Partneralimentatie op de schop?

Er is het afgelopen jaar al veel geschreven over de wijzigingen met betrekking tot de kinderalimentatie. Daar is immers veel in veranderd en nog steeds is niet volledig duidelijk hoe omgegaan moet worden met het kindgebondenbudget in relatie tot de wijze van berekenen van de kinderalimentatie. Over dit punt zijn prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad. Inmiddels heeft de Advocaat Generaal zijn advies uitgebracht hoe met dit punt om te gaan. Zijn advies is dat het kindgebondenbudget niet van de behoefte van het kind moet worden afgetrokken, maar bij het inkomen van de ontvangende partij moet worden opgeteld en zo moet worden meegenomen in de berekening van de kinderalimentatie. De Hoge Raad is echter niet verplicht om het advies van de Advocaat Generaal op te volgen, zodat het nog afwachten is wat de definitieve uitkomst van dit vraagstuk zal zijn. Tot die tijd zullen de rechtbanken de richtlijn van de Expertgroep Alimentatienormen volgen, hetgeen inhoudt dat het kindgebondenbudget in zijn geheel van de behoefte van het kind moet worden afgetrokken.

Dan de partneralimentatie. Bij de berekening en vaststelling van partneralimentatie zijn we al jaren gewend dat deze geldt voor de duur van 12 jaar, tenzij het huwelijk niet langer dan 5 jaar heeft geduurd en kinderloos is gebleven. In die laatste situatie is de duur van de partneralimentatie gelijk aan de duur van het huwelijk. Verder geldt thans dat de verplichting om partneralimentatie te betalen vervalt zodra de ontvanger hertrouwt, een geregistreerd partnerschap aangaat of gaat samenleven als ware men gehuwd. Het recht op partneralimentatie is dan volledig vervallen en herleeft ook niet meer.

Van deze regels kan overigens wel bij echtscheidingsconvenant afgeweken worden op het moment dat het huwelijk eindigt, maar het is onder de huidige regelgeving niet mogelijk om bij huwelijkse voorwaarden reeds afspraken te maken over eventuele partneralimentatie.

De samenleving is echter behoorlijk veranderd sinds de invoering van deze regels op het gebied van partneralimentatie. Er is dan ook een wetsvoorstel ingediend om de regels rondom de partneralimentatie te wijzigen en daarmee aan te passen aan de huidige samenleving, waarin veel meer zelfredzaamheid van beide partners wordt verwacht.

In grote lijnen komt het er op neer dat de duur van de partneralimentatie behoorlijk verkort wordt en afhankelijk wordt van de duur van het huwelijk. Voorgesteld is dat de duur van de partneralimentatie wordt bekort tot de helft van de duur van het huwelijk met een maximum van 5 jaar. Overigens zijn er nog wel uitzonderingen op deze hoofdregel, zoals in het geval er nog kinderen jonger dan 12 jaar zijn op het moment van de echtscheiding en in het geval het huwelijk langer dan 15 jaar heeft geduurd.

Of de ontvangende partij een nieuwe partner krijgt en daarmee gaat samenwonen, trouwen of een geregistreerd partnerschap aangaat, heeft in het wetsvoorstel geen invloed meer op het recht op partneralimentatie. Ook wordt het mogelijk om reeds bij huwelijkse voorwaarden bindende afspraken over de partneralimentatie te gaan maken. Tot slot wijzigt de wijze van berekenen van de behoefte van de ontvangende partij. Nu werken we met een huwelijks gerelateerde behoefte, waarbij de mate van welstand gedurende het huwelijk het aanknopingspunt is. Het wetsvoorstel gaat echter uit van het inkomensverlies dat de ontvangende partij door het huwelijk heeft geleden.

Of al deze wijzigingen daadwerkelijk wet zullen worden is nog de vraag, maar in ieder geval is met het indienen van het wetsvoorstel wel een eerste stap gezet in de richting van een wijziging van het stelsel van partneralimentatie.

Bron: Actuele artikelen

De eenzijdige beëindiging van een betalingsregeling

De eenzijdige beëindiging van een betalingsregeling

Schuldeisers sluiten vaak een betalingsregeling met hun debiteur – Een betalingsregeling is een gewone overeenkomst, die beide partijen dienen na te komen en niet kan worden opgezegd zolang de debiteur aan zijn betalingsverplichting voldoet.

Zolang dus de debiteur de regeling nakomt en trouw betaald kan de schuldeiser geen snellere afbetaling vragen of ineens de gehele vordering opeisen. Of toch wel?

Stel dat u met uw debiteur, die in financiële moeilijkheden zit een betalingsregeling afspreekt van EU 1000,- euro per maand, omdat het inkomen onvoldoende is. De schuld is dan niet meer ineens opeisbaar zolang de debiteur deze nakomt.
Maar stel dat uw debiteur inmiddels zijn inkomen weer heeft verdubbeld, bent u dan nog gebonden aan deze regeling?

Volgens het Hof Amsterdam niet: Onder omstandigheden kan worden geoordeeld dat van de schuldeiser in redelijkheid niet kan worden verlangd dat deze met de ongewijzigde betalingsregeling genoegen blijft nemen.
Zo`n omstandigheid doet zich voor indien de financiële situatie van de schuldenaar na de totstandkoming van de betalingsregeling sterk is verbeterd.

Het Hof Amsterdam oordeelde in een uitspraak in 2013 dat de schuldeiser in het desbetreffende geval aanpassing van de betalingsregeling kon verlangen. De oude regeling was een schuld van EUR 18.000,-. met EUR 50,- per maand. Meer kon deze schuldeiser niet missen. Na enige tijd stond de debiteur er financieel beter voor en de schuldeiser om meer aflossing. De schuldenaar beriep zich echter op de betalingsregeling.

Het Hof oordeelde:
“Gezien de hoogte van de overeengekomen afbetalingstermijnen enerzijds en de nog verschuldigde hoofdsom anderzijds, was totale aflossing van de schuld niet binnen afzienbare tijd te verwachten. De financiële positie van klager was voorts aanzienlijk verbeterd. Klager heeft ook niet betwist dat hij tot hogere aflossingen in staat was. ”
Lees hier de uitspraak van het Hof

Op grond daarvan vond het Hof het geoorloofd dat een gewijzigde, snelere betaling, van de debiteur kon worden gevergd. Voor schuldeisers is het, afgezien van deze uitspraak, natuurlijk belangrijk om altijd in de betalingsregeling overeen te komen dat de regeling kan worden herzien (herzieningsclausule), indien de financiële situatie van de debiteur wijzigt.