werknemer bepaalt grotendeels zelf vakantiedagen

Wie bepaalt of en wanneer vakantiedagen worden opgenomen: werkgever of werknemer?

Binnen de meeste organisaties bestaat een vast protocol voor het aanvragen van vakantie. De werknemer dient een al dan niet digitale vakantieaanvraag in, waar de werkgever doorgaans zijn akkoord op geeft. Toch leidt het opnemen van vakantiedagen nogal eens tot discussie tussen werkgever en werknemer. Wat is bij dergelijke discussies leidend: de wens van de werknemer of de belangen van de werkgever? Hieronder treft u een drietal veelgehoorde discussiepunten aan.

Werknemer wil zijn vakantiedagen opnemen; werkgever weigert

Soms komt de door de werknemer gewenste vakantieperiode de werkgever niet goed uit. Bijvoorbeeld wanneer twee directe collega’s dezelfde periode hebben uitgekozen om op vakantie te gaan. Er kunnen dan problemen in de personeelsbezetting ontstaan. De werkgever zal in ieder geval één van de twee vakantieaanvragen willen afwijzen. Maar mag hij dat wel?

De wetgever is duidelijk in zijn antwoord op de vraag wie de vakantieperiode vaststelt: “De werknemer bepaalt, tenzij…”. Het uitgangspunt is dat het aan de werknemer is om te bepalen wanneer hij zijn vakantiedagen opneemt. De werkgever kan de aanvraag alleen afwijzen indien hij daar een gewichtige reden voor heeft.

Maar wat is dan zo’n gewichtige reden? Uit de jurisprudentie volgt dat hier niet snel sprake van is. De rechter oordeelt bij dergelijke geschillen op basis van alle omstandigheden van het geval. In ieder geval is sprake van een gewichtige reden, als opname van de vakantiedagen zou leiden tot een ernstige verstoring van de bedrijfsvoering. Dit zou het geval kunnen zijn wanneer er tijdens de beoogde vakantie van de werknemer geen vervanger te vinden zou zijn.

De werkgever doet er in ieder geval goed aan om, als hij een vakantieaanvraag afwijst, deze beslissing goed te motiveren. Motiveert de werkgever niet, dan zal een rechter al snel teruggrijpen op het uitgangspunt dat de werknemer bepaalt wanneer hij zijn vakantiedagen opneemt.

Werkgever wil dat werknemer vakantiedagen opneemt; werknemer weigert

De omgekeerde situatie komt ook voor: de werknemer wil geen vakantiedagen opnemen, terwijl de werkgever er juist op aandringt om vakantiedagen op te nemen. Dit kan met name het geval zijn wanneer het einde van de arbeidsovereenkomst in zicht is. Wanneer bijvoorbeeld een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd afloopt, zal een werknemer normaliter al zijn vakantiedagen vóór hij uit dienst treedt benutten. Andere werknemers geven er de voorkeur aan om geen vakantiedagen op te nemen, maar deze na afloop van het dienstverband uit te laten betalen.

De werkgever die wil voorkomen dat hij na uitdiensttreding van de werknemer hem nog een forse nabetaling uit hoofde van vakantiedagen moet doen, zal de werknemer willen aansporen zijn vakantiedagen op te nemen. Staat hierover niets in de arbeidsovereenkomst vermeld, dan kan de werkgever zijn werknemer hier niet toe dwingen. De Rechtbank Utrecht heeft dit uitgangspunt op 12 mei 2010 nog eens expliciet benoemd[i]. Ook in deze situatie geldt dus dat de werknemer bepaalt.

Werknemer wil zijn vakantiedagen opnemen; werkgever reageert niet

Reageert de werkgever niet tijdig op de schriftelijke vakantieaanvraag van de werknemer? Deze laksheid van de werkgever werkt in het voordeel van de werknemer. Art. 7:638 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat wanneer de werkgever niet binnen twee weken heeft gereageerd op de vakantieaanvraag, de vakantieperiode wordt vastgesteld op de aangevraagde periode.

Conclusie: de werknemer is leidend

De hierboven genoemde keuzes van de wetgever leiden tot de conclusie dat de macht op het gebied van vakantiedagen in handen is gelegd van de werknemers. Als uitgangspunt geldt immers dat zij bepalen of en wanneer er vakantiedagen worden opgenomen.

Het bovenstaande brengt niet met zich dat de werkgever helemaal niks meer heeft in te brengen. De werkgever mag de vakantieaanvraag afwijzen, mits hij hiervoor een gegronde reden heeft. Wil deze afwijzing in een gerechtelijke procedure stand houden, dan is het voor de werkgever van groot belang dat hij de vakantieaanvraag tijdig én gemotiveerd afwijst. De werkgever kan zijn invloed op de periode waarin vakantiedagen worden opgenomen bovendien vergroten door hierover heldere afspraken in de arbeidsovereenkomst op te nemen. 

Bron: Actuele artikelen

 

wetsvoorstel beoordeling arbeidsrelatie zzp’er

Wetsvoorstel: ook opdrachtgever verantwoordelijk voor fiscale beoordeling van arbeidsrelatie zzp’er

Opdrachtgevers en zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) worden beiden verantwoordelijk voor de beoordeling of hun arbeidsrelatie moet leiden tot afdracht van loonbelasting en premies. Dat staat in een wetsvoorstel dat staatssecretaris Eric Wiebes van Financiën vandaag naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. Door de Wet ‘invoering Beschikking geen loonheffingen’ kan de Belastingdienst het onderscheid tussen een dienstverband en ondernemerschap beter handhaven.

De staatssecretaris maakt met de invoering van de Beschikking geen loonheffing (BGL) zowel opdrachtgever als opdrachtnemer verantwoordelijk voor de vraag of feitelijk sprake is van een dienstbetrekking. In dat geval moet de opdrachtgever loonheffingen afdragen.

VAR

De BGL vervangt de zogenoemde Verklaring Arbeidsrelatie, de VAR. Bij de VAR vraagt een zzp´er vooraf een oordeel van de Belastingdienst of zijn inkomen wel of niet wordt beoordeeld als loon. De opdrachtgever is nu niet betrokken bij deze aanvraag en ondervindt geen gevolgen als achteraf blijkt dat geen sprake was van ondernemerschap van de zzp´er, maar van een dienstbetrekking. De financiële consequenties komen in dat geval alleen voor rekening van de zzp’er.

Handhaving

Opdrachtgevers vragen zzp’ers een VAR te tonen zodat zij geen loonheffingen hoeven in te houden en af te dragen. Voor zzp´ers is de VAR van belang bij het werven van opdrachten. Dit kan schijnzelfstandigheid in de hand werken: arbeidskrachten die op papier werken als zzp´er, maar in de praktijk een dienstbetrekking vervullen.

Het kabinet wil echte ondernemers ondersteunen en tegelijkertijd schijnconstructies bestrijden opdat die mensen de zekerheid krijgen van een dienstverband. Doordat de BGL zowel de opdrachtgever als de opdrachtnemer verantwoordelijk maakt voor de beoordeling van hun arbeidsrelatie kan de Belastingdienst het onderscheid tussen een dienstverband en ondernemerschap beter handhaven.

Bij de aanvraag van een BGL beantwoordt een zzp’er via een webmodule een aantal vragen. Als deze vragenreeks tot een beschikking leidt, staat daarin vermeld onder welke voorwaarden de opdracht wordt uitgevoerd. De opdrachtgever dient de beschikking te controleren voordat hij de opdracht daadwerkelijk verstrekt. Een zzp’ er hoeft niet voor elke opdracht een nieuwe beschikking aan te vragen: bij opdrachten waar werkzaamheden, omstandigheden en voorwaarden gelijk zijn, kan de zzp’er dezelfde beschikking gebruiken. 

Bron: Ministerie van Financiën

 

Ruime steun voor de Wet Werk en Zekerheid

Ruime steun in de Eerste Kamer voor de Wet Werk en Zekerheid

Mensen met een tijdelijk contract hebben vanaf januari 2015 meer rechten, zowel vaste als tijdelijke werknemers krijgen bij ontslag een vergoeding, en de WW richt zich meer op het snel vinden van werk. Dit is de kern van de Wet Werk Zekerheid van minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid die op 10 juni met ruime steun van de VVD, PvdA, D66, CDA, SGP, GroenLinks en de CU, in de Eerste Kamer is aangenomen.

Minister Asscher is verheugd met de steun voor zijn wet: ‘Ik ben blij met het brede draagvlak voor deze belangrijke wet. Eerst bij werkgevers en werknemers en nu bij de Tweede en Eerste Kamer.

lees verder . . .

 

 

Incasso en Conservatoir beslag

Incasso van een vordering is soms letterlijk een langdurig proces. Om een debiteur tot betalen te dwingen moet de schuldeiser eerst een advocaat of deurwaarder inschakelen. Gaat de debiteur ook na sommatie niet over tot betalen, dan zal een betaling moeten worden afgedwongen door een vonnis.

Om een vonnis te krijgen moet er toch een hele procedure worden doorlopen. Een dagvaarding moet worden opgesteld, termijnen in acht genomen, en de doorlooptijden bij rechtbanken zijn lang.

In de tussentijd is de debiteur soms al vertrokken, failliet, of heeft al zijn vermogen gespendeerd. Conservatoir beslag biedt echter mogelijkheden.

Een crediteur kan echter al voordat er wordt geprocedeerd, of zelf voordat is gesommeerd, beslag leggen op goederen van de debiteur. Dit noemt men een conservatoir (bewarend) beslag. Dit geeft de eiser zekerheid dat de debiteur ook na een lange periode nog verhaal biedt voor zijn vordering. Lees hier verder ……

Hoger beroep of verzet bij faillissement

Faillissement en Hoger Beroep of verzet

Voor elke ondernemer betekent het faillissement meestal het einde van de onderneming. Een faillissementsdreiging wordt veel gebruikt voor incasso van vorderingen, maar ook is een ondernemer onder omstandigheden verplicht om zelf tijdig het faillissement aan te vragen. De onderstaande situaties gaan alleen uit van een faillissement dat niet is aangevraagd door de ondernemer zelf.

Een voorwaarde voor het failliet is dat de schuldenaar is opgehouden te betalen. Ook moet er meer dan één schuldeisers zijn (pluraliteit van schuldeisers). De aanvrager zal naast zijn eigen vordering tenminste één andere vordering moeten aanvoeren. Lees hier meer …..

hardere aanpak frauduleuze faillissementen

De mogelijkheden om via het strafrecht harder en effectiever op te treden tegen frauduleuze faillissementen worden verruimd. Dit blijkt uit een wetsvoorstel van minister Opstelten van Veiligheid en Justitie waarmee de ministerraad heeft ingestemd. Het wetsvoorstel is onderdeel van het wetgevingsprogramma Herijking Faillissementsrecht dat het faillissementsrecht grondig wil moderniseren om het ondernemersklimaat in Nederland gezond te houden.

De nieuwe regeling voorziet in een modernisering van de faillissementsdelicten in het Wetboek van Strafrecht. Deze modernisering vindt plaats in bijna alle bestaande strafbepalingen, met het oog op verbetering van de bruikbaarheid en verhoging van de effectiviteit. Ook worden enkele nieuwe strafbaarstellingen voorgesteld.

Fraudeurs ontspringen nu vaak de dans als de curator een lege boedel aantreft. Activa van de onderneming blijken voor het intreden van het faillissement al weggesluisd en er is opzettelijk geen administratie gevoerd. Dit maakt ‘terugrechercheren’ moeilijk. Om dit laakbare handelen, waarachter vaak ook andere fraude schuil gaat, beter te kunnen bestrijden komt er een aparte strafbaarstelling van overtreding van de administratieplicht bij faillissement met een maximum van twee jaar gevangenisstraf. Die strafbaarstelling biedt tevens een aanknopingspunt om de gang van zaken rond een faillissement te onderzoeken en eventuele fraudepraktijken bloot te leggen.

Verder stelt het kabinet voor frauduleus handelen strafbaar te stellen waardoor een onderneming in ernstige financiële problemen komt, zonder dat daadwerkelijk een faillissement is gevolgd. Dergelijk handelen wordt gestraft met twee jaar gevangenisstraf; is er sprake van persoonlijke verrijking, dan gaat de straf omhoog naar maximaal vier jaar gevangenisstraf. Dit maakt het ook mogelijk om met vroegtijdig strafrechtelijk ingrijpen een faillissement te voorkomen of in ieder geval de schade te beperken.

De ministerraad heeft ermee ingestemd het wetsvoorstel voor advies aan de Raad van State te zenden. De tekst van het wetsvoorstel en van het advies van de Raad van State worden openbaar bij indiening bij de Tweede Kamer.

Bron: Ministerie van Justitie             

Gezamenlijk gezag en eenhoofdig gezag

Vroeger heette het ‘de ouderlijke macht’, tegenwoordig het ouderlijk gezag. Wat is dat? Hoe krijg je het en hoe kun je het kwijtraken?

Ouderlijk gezag, vroeger ‘de ouderlijke macht’ genoemd, omvat de plicht en het recht van ouders om hun minderjarige kinderen te verzorgen .. . lees meer

via Gezamenlijk gezag en eenhoofdig gezag | Ouders Online.

De eenzijdige beëindiging van een betalingsregeling

De eenzijdige beëindiging van een betalingsregeling

Schuldeisers sluiten vaak een betalingsregeling met hun debiteur – Een betalingsregeling is een gewone overeenkomst, die beide partijen dienen na te komen en niet kan worden opgezegd zolang de debiteur aan zijn betalingsverplichting voldoet.

Zolang dus de debiteur de regeling nakomt en trouw betaald kan de schuldeiser geen snellere afbetaling vragen of ineens de gehele vordering opeisen. Of toch wel?

Stel dat u met uw debiteur, die in financiële moeilijkheden zit een betalingsregeling afspreekt van EU 1000,- euro per maand, omdat het inkomen onvoldoende is. De schuld is dan niet meer ineens opeisbaar zolang de debiteur deze nakomt.
Maar stel dat uw debiteur inmiddels zijn inkomen weer heeft verdubbeld, bent u dan nog gebonden aan deze regeling?

Volgens het Hof Amsterdam niet: Onder omstandigheden kan worden geoordeeld dat van de schuldeiser in redelijkheid niet kan worden verlangd dat deze met de ongewijzigde betalingsregeling genoegen blijft nemen.
Zo`n omstandigheid doet zich voor indien de financiële situatie van de schuldenaar na de totstandkoming van de betalingsregeling sterk is verbeterd.

Het Hof Amsterdam oordeelde in een uitspraak in 2013 dat de schuldeiser in het desbetreffende geval aanpassing van de betalingsregeling kon verlangen. De oude regeling was een schuld van EUR 18.000,-. met EUR 50,- per maand. Meer kon deze schuldeiser niet missen. Na enige tijd stond de debiteur er financieel beter voor en de schuldeiser om meer aflossing. De schuldenaar beriep zich echter op de betalingsregeling.

Het Hof oordeelde:
“Gezien de hoogte van de overeengekomen afbetalingstermijnen enerzijds en de nog verschuldigde hoofdsom anderzijds, was totale aflossing van de schuld niet binnen afzienbare tijd te verwachten. De financiële positie van klager was voorts aanzienlijk verbeterd. Klager heeft ook niet betwist dat hij tot hogere aflossingen in staat was. ”
Lees hier de uitspraak van het Hof

Op grond daarvan vond het Hof het geoorloofd dat een gewijzigde, snelere betaling, van de debiteur kon worden gevergd. Voor schuldeisers is het, afgezien van deze uitspraak, natuurlijk belangrijk om altijd in de betalingsregeling overeen te komen dat de regeling kan worden herzien (herzieningsclausule), indien de financiële situatie van de debiteur wijzigt.

– De Appvocaat: rechtshulp zonder advocaat

De Appvocaat: rechtshulp zonder advocaat

Stel, u bent al enige tijd verwikkeld in een juridisch geschil met uw buren. Zij halen u het bloed onder uw nagels vandaan en u bent het zat. U wilt graag een oplossing voor dit probleem, maar een advocaat in de arm nemen vindt u een stap te ver. Hoewel het voor u misschien ondenkbaar lijkt, is niet voor ieder juridisch probleem de hulp van een advocaat nodig. Veel juridische vraagstukken kunt u, met behulp van de juiste organisatie of instantie en met goede informatie, zelf oplossen. De Appvocaat is een app speciaal gemaakt voor dit soort gevallen. Deze app biedt u de mogelijkheid om zonder dure rechtshulp een oplossing te vinden voor uw juridische probleem of geschil. Lees meer ….

– Wettelijke rente, proces- en (buiten)incassokosten

Wettelijke rente, proces- en (buiten)incassokosten

Kosten in verband met de incasso van een vordering

Met welke kosten krijgt u te maken indien u voor een openstaande schuld wordt aangesproken? Vaak ontvangt u een overzicht van de bijkomende kosten, dat niet makkelijk te begrijpen is. Ook lijkt het alsof de kosten niet in verhouding staan tot de openstaande schuld. Bij twijfel dient u gewoon het incassobedrijf of deurwaarder te bellen. Lees hier meer …