In goede harmonie uit elkaar

De berichtgeving over echtscheidingen is in de media vaak negatief, het woord vechtscheiding valt zo vaak dat je haast zou denken dat iedere echtscheiding op een vechtscheiding uitloopt. Zeker als daar kinderen bij betrokken zijn, is dat voor alle betrokkenen een zeer traumatische ervaring. Ik kom deze zaken ook zeker in mijn praktijk  tegen, doch gelukkig gaan veel mensen in relatief goede harmonie uit elkaar. Zij hebben nadat ze de beslissing tot echtscheiding, of verbreking geregistreerd partnerschap of samenleving hebben genomen, ook goed nagedacht over de gevolgen daarvan. Niet alleen financieel, maar ook voor de kinderen.

Ouders die beseffen dat zij, ondanks het feit dat ze uit elkaar gaan, er samen moeten blijven zijn voor de kinderen. Een goed uitgewerkt ouderschapsplan maakt onderdeel uit van een dergelijke manier van uit elkaar gaan. Ouders en – voor zover de leeftijd van de kinderen dat toelaat – ook de  kinderen hebben serieus nagedacht over hoe de zorg voor de kinderen verdeeld zal worden na de scheiding. En daarbij wordt met zorg niet enkel de fysieke aanwezigheid van het kind bij de ene of de andere ouder bedoeld, maar juist ook de manier van opvoeding, welke niet persé gelijk hoeft te zijn overigens. Ook financieel verandert er veel. Er zijn verschillende manieren om de kosten van de kinderen te verdelen na de scheiding. In een situatie waar de kinderen het grootste deel van de tijd bij één van de ouders verblijft, zal veelal gekozen worden voor het betalen van kinderalimentatie door de ouder waar het kind niet zijn hoofdverblijf heeft aan de ouder waar het kind wel zijn hoofdverblijf heeft.

In de situatie waar de zorg qua tijd ongeveer gelijk verdeeld is, kiezen veel ouders voor een kinderrekening. Wel krijg ik vaak de vraag hoe daar dan precies mee om te gaan. Bij het hanteren van een kinderrekening wordt er vanuit gegaan dat beide ouders de dagelijkse kosten van levensonderhoud zoals eten, drinken en verzorging voor de kinderen à € 5,00 per dag (derhalve € 75,00 per ouder per maand) ieder zelf voldoen. Ook de kosten van vakantie met de betreffende ouder wordt door die ouder zelf voldaan; hiervoor wordt een bedrag ter grootte van 6% van de behoefte van de kinderen per ouder per maand gereserveerd; tevens worden de kosten van huisvesting door de betreffende ouder zelf voldaan, hiervoor wordt een bedrag ter grootte van 8% van de behoefte van de kinderen per maand per ouder gereserveerd. De kosten voor de middellange termijn zoals kleding, schoolgeld, schoolbenodigdheden, contributies, sportbenodigdheden, cadeaus enz. alsmede de kosten voor de lange termijn zoals fiets, computer, schoolreizen enz. worden van de kinderrekening voldaan. Bedragen tot € 100,00 kunnen zonder nader overleg met de andere ouder worden opgenomen, bedragen daarboven dienen altijd in overleg te worden opgenomen. Eén van de ouders houdt de administratie van de kinderrekening bij, welke op eerste vraag van de andere ouder aan hem/haar ter beschikking wordt gesteld.

Kortom het is belangrijk alle zaken rondom de kinderen goed van te voren te bespreken, zodat een goede regeling overeengekomen kan worden. Immers is een goed lopende kinderrekening beter dan dat de kinderen ‘het kind van de rekening te laten worden.’

Bron: Actuele Artikelen                      

Partneralimentatie op de schop?

Er is het afgelopen jaar al veel geschreven over de wijzigingen met betrekking tot de kinderalimentatie. Daar is immers veel in veranderd en nog steeds is niet volledig duidelijk hoe omgegaan moet worden met het kindgebondenbudget in relatie tot de wijze van berekenen van de kinderalimentatie. Over dit punt zijn prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad. Inmiddels heeft de Advocaat Generaal zijn advies uitgebracht hoe met dit punt om te gaan. Zijn advies is dat het kindgebondenbudget niet van de behoefte van het kind moet worden afgetrokken, maar bij het inkomen van de ontvangende partij moet worden opgeteld en zo moet worden meegenomen in de berekening van de kinderalimentatie. De Hoge Raad is echter niet verplicht om het advies van de Advocaat Generaal op te volgen, zodat het nog afwachten is wat de definitieve uitkomst van dit vraagstuk zal zijn. Tot die tijd zullen de rechtbanken de richtlijn van de Expertgroep Alimentatienormen volgen, hetgeen inhoudt dat het kindgebondenbudget in zijn geheel van de behoefte van het kind moet worden afgetrokken.

Dan de partneralimentatie. Bij de berekening en vaststelling van partneralimentatie zijn we al jaren gewend dat deze geldt voor de duur van 12 jaar, tenzij het huwelijk niet langer dan 5 jaar heeft geduurd en kinderloos is gebleven. In die laatste situatie is de duur van de partneralimentatie gelijk aan de duur van het huwelijk. Verder geldt thans dat de verplichting om partneralimentatie te betalen vervalt zodra de ontvanger hertrouwt, een geregistreerd partnerschap aangaat of gaat samenleven als ware men gehuwd. Het recht op partneralimentatie is dan volledig vervallen en herleeft ook niet meer.

Van deze regels kan overigens wel bij echtscheidingsconvenant afgeweken worden op het moment dat het huwelijk eindigt, maar het is onder de huidige regelgeving niet mogelijk om bij huwelijkse voorwaarden reeds afspraken te maken over eventuele partneralimentatie.

De samenleving is echter behoorlijk veranderd sinds de invoering van deze regels op het gebied van partneralimentatie. Er is dan ook een wetsvoorstel ingediend om de regels rondom de partneralimentatie te wijzigen en daarmee aan te passen aan de huidige samenleving, waarin veel meer zelfredzaamheid van beide partners wordt verwacht.

In grote lijnen komt het er op neer dat de duur van de partneralimentatie behoorlijk verkort wordt en afhankelijk wordt van de duur van het huwelijk. Voorgesteld is dat de duur van de partneralimentatie wordt bekort tot de helft van de duur van het huwelijk met een maximum van 5 jaar. Overigens zijn er nog wel uitzonderingen op deze hoofdregel, zoals in het geval er nog kinderen jonger dan 12 jaar zijn op het moment van de echtscheiding en in het geval het huwelijk langer dan 15 jaar heeft geduurd.

Of de ontvangende partij een nieuwe partner krijgt en daarmee gaat samenwonen, trouwen of een geregistreerd partnerschap aangaat, heeft in het wetsvoorstel geen invloed meer op het recht op partneralimentatie. Ook wordt het mogelijk om reeds bij huwelijkse voorwaarden bindende afspraken over de partneralimentatie te gaan maken. Tot slot wijzigt de wijze van berekenen van de behoefte van de ontvangende partij. Nu werken we met een huwelijks gerelateerde behoefte, waarbij de mate van welstand gedurende het huwelijk het aanknopingspunt is. Het wetsvoorstel gaat echter uit van het inkomensverlies dat de ontvangende partij door het huwelijk heeft geleden.

Of al deze wijzigingen daadwerkelijk wet zullen worden is nog de vraag, maar in ieder geval is met het indienen van het wetsvoorstel wel een eerste stap gezet in de richting van een wijziging van het stelsel van partneralimentatie.

Bron: Actuele artikelen