ouderlijk gezag over een kind

Ouderlijk gezag en gezamenlijk gezag

   

In ons land staan alle minderjarigen onder gezag van één of twee personen. De persoon of de personen die gezag over een minderjarige uitoefenen, zijn verantwoordelijk voor de verzorging en opvoeding van deze minderjarige. Dit brengt in de meeste gevallen met zich mee dat mensen die het gezag uitoefenen ook een onderhoudsplicht jegens de minderjarige hebben. Het gezag berust in principe bij de ouders van de minderjarige (verder: het kind), maar het gezag kan in sommige gevallen ook bij een niet-ouder liggen. Er kan bijvoorbeeld sprake zijn van een ouder en een niet-ouder die samen het gezag uitoefenen, ook voogdij is één van de mogelijkheden.

Wordt een kind binnen het huwelijk of het geregistreerd partnerschap van een man en een vrouw geboren, dan hebben beide personen van rechtswege (dus automatisch) beide het gezag over hun kind, aldus art. 1:251 lid 1 van het Burgerlijk wetboek (verder: BW). Deze vorm van gezag heet het ouderlijk gezag. Let op: in het geval van een geregistreerd partnerschap moet, voor het ontstaan van gezag dan wel gezamenlijk, de man het kind wel erkennen.

Is het kind geboren buiten het huwelijk of geregistreerd partnerschap van zijn of haar ouders, dan heeft alleen de moeder van rechtswege het gezag over haar kind. Is er na de geboorte van het kind niets geregeld over het gezag en besluiten man en vrouw na de geboorte van hun kind om te trouwen, dan is geen verdere handeling omtrent het gezag nodig. Door het huwelijk ontstaat ook weer van rechtswege het gezag voor beide ouders.   

Wil de vader nu samen met de moeder het gezag gaan uitoefenen over het kind, dan moet de vader het kind eerst erkennen. Na een erkenning staat de man in familierechtelijke betrekking tot het kind. (Lees hier meer over de erkenning) Ook dan heeft de vader nog geen gezag dan wel gezamenlijk gezag (met de moeder) over het kind. Hiervoor is nog een extra aantekening nodig in het gezagsregister bij de griffier van de rechtbank. Hiervoor zijn formulieren verkrijgbaar om te gebruiken bij de indiening van het verzoek.

Voorwaarden voor gezamenlijk gezag

Om gezamenlijk gezag te krijgen, moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:

  • De verzoekers zijn niet met elkaar gehuwd en zijn ook nooit gehuwd geweest.
  • Het kind is erkend door de vader.
  • Het verzoek wordt door beide personen gedaan.
  • De verzoekers zijn meerderjarig (of meerderjarig verklaard door de rechter).
  • Eén van de verzoekers moet al alleen het gezag over het kind hebben.
  • Verzoekers staan geen van beide onder curatele.
  • Verzoekers zijn bevoegd (geestelijk gezond) om gezag uit te oefenen.
  • De verzoekers zijn niet ontheven of ontzet uit het gezag.
  • Er bestaat nog geen gezamenlijk gezag over het kind.     
De griffier van de rechtbank

Is aan alle hierboven genoemde voorwaarden voldaan, dan zal de griffier van de rechtbank een aantekening maken in het gezagsregister over de uitoefening van het gezamenlijk gezag. Dit staat in art. 1:252 lid 2 BW. Het verzoek moet worden ingediend bij de rechtbank in het rechtsgebied (het arrondissement) waarin het kind is geboren. Let op: een aantekening in het gezagsregister is alleen vereist voor ongehuwde stellen, getrouwde stellen staan niet in een gezagsregister.

De griffier kan de aantekening echter weigeren. Tegen een afwijzende beslissing van de griffier kan beroep worden aangetekend bij de rechtbank. Dit kan alleen wanneer de weigering is uitgesproken op grond van de onbevoegdheid van één of beide ouders tot het uitoefenen van het gezag. Iemand is onbevoegd wanneer bij hem of haar een geestelijke stoornis aanwezig is. Deze onbevoegdheid mag echter niet voortvloeien uit een ondercuratelestelling of uit de minderjarigheid van een persoon. De rechter zal de aantekening niet plaatsen wanneer de belangen van het kind door het ontstaan van gezamenlijk gezag in het geding komen.   

Gezamenlijk gezag

Wanneer een ouder en een niet-ouder samen het gezag over een kind uitoefenen, dan is er sprake van gezamenlijk gezag. Deze vorm van gezag moet bij de rechtbank worden aangevraagd. Hierbij kan gedacht worden aan het duomoederschap: twee vrouwen willen samen een kind opvoeden en dus ook gezamenlijk het gezag uitoefenen. Ook kan er hier natuurlijk sprake zijn van een moeder en een andere man, die niet de vader van het kind is. Dit kan zich voordoen wanneer de andere ouder is overleden of zelfs wanneer de ouders zijn gescheiden. In dit laatste geval kan er alleen gezamenlijk gezag worden uitgeoefend met een niet-ouder als er maar één ouder met het gezag is belast. Andersom is dit ook mogelijk. Gezamenlijk gezag kan van rechtswege ontstaan wanneer het kind binnen het huwelijk van de moeder van het kind en de niet-ouder wordt geboren. Er moet dan geen andere ouder aanwezig zijn. Dit laatste lijkt bij het hierboven al aangehaalde duomoederschap lastig, er is toch altijd een vader? Deze persoon is er echter niet, wanneer de vrouwen kiezen voor een bevruchting met anoniem donorzaad.   

Verzoek aan de rechtbank

Het gezamenlijk gezag van een ouder en een niet-ouder moet bij de rechter worden aangevraagd. Hiervoor moeten de verzoekers een verzoekschrift indienen bij de rechter. Dit verzoekschrift wordt over het algemeen ingediend door een advocaat. We hebben hier namelijk te maken met een zaak van personen- en familierecht, waarvoor een advocaat verplicht is. In het verzoekschrift zullen de verzoekers hun verzoek moeten toelichten aan de rechter, een motivatie is ook gewenst. Bij dit verzoekschrift kunnen ook bewijsmiddelen worden toegevoegd, zoals de geboorteakte van het kind.   

Voordat de rechter een verzoek tot gezamenlijk gezag zal toewijzen, bekijkt de rechter of de verzoekers aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • Op het moment van het verzoek moet de ouder alleen het gezag over het kind uitoefenen.
  • De niet-ouder moet een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind en/of tot de ouder hebben.
  • Het belang van het kind staat voorop en mag daarom niet worden geschaad. Dit betekent ook dat de relatie tussen de ouder en het kind niet mag worden beschadigd door toekenning van het gezamenlijk gezag.
  • De ouder en de niet-ouder hebben, voordat zij het verzoek doen, ten minste één jaar samen voor het kind gezorgd.
  • De ouder zelf heeft voor het doen van het verzoek ten minste drie jaar alleen het gezag uitgeoefend over het kind.
  • Kinderen van twaalf jaar en ouder moeten door de rechter worden gehoord.

De rechter zal beslissen aan de hand van de gepresenteerde feiten en een belangenafweging. Hierbij weegt het belang van het kind over het algemeen het zwaarste. Mocht er een nog een derde in het spel zijn, zoals de andere ouder van het kind (bijvoorbeeld na een scheiding), dan worden zijn of haar belangen er natuurlijk ook bij betrokken.

Tegen de uitspraak van de rechtbank staat hoger beroep open bij het Gerechtshof.    

Echtscheiding en behoud gezamenlijk gezag

De wet gaat sinds 1998 uit van het ongewijzigd gezamenlijk ouderlijk gezag bij scheiden of uit elkaar gaan: dan blijft het gezamenlijk ouderlijk gezag ongewijzigd in stand, tenzij een of beide partijen daarvan om dringende redenen willen afwijken. Hiervan kan alleen worden afgeweken als er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en dat niet te verwachten is dat dit binnen afzienbare tijd verbeterd.