de dagvaarding

de dagvaarding

  

Net zoals in het strafrecht kent men in het burgerlijk recht een dagvaarding. Deze wordt uitgebracht door de eiser en is gericht tot de gedaagde. In de dagvaarding zet de eiser zijn stellingen, standpunten en bewijzen. Hieraan kan de gedaagde zien wat hem verweten wordt en hoe de vordering van de eiser luidt. Nu kan de gedaagde zich gaan voorbereiden op de zitting en zichzelf verweren wanneer dit gewenst is.

Een dagvaarding is het eerste geding stuk in de gerechtelijke procedure. De eiser stuurt deze dagvaarding op naar de gedaagde, waar hij, door de deurwaarder, aan de gedaagde wordt betekend. In de dagvaarding vindt men de eis van de eiser, uiteengezet met standpunten, stellingen en bewijsmiddelen. De gedaagde weet nu dat hij wordt opgeroepen om voor de rechter te verschijnen en daarnaast kan hij de eis van de eiser weerleggen met zijn eigen standpunten en bewijzen in een conclusie van antwoord.

De dagvaarding

Een dagvaarding wordt uitgebracht bij exploot. Een exploot is een ambtsedig proces-verbaal betreffende een door de deurwaarder verrichte ambtshandeling, aldus art. 45-66 Rechtsvordering (verder: art. 45 Rv). Een exploot wordt vaak gebruikt om mededelingen over te brengen aan een persoon. In ons geval wordt de dagvaarding uitgebracht bij exploot, de gedaagde wordt voor de rechter geroepen. De regels over de inhoud en betekening van de dagvaarding zijn opgenomen in art. 111 tot en met art. 124 Rv. Hierin staat bijvoorbeeld dat de dagvaarding de gegevens van beide partijen moet bevatten. Ook moet een rechter worden aangewezen in de dagvaarding en daarnaast wordt de datum (roldatum) van de rechtszaak vermeld. Daarnaast bevat de dagvaarding informatie voor de gedaagde. Bijvoorbeeld hoe hij moet antwoorden op de dagvaarding, dit gebeurt in de meeste gevallen door middel van een conclusie van antwoord. Ook staat vermeld wat er gebeurt als de gedaagde niet ter zitting verschijnt. Als laatste bevat de dagvaarding de eis van de eiser. Deze eis is met reden omkleed en wordt onderbouwd met bewijsmiddelen. De dagvaarding dient overigens ook de advocaten van beide partijen te vermelden. Dit is alleen bij de sector civiel verplicht, hier is procesvertegenwoordiging namelijk verplicht is.

Wanneer er een fout in de aanduiding van partijen in de dagvaarding staat, kan dit soms leiden tot niet-ontvankelijkheid van de eiser. Dit is echter niet in alle gevallen zo. Als het namelijk van meet af aan duidelijk is voor de wederpartij welke eis is bedoeld, kan men op grond van art. 3:33 jo. 3:35 Bw niet zeggen dat de eiser niet-ontvankelijk is. Dit kan echter alleen als de wederpartij niet in zijn verdediging is geschaad of in ander opzicht is benadeeld.      

Betekening van de dagvaarding

De dagvaarding wordt gewoonlijk opgesteld door de advocaat van de eiser. Deze stuurt de dagvaarding vervolgens naar de deurwaarder, die de dagvaarding betekent aan de gedaagde.

Als eerste kan betekend worden aan de gedaagde in persoon, art. 46 lid 1 Rv. Dit doet de deurwaarder door naar het adres te gaan dat bekend is bij de Gemeentelijk Basisadministratie. Als de gedaagde thuis is en de dagvaarding daarop in ontvangst neemt, is sprake van betekening in persoon. Ook als de gedaagde de dagvaarding weigert, is betekend in persoon.

Als de gedaagde niet thuis is, kan de deurwaarder kijken naar art. 46 en 47 Rv. Allereerst kan de deurwaarder een afschrift van de dagvaarding achter laten bij een huisgenoot van de gedaagde. Dit kan bijvoorbeeld een lid van het gezin zijn. Daarnaast kan het zijn dat er geen gezinsleden thuis zijn, maar dat er wel een andere persoon aanwezig is. De deurwaarder kan ook aan deze persoon een afschrift geven wanneer aannemelijk is dat de dagvaarding op die manier ook snel bij de gedaagde komt. Geeft het gezinslid of de andere aanwezige de dagvaarding niet aan de gedaagde, dan leidt dit niet tot nietigheid van de dagvaarding, dit is voor risico van de gedaagde. Als laatste, wanneer niemand wordt aangetroffen, kan de deurwaarder een afschrift van de dagvaarding in een envelop doen en deze achterlaten voor de gedaagde.

Het kan ook zijn dat de deurwaarder door buitengewone omstandigheden het huis van de gedaagde niet kan bereiken. Hierbij moet gedacht worden aan overstromingen of andere ongewone situaties. Nu kan de deurwaarder het exploot in een gesloten envelop opsturen naar de gedaagde.

Heeft de gedaagde geen woonplaats binnen Nederland, dan wordt een andere procedure gevolgd. Allereerst moet gekeken worden of de gedaagde binnen of buiten de Europese Unie (verder: EU) woont. Als hij buiten de EU woont, geldt art. 55 Rv: betekening aan de officier van justitie met doorzending aan het ministerie van Buitenlandse Zaken. Dit is een openbare, diplomatieke dagvaarding. Woont hij wel binnen de EU, dan kijkt men naar art. 56 Rv: de deurwaarder stuurt de dagvaarding naar de zogenaamde ontvangende instantie in de lidstaat van de EU. In het stuk wordt vermeld dat de dagvaarding is verzonden.      

De termijn

De eiser moet de gedaagde voor de rechtbank oproepen. Hiervoor moet de eiser uitzoeken welke rechter bevoegd is. Allereerst dient zich dan de absolute bevoegdheid aan: sector civiel of sector kanton? Daarna moet de eiser zich afvragen welke rechtbank in ons land bevoegd is (behoudens rechtbanken in het buitenland). Als de eiser dit heeft vastgesteld, moet gekeken worden op welke dag de gedaagde voor de rechtbank zal moeten verschijnen. Art. 114 Rv zegt ons dat er tussen het uitbrengen van de dagvaarding en de zittingsdatum minstens één week moet zitten. Deze termijn wordt verlengd als de gedaagde in het buitenland woont. Daarnaast is het van belang dat de eiser weet op welke dag de desbetreffende rechter zitting heeft. Op een andere dag kan er namelijk geen zitting worden gehouden!      

De gronden

Art. 111 lid 2 Rv stelt dat de eiser de gronden voor zijn eis opneemt in de dagvaarding. Dit doet hij door zich aan het individualiseringsbeginsel te houden. Volgens deze theorie moet de eiser iets stellen en vervolgens aangeven waarom deze stelling waar is. De eiser roept een recht in en omschrijft dit recht en waarom hij dit recht denkt te hebben. De eiser hoeft niet aan te geven hoe hij aan dit recht is gekomen of hoe dit recht is ontstaan. Verder moet de eiser in de dagvaarding vermelden welke feiten van belang zijn en welke consequenties hij nu graag wil zien. Als de eiser een dagvaarding uitbrengt die erg onduidelijk of tegenstrijdig is, dan kan de rechter hier niets mee en weet de tegenpartij niet waartegen hij zich moet verdedigen Dit noemt men wel een obscuur libel.

Ook is de eiser verplicht om in de dagvaarding de eisen en tegenwerpingen van de gedaagde op te nemen. Hierbij gaat het om stellingen van de gedaagde die al voor het uitbrengen van de dagvaarding bij de eiser bekend zijn. Hierdoor krijgt de rechter meer feiten dan wanneer de partijen zich steeds alleen op hun eigen standpunten en stellingen richten. Dit wordt wel de substantiëringsplicht genoemd. De standpunten van de gedaagde die de eiser moet opnemen kunnen dan natuurlijk direct weer worden weerlegd door de eiser. Deze weerlegging moet dan eigenlijk met bewijsmiddelen worden onderbouwd Dit is echter alleen noodzakelijk wanneer het gaat om punten waarop de gedaagde verweer heeft gevoerd en wanneer de bewijslast bij de eiser ligt. Dit heet de bewijsaandraagplicht.      

De eis

De eiser moet zijn eis duidelijk en goed omschrijven. Hij moet de gedaagde aangeven wat hij precies wil en ook voor de rechter moet het duidelijk zijn waarover hij precies heeft te oordelen. Vaak is een eis zodanig ingewikkeld of weet een eiser niet hoe hij de eis moet omschrijven, dat het gevaar bestaat dat de rechter het niet eens is met de eis van de eiser en deze als zodanig afwijst. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als onduidelijk is of er sprake is van een onrechtmatige daad of wanprestatie. Ook kan het zijn dat men niet precies weet of wel schadevergoeding kan worden gevorderd en hoe hoog die schadevergoeding dan wel niet is. Om verwarring en afwijzing omtrent de eis te voorkomen, formuleert de eiser vaak een primaire en één of meerdere secundaire eisen. De primaire eis ziet op de hoofdvordering (het juridisch meest verstrekkende), de secundaire eis ziet op het mindere van de eis (hangt dus af van de feiten die als bewezen worden gezien).

Voor eisers die bij de start van een procedure nog niet precies weet hoe hoog de schade is en dus nog niet een exact bedrag aan schadevergoeding kunnen eisen, is de schadestaatprocedure in het leven geroepen. Deze procedure volgt op een eerdere, hoofdprocedure, waarin is uitgemaakt of de gedaagde schadeplichtig is of niet. Is dit het geval, dan kan de eiser in een tweede procedure, de schadestaatprocedure, schadevergoeding eisen als de hoogte hiervan bekend is.

Naast de hoofdeis, bestaan er in ons land ook de zogenaamde nevenvorderingen. Dit zijn vorderingen die naast de hoofdvordering staan en die de rechter ook weer kan toewijzen of afwijzen. Één van die nevenvorderingen is de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het vonnis. Dit betekent dat de eiser zijn vonnis (als hij gelijk heeft gekregen) direct kan laten uitvoeren ten opzichte van de gedaagde, ook al gaat de gedaagde in hoger beroep. Wanneer dit niet als nevenvordering is opgeworpen, mag het vonnis niet worden uitgevoerd als de gedaagde in hoger beroep of cassatie gaat. Ook kan de eiser de rechter vragen om de gedaagde in de proceskosten te veroordelen of vragen de wettelijke rente over een bepaald bedrag te betalen. Daarnaast komt de oplegging van een dwangsom ook wel eens voor.      

Nietigheid

Wanneer een dagvaarding nietig wordt verklaard, kan de rechtszaak geen doorgang vinden met de desbetreffende dagvaarding. Een nietigheid in de dagvaarding wordt niet snel aangenomen. Als de eiser vergeten is om bepaalde zaken op te nemen in de dagvaarding, kan dit hersteld worden door een herstelexploot. Is dit niet gedaan, dan volgt nietigheid. Daarnaast kan het zijn dat de gedaagde zelf vraagt om nietigverklaring van de dagvaarding. De rechter moet dan onderzoeken of de fout of verkeerde betekening van de dagvaarding er toe bijdraagt dat de gedaagde zich niet goed heeft kunnen verdedigen of in een ander belang is geschaad.

Als de gedaagde op de zitting niet verschijnt, zal de rechter onderzoeken of de dagvaarding nietigheden bevat. Er wordt gecontroleerd of de dagvaarding is aangekomen bij de gedaagde, het adres wordt gecontroleerd. Als de dagvaarding door een gebrek niet is aangekomen, dan is de dagvaarding nietig. Is de dagvaarding wel aangekomen, ondanks het gebrek, dan zal de rechter vaak een nieuwe zittingsdag bevelen. Herstel van het gebrek wordt dan gevraagd aan de eiser.