het gebruik van de grond te staken.   Lees hier verder

Verzwijgen gevangenisstraf in sollicitatieprocedure: mag dat?

Wat mag en moet een sollicitant tijdens de sollicitatiefase vragen en zeggen? Aangenomen wordt dat alleen eigener beweging zaken moeten worden gemeld als dit relevant is voor de uitoefening van de functie. Geldt dat ook voor een gevangenisstraf?

Sollicitant dient informatie waarvan hij behoort te weten dat die voor de werkgever in verband met een eventueel te sluiten arbeidsovereenkomst van belang kan zijn, te melden. Strafrechtelijk verleden wordt in beginsel beschermd door 8 EVRM, maar in dit geval had werknemer – gelet op beoogde functie, arts voor een groep kwetsbare ouderen, zijn verleden – tijdens zijn sollicitatie en zeker ook nadien toen hij door werkgever met vragen werd geconfronteerd, werkgever dienen te informeren. Werkgever had er goed aan gedaan zelf verder onderzoek te doen en bijvoorbeeld VOG te vragen, maar informatieplicht weegt in deze zwaarder dan onderzoeksplicht, temeer nu werknemer tijdens de sollicitatie en daarna werkgever door onvolledige informatie ‘op het verkeerde been‘ heeft gezet.
. . . lees verder op Internet

Verzekeren lukt niet meer omdat liegen niet loont

Wie liegt bij de aanvraag voor een verzekering of wie eenmaal uit een verzekering is gezet, loopt het risico voor zeer lange tijd nergens meer een verzekering te kunnen afsluiten. Dat zal de jongeman merken die zich als zzp’er/timmerman verzekerde tegen arbeidsongeschiktheid. Hij kruiste aan geen drugs te gebruiken en de laatste vijf jaar ook geen drugs te hebben gespoten. De aanvraag wordt geaccepteerd.

Na een jaar raakt hij een half jaar arbeidsongeschikt wegens een te opereren kwaal aan zijn polsen. Vlak voor het einde van die arbeidsongeschiktheid wordt hij opgenomen in een psychiatrische inrichting.

De verzekeraar vraagt met machtiging van de jongeman de medische gegevens op. Daaruit blijkt dat hij al jaren (vanaf zijn 12e) aan de drugs is en recentelijk drugs spoot. Hij is nu depressief en probeerde zelfmoord te plegen.

De verzekeringsmaatschappij stopt de polis met een beroep op verzwijging en vordert de gedane arbeidsongeschiktheidsuitkeringen terug (ruim 21.000 euro). De uitkomst is voorspelbaar: de rechter geeft de verzekeraar gelijk.

Velen zullen vooraf niet stil staan bij het feit dat het voor een leugenaar daarna voor zeer lange tijd schier onmogelijk is om nog ergens een polis af te sluiten, ongeacht of hij een auto wil verzekeren of een huis of wat dan ook. En als je je niet kunt verzekeren, krijg je bij een bank vaak ook geen krediet meer. Het gevolg is dat je financieel-economisch gezien in de woestijn terecht komt en grote kans loopt van de dorst om te komen.

Kortom, liegen loont niet, het gebruik van drugs trouwens evenmin, en laten we wel zijn, daar begon het mee.         

Flexwerkers : wat is een oproep in het licht van de minimumaanspraak?

In 1999 is de Wet Flexibiliteit en Zekerheid ingevoerd. Doel was de rechtspositie van flexwerkers te verbeteren. Eén van de artikelen van die wet is 7:628a BW. Daarin is bepaald dat wanneer in een arbeidsovereenkomst een arbeidsomvang van minder dan 15 uur is afgesproken èn de tijdstippen waarop moet worden gewerkt niet (of niet eenduidig) zijn vastgelegd, een werknemer per oproep minimaal drie uur betaald krijgt, ook wanneer die oproep korter heeft geduurd. Datzelfde geldt wanneer helemaal geen arbeidsomvang is vastgelegd. Van deze wettelijke bepaling mag niet worden afgeweken.

De Hoge Raad oordeelde op 3 mei 2013 over een werkneemster die als taxichauffeur minimaal 12 uur per week werkte. Zij reed deels op vooraf ingeroosterde tijden, maar deels werd zij ook opgeroepen voor losse taxiritten.

Artikel 7:628a BW betreft alleen hen voor wie niet vooraf duidelijk is wanneer zij moeten werken. Wanneer werknemers wisselende werktijden hebben, maar tegelijkertijd met andere werknemers vooraf hun rooster krijgen, gaat dit artikel niet op. Wanneer bijvoorbeeld een maand van tevoren wordt aangegeven dat van 10:00 tot 12:00 uur wordt gewerkt, is de arbeidsomvang voldoende duidelijk en wordt maar twee uur betaald.

Deze werkneemster werd opgeroepen om om 10:30 uur een rit te maken. Die duurde 40 minuten. Vervolgens werd zij om 13:00 uur weer opgeroepen voor een rit van 45 minuten. De vraag was nu of zij zes uur of maar 3 uur en 15 minuten betaald moest krijgen. De Hoge Raad heeft anders dan het Hof uitgemaakt dat zij aanspraak had op 6 uur. De achterliggende gedachte is dat de wetgever met deze bepaling wilde ontmoedigen dat werknemers teveel in onzekerheid verkeren. Wenst een werkgever toch geen zekerheid te bieden, dan moet de werknemer worden gecompenseerd. Niet alleen weet hij niet wanneer hij moet werken, ook weet hij niet wat hij per week gaat verdienen.

Het artikel geldt alleen bij een arbeidsomvang van minder dan 15 uur per week. Bij een arbeidsuur van minimaal 15 uur per week, kan de werkgever de werknemer dus wel straffeloos in onzekerheid laten verkeren. Voorts is van belang dat wanneer er een reguliere pauze zit tussen twee klussen (oproepen) de eerste oproep voortduurt en er geen nieuwe oproep ontstaat.

Verder geldt dat wanneer maar vooraf duidelijkheid wordt geschapen dat bijvoorbeeld op een dag van 9:00 tot 10:30 uur en ’s middags van 15:00 tot 17:00 uur wordt gewerkt, het artikel de werknemer ook niet beschermt. Dan zijn de werktijden immers vooraf duidelijk. Wel moet het dan zo zijn dat de werknemer zijn rooster tegelijkertijd met andere werknemers doorkrijgt en niet pas een dag van tevoren.

Wat niet werkt, is om een aantal uur op jaarbasis vast te leggen; dat wordt teruggerekend naar een gemiddeld aantal uur per week. Ook is niet toereikend om af te spreken dat de werknemer ofwel tussen 8:00 en 11:00 uur ofwel tussen 17:00 en 20:00 uur werkt. Wanneer wordt afgesproken dat elke zaterdag wordt gewerkt, maar vooraf niet duidelijk in welke ploeg, is ook onvoldoende duidelijkheid gegeven over de tijdstippen en moet per oproep minimaal drie uur worden betaald.

Oplossingen:

  •  minimaal 15 uur afspreken;
  •  er voor kiezen om tegelijkertijd met het andere personeel het rooster uit te delen omdat dan wel mag worden opgeroepen voor minder dan twee uur;
  • elke oproep minimaal drie uur te laten duren, dan wordt immers niet betaald voor uren die niet zijn gewerkt.          

Stiekem voorproeven stokbroodje, punt appeltaart of appelflap van Albert Heijn genoeg reden ontslag

Stiekem voorproeven stokbroodje, punt appeltaart of appelflap van Albert Heijn genoeg reden ontslag

Fraude of diefstal lijkt misschien een zware term, maar wel duidelijk! In de winkel wordt gebruik gemaakt van camera’s. De werkgever heeft er op gewezen dat er arbeidsrechtelijke maatregelen getroffen zullen worden, indien werknemers zich niet aan één of meer van deze afspraken houden.

Een schriftelijke waarschuwing, het inhouden van salaris, of in geval van diefstal en fraude altijd ontslag op staande voet behoren tot deze maatregelen. De werkgever hanteert een zero-tolerance beleid ten aanzien van diefstal en/of fraude, al lijkt het vergrijp nog zo klein of is de waarde nog zo gering, altijd zal er een onherroepelijk ontslag op staande voet volgen. En dat strenger geworden beleid brak de werkneemster in deze zaak op.           

. . . lees verder op Internet

Onterecht ontslag: werkgever moet verschil loon en WW bijpassen

Onterecht ontslag: werkgever moet verschil loon en WW bijpassen

Een beveiligingsbedrijf ontslaat om bedrijfseconomische redenen een heel team accountmanagers, waaronder een werknemer van bijna zestig jaar. Volgens de werkgever is in deze situatie het afspiegelingsbeginsel niet van toepassing, omdat de functies binnen de verschillende teams niet onderling uitwisselbaar zijn.

In hoger beroep oordeelt het Hof in Den Bosch op 7 mei 2013 dat de werkgever deze stelling onvoldoende onderbouwt. Dat betekent dus dat het afspiegelingsbeginsel toegepast had moeten worden, en dat deze werknemer ten onrechte ontslagen is. Hij heeft dus recht op een schadevergoeding. Die valt lager uit dan de werknemer voorstelt. Hij wil tot aan zijn pensioen schadeloos worden gesteld. Het Hof gaat uit van een jaar onterechte werkloosheid. De voormalige werkgever moet ook de kosten vergoeden die de man heeft gemaakt om zijn zaak tot in hoger beroep te kunnen bepleiten.    

. . . lees verder op Internet

Mediation voor confilicten met zieke werknemers

Confilicten met zieke werknemers oplossing via mediation

Het komt regelmatig voor dat de arbo-arts mediation adviseert bij werknemers die zich ziek hebben gemeld. Vaak speelt dan naast ziekte ook een arbeidsconflict.

Mediation is het oplossen van conflicten met de hulp van een neutrale conflictbemiddelaar: de mediator. De mediator doet zelf geen uitspraak, maar hij begeleidt de onderhandelingen tussen de partijen. Het doel is dat partijen zelf hun oplossing vinden zonder tussenkomst van de rechter. De mediator helpt de partijen daarbij. Het uitgangspunt is volstrekte vertrouwelijkheid. Geen van beide partijen mag hetgeen tijdens de mediation is gezegd of gebeurd later naar buiten brengen.

Werkgevers draaien doorgaans voor de kosten op en hebben daar veelal geen zin in. Zij zijn zich ook vaak niet eens bewust van het bestaan van een conflict met de werknemer. Toch is voorzichtigheid geboden. Wanneer een werknemer ziek is en stelt dat er een arbeidsconflict is, is er in ieder geval voor die werknemer een drempel om terug te keren in het arbeidsproces. Wanneer de arbo-arts de werknemer daarin steunt, mediation adviseert en de werkgever niet adequaat doorpakt, kan hem dit (als de ziekte doorsuddert) uiteindelijk duur komen te staan.

Als immers tijdens het tweede ziektejaar wordt beoordeeld of een werknemer in aanmerking komt voor een WIA-uitkering, zal eerst worden getoetst of het reïntegratieproces wel correct en voortvarend is doorlopen. Wanneer mediation is geadviseerd en de werkgever dit niet (of niet tijdig) heeft opgestart, is het oordeel van het UWV meestal dat een verlenging van de loonbetalingsverplichting wordt opgelegd en die is doorgaans meteen 52 weken. Niet alleen moet een werkgever dan nog een jaar langer doorbetalen, maar ook wordt het ontslagverbod tijdens ziekte dan met eenzelfde periode verlengd.

Verder is de insteek van het UWV dat wanneer een van de partijen een conflict ervaart, er een conflict is en de werkgever doet er dan verstandig aan om aan een dergelijk conflict de juiste aandacht te besteden. Het loont dus de moeite mediation met de nodige voortvarendheid op touw te zetten wanneer dit door de arbo-arts wordt geadviseerd. Het voordeel is overigens ook dat partijen sneller in gesprek komen en er wellicht eerder gepraat wordt over een eventuele vertrekregeling. Daarnaast zorgt mediation er voor dat de werknemer tot voortvarendheid wordt gemaand

Is mediation voorgesteld door de arbo-arts en pakt de werkgever dit correct op, dan moet een werknemer daar ook zijn best voor doen. Wanneer een werknemer immers niet meewerkt aan zijn reïntegratie in die zin dat hij de door de arbo-arts gegeven redelijke aanwijzingen niet opvolgt, dan kan de werkgever het salaris stopzetten.

Wanneer mediation is voorgesteld, maar beide partijen dat toch niet wensen, is het zaak goed gemotiveerd vast te leggen waarom er voor is gekozen geen mediation aan te gaan, zodat het afzien van die mediation de werkgever later niet wordt tegengeworpen.   

Frauderende ondernemer vijf jaar bestuursverbod

 Bestuursverbod voor frauderende ondernemer

Ondernemers die faillissementsfraude plegen, mogen straks maximaal vijf jaar geen bv, nv of andere rechtspersoon besturen. Een wetsvoorstel van minister Opstelten van Veiligheid en Justitie moet faillissementsfraude effectiever bestrijden en verhinderen dat frauduleuze bestuurders hun activiteiten via allerlei omwegen en met nieuwe ondernemingen ongehinderd kunnen voortzetten.

De maatregel zorgt ervoor dat zij maximaal vijf jaar geen rechtspersoon kunnen besturen. Het betreft alle rechtspersonen – verenigingen, stichtingen, NV’s, BV’s, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen. Veel bedrijven zijn in de vorm van een rechtspersoon opgericht. Rechters kunnen zo’n wettelijk bestuurdersverbod ook opleggen aan bestuurders onder wiens leiding binnen drie jaar drie bedrijven failliet gaan.

Een bestuurder moet ‘in ernstige mate’ tekort zijn geschoten in zijn verplichtingen, bijvoorbeeld als zaken vlak voor een faillissement zijn weggesluisd om schuldeisers te benadelen. Ook wil Opstelten het bestuursverbod kunnen opleggen als sprake is van kort op elkaar volgende faillissementen met dezelfde bestuurder. De grens ligt bij drie faillissementen in drie jaar, tenzij de bedrijven kopje onder zijn gegaan door een ongelukkige samenloop van omstandigheden zoals een betalingsweigering van een grote debiteur.

. . . lees verder op Internet

Als de VOF plof doet ben je ook aansprakelijk als andere vennoot administratie deed

Aansprakelijk voor handelen of nalaten medevennoot in een VOF

Belanghebbende heeft gesteld dat zij niet als bestuurder aansprakelijk kan worden gesteld omdat zij in goed vertrouwen de boekhouding en de financiële administratie aan haar mede-vennoot heeft overgelaten.

Dit vertrouwen bleek niet gerechtvaardigd, omdat zij de fiscale verplichtingen niet is nagekomen. Toen heeft belanghebbende haar verantwoordelijkheid willen nemen door inzage in de financiële administratie te vorderen, maar is dit nog wel op tijd? Zij heeft vervolgens gesteld dat het niet aan haar te wijten is dat de verschuldigde belasting niet is voldaan en dat dit aan aansprakelijkstelling in de weg staat.

. . . lees verder op Internet

Sociaal akkoord uitgelicht: de transitievergoeding

Per 1 januari 2016 de transitievergoeding

Op 11 april 2013 is er een akkoord bereikt tussen het kabinet en de sociale partners. Dit sociaal akkoord zou moeten leiden tot een vereenvoudiging en grotere transparantie van de ontslagprocedures. Bij nadere bestudering van het sociaal akkoord blijkt echter dat van vereenvoudiging en grotere transparantie van procedures absoluut geen sprake is.

Zo blijven er twee ontslaginstanties bestaan. De reden van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst zal in de toekomst bepalend zijn voor de vraag welke procedure de werkgever moet volgen. Zo moeten de bedrijfseconomische ontslagen in de toekomst worden voorgelegd aan het UWV. Indien het zaken betreft die betrekking hebben op de persoon van de werknemer (verstoorde arbeidsrelatie, verschil van inzicht), blijft de kantonrechter bevoegd.

Vervolgens wordt in het sociaal akkoord voorgesteld dat werkgever en werknemer te allen tijde in hoger beroep kunnen gaan. Dit geldt zowel voor de procedure bij het UWV als de ontbindingsprocedure via de kantonrechter. Hoewel dit juridisch gezien een goede zaak is, omdat ons gehele rechtssysteem is gebaseerd op beroepsmogelijkheden, zal dit naar verwachting leiden tot een enorme toename van het aantal rechtszaken bij de gerechtshoven. Hierdoor kunnen werkgevers en werknemers in de toekomst nog jarenlang procederen over een individuele ontslagzaak, terwijl de huidige procedure bij de kantonrechter wordt gekenmerkt door de snelle doorlooptijd zonder mogelijkheid tot hoger beroep. Dit zal uiteindelijk ook leiden tot hogere kosten.

Lees verder “Sociaal akkoord uitgelicht: de transitievergoeding”