Dwangsom Voor De Moeder Die Pakjesavond Bij Vader Tegenhoud

Pakjesavond, kerstviering en Nieuwjaar staan elk jaar gerant voor fikse ruzies tussen ouders over de omgang en de uitvoering van de omgangsregeling.

Pakjes avond, kerstviering en Nieuwjaar staan elk jaar gerant voor fikse ruzies tussen ouders over de omgang en de uitvoering van de omgangsregeling.

Zo ook in geval van de ouders die scheidden in 2019, een omgangsregeling hadden en ook gezamenlijk het ouderlijk gezag.

De vader wilde met hun 5-jarige zoon op 5 december sinterklaas pakjesavond vieren, samen met zijn nieuwe partner en hun kinderen. Zoals vaker gebeurd ontstaat dan een conflict, min of meer ingegeven door afgunst, overbezorgdheid over het welzijn van het kind, de nieuwe partner of om andere redenen. In dit geval weigerde de moeder medewerking aan de omgang van de zoon tijdens pakjesavond, omdat dit volgens haar ‘te vermoeiend’ voor haar zoon zou zijn. Deze had dezelfde dag ook op school al sinterklaasviering, en moest ook naar een belangrijke zwemles.

Hoewel men zich afvraagt waarom het noodzakelijk is voor dergelijke zaken aar de rechter te stappen, deed de vader dit toch. En dwangsom werd gevorderd, voor het geval de moeder aan deze omgang niet zou meewerken.
De rechter wees de vordering toe, inclusief de dwangsom.

In veel uitspraken wordt een dwangsom in dergelijke vordering in eerste instanties afgewezen. Pas nadat een ouder structureel en zonder goede reden de omgangsregeling met de andere ouder frustreert, gaat de rechter er toe over zwaardere maatregelen te nemen.

De Afwikkeling Van Een Nalatenschap: Conflict Met De Executeur?

Wanneer een executeur zijn taak niet goed vervult, door traag of ondoorzichtig handelen, onterecht schulden betaalt of onbegrijpelijk kosten in rekening brengt, staan de erfgenamen slechts enkele mogelijkheden open om daar iets aan te doen.

Bij de afwikkeling van een nalatenschap kent met 3 soorten executeurs, grofweg de 1, 2 en 3 sterren executeur genaamd. Meer daarover leest u hier.

De executeur wordt niet door de erfgenamen aangewezen, maar wordt door de erflater benoemd in het testament. De erfgenamen zijn daar aan gebonden.

De beheersexecuteur wikkelt de nalatenschap van een overledene af, maar mag deze niet verdelen. Voor de verdeling is dan weer de medewerking van de gezamenlijke erfgenamen noodzakelijk.
De beheersexecuteur is wat de titel inhoud: hij heeft het beheer over de nalatenschap. Hij betaalt schulden, en voor zover nodig liquideert hij goederen om de schuldeisers te voldoen. Maar ook dan is in enkele gevallen de medewerking van de erfgenamen noodzakelijk. Door het beheer en door het afleggen van een rekening en verantwoording aan het einde van het beheer wordt het voor de erfgenamen duidelijk wat de omvang van de nalatenschap en hoe groot dus ieders erfdeel is.

Voor de executeur-afwikkelingsbewindvoerder geldt nagenoeg hetzelfde, maar de afwikkelingsbewindvoerder heeft meer zelfstandige bevoegdheden. Hij kan ook zelf de verdeling tussen de erfgenamen tot stand brengen. De erfgenamen hebben zelf niet veel te zeggen over het beheer en de verdeling.

Problemen met de executeur.

De executeur wordt in de meeste gevallen niet door de erfgenamen aangewezen, maar wordt door de erflater benoemd in het testament. De erfgenamen zijn daar aan gebonden.

Wanneer een executeur zijn taak niet goed vervult, door trage afhandeling, ondoorzichtig handelen, of onterechte schulden betaalt of onbegrijpelijk kosten in rekening brengt, staan de erfgenamen maar enkele mogelijkheden open om daar iets aan te doen.

Welke maatregelen indien de executeur zijn werk niet doet?

Indien erfgenamen niet tevreden zijn met een executeur, omdat deze zijn taak niet naar behoren vervult, kunnen de erfgenamen actie ondernemen. Hieronder leest u welke maatregelen mogelijk zijn.

Ontslag van de executeur
Op verzoek van een of mee erfgenamen kan de kantonrechter een executeur ontslaan worden.

In artikel 4:149 sub f is bepaald dat de kantonrechter de executeur kan ontslaan op grond van gewichtige redenen, op verzoek van een mede-executeur, een erfgenaam of het openbaar ministerie, dan wel ambtshalve. De executeur kan ook tijdelijk geschorst worden, voor de duur van de ontslagprocedure, totdat een onderzoek naar de taakvervulling is verricht, en een definitieve beslissing volgt. Zoals uit dit artikel volgt kan niet iedereen het ontslag verzoeken; Een verzoek wordt in de praktijk meestal ingediend door een of meer ontevreden erfgenamen.
Ook de executeur zelf kan zijn ontslag aanvragen, indien hij zijn taak niet meer kan of wil vervullen en zijn dat geval zal de kantonrechter altijd overgaan tot ontslag.

Redenen voor het ontslag van de executeur

In de praktijk zijn de drie meest voorkomende reden voor ontslag

  • het niet of niet snel genoeg aanvaarden van de functie,
  • het te laat aanvangen van de werkzaamheden, of gewoon
  • slechte uitvoering van de noodzakelijke taken.

    Door traag handelen van de executeur kan immers schade ontstaan door het onbeheerd blijven van goederen en het ontstaan van nieuwe schulden. Ook kan door vertraging belangrijke administratie verloren gaan. De executeur kan ook worden ontslagen wanneer de taken niet goed of niet op tijd worden uitgevoerd.

De talmende executeur

Indien de executeur te lang wacht met het aanvaarden van zijn functie ontstaat er een probleem voor de erfgenamen: zij kunnen immers zelf niets doen om de nalatenschap af te wikkelen. Zij zijn gebonden aan de benoeming van de executeur. Maar de executeur dient deze volgens de wet wel eerst officieel te aanvaarden.
Indien de executeur er te lang over doet om zijn functie te aanvaarden, dan kunnen een of meer erfgenamen de kantonrechter vragen om een termijn te stellen aan de executeur. Na verloop van die termijn kan de in het testament genoemde persoon zijn taken als executeur niet meer aanvaarden.

Volgens de wet dient de executeur nadat hij de functie heeft aanvaard zijn taken ‘met bekwame spoed’ te gaan uitvoeren. Hij dient volgens het testament meestal binnen 3 tot 6 maanden na het overlijden een boedelbeschrijving te hebben gemaakt, en die ter kennis hebben gebracht aan de erfgenamen.

Alsnog ontslag slecht presterende executeur

Is de executeur echter in gebreke met zijn beheerstaken, door bijvoorbeeld geen boedelbeschrijving te maken, goederen onbeheerd te laten, geen informatie te geven aan de erfgenamen, dan kunnen de erfgenamen aan de kantonrechter alsnog verzoeken om de executeur te ontslaan.

Wanneer wordt de executeur ontslagen

Een ontevreden erfgenaam is geen uitzondering. Eén erfgenaam wil nu eenmaal meer of anders geïnformeerd worden dan een andere erfgenaam. Vaak heeft elke erfgenaam een eigen mening over de afwikkeling, en in veel gevallen spelen ook de persoonlijke verhoudingen een rol. Erfgenamen en executeur zijn niet zelden ook familie van elkaar. Een executeur handelt zelfstandig en hoeft voor de uitvoering van veel taken geen aanwijzingen van de erfgenamen op te volgen. Een conflict ligt dus altijd op de loer.

Indien een erfgenaam om een dringende reden het ontslag aanvraagt, dient de kantonrechter degelijk te onderzoeken of de klachten terecht zijn.

Grondige redenen voor een ontslag

De erfgenaam moet echter met hele grondige redenen komen, en zal daarvan ook duidelijke aanwijzingen moeten aanleveren in de vorm van schriftelijk bewijs. De aanvraag moet dan ook degelijk onderbouwd zijn en mag niet zomaar gestoeld zijn op persoonlijke onvrede, of een persoonlijk conflict.
Aan een werkelijk ontslag dienen gewichtige redenen ten grondslag te liggen, zoals wanbeheer (goederen blijven onbeheerd, schuldeisers gaan er van door met zaken, de boedelbeschrijving is zeer gebrekkig, of de executeur misbruikt bevoegdheden al of niet voor eigen gewin, of hij bevoordeelt een of meer erfgenamen, waar hij anderen benadeelt. De kantonrechter dient per geval te onderzoeken of de omstandigheid ernstig genoeg is om gewichtige redenen aan te nemen om tot ontslag van de executeur over te gaan.

De ontslagen executeur kan zijn werkzaamheden niet meteen staken, omdat de wet bepaalt dat zijn taak pas eindigt indien de nieuwe executeur of de erfgenamen zelf die taken gaan uitvoeren.

Vervanging van de executeur

Na ontslag dient in de meeste gevallen te worden voorzien in een vervangende executeur. Indien het testament een reserve executeur noemt, wordt deze benaderd en wordt die aangewezen om de taken voort te zetten.
Als het testament geen reserve-executeur noemt mag de kantonrechter alleen een nieuwe executeur aanwijzen als dit in het testament expliciet is bepaald. Indien het testament hierover zwijgt, moeten de erfgenamen in onderling overleg zelf de erfenis afwikkelen. Mogelijk met nog meer problemen tot gevolg.

Zelf afwikkelen na ontslag executeur

Dit zelf in onderling overleg de nalatenschap afwikkelen kan een probleem worden, indien de erfgenamen niet of niet snel tot overeenstemming kunnen komen. Kantonrechters voorzien dit meestal tijdig. Indien een aanvraag tot ontslag wordt ingediend door één of enkele ontevreden erfgenamen, maar alle overige erfgenamen zich afzijdig houden, of juist de executeur steunen, zal de kantonrechter extra kritisch zijn bij het onderzoek naar de gewichtige redenen.
Indien niet alle erfgenamen achter de ontslagaanvraag staan, zal het duidelijk zijn dat alleen in geval een nieuwe executeur de taken voortzet, problemen kunnen worden voorkomen. In het andere geval, dat zich geen nieuwe executeur aandient, of indien er geen reserve executeur is, zullen de erfgenamen, waar tussen al enige onenigheid is gerezen, aan zichzelf zijn overgelaten bij de afwikkeling van de nalatenschap. De problemen kunnen dan nog ernstiger worden. Die situatie voorspelt meestal weinig goeds voor een snelle en heldere afwikkeling en verdeling van de nalatenschap. Na ontslag van een executeur, en indien geen nieuwe executeur de taken voortzet, kan het vaak nog jaren duren alvorens de afwikkeling gereed is.

Wees terughoudend bij een ontslag aanvraag van de executeur

Men dient dus zeer terughoudend te zijn bij een aanvraag om ontslag van de executeur. De executeur zou immers in zo`n situatie, nog voordat de kantonrechter een besluit neemt, zelf zijn taak kunnen neerleggen of ontslag aan kunnen vragen, bijvoorbeeld wegens het ontbreken van het noodzakelijke vertrouwen bij de erfgenamen. Dan zijn de erfgenamen op zichzelf aangewezen om de nalatenschap af te wikkelen. Bij complexe nalatenschappen kan dat voor aanzienlijke problemen, hoge kosten en lange vertraging zorgen.

Hebt u vragen over de afwikkeling van een nalatenschap, over de executeur of afwikkelingsbewindvoerder, bel dan met 0900-advocaten of zend een bericht aan advocaten.nl.

De Beloning Van De Executeur Van De Nalatenschap

De beloning van een executeur of bewindvoerder die is betrokken bij de nalatenschap kan aanleiding geven tot geschillen, tenzij zowel de benoeming als de beloning goed is geregeld. Sommige nalatenschappen vergen bij de afwikkeling nu eenmaal meer en complexere taken dan andere. Een redelijke beloning die op heldere wijze is berekend kan conflicten voorkomen.

Een erflater kan bij testament een persoon benoemen die voor de erfgenamen bepaalde taken uitvoert. Er zijn verschillende soorten executeurs, waarover u hier meer leest.
Afhankelijk van de soort bewindvoerder zal de bemoeienis meer of minder zwaar zijn. Een executeur die uitsluitend de begrafenis regelt is natuurlijk sneller klaar met zijn taak als een executeur afwikkelingsbewindvoerder. Bovendien bepaalt de de omvang en de complexiteit van de nalatenschap welke taken dienen te worden uitgevoerd. Tot slot is ook van groot belang wat de opstelling van de erfgenamen zal zijn; gaan deze met elk redelijk voorstel van de executeur akkoord, dan is zijn taak natuurlijk aanzienlijk eenvoudiger, dan wanneer hij voortdurend tegenstand ervaart van een of meer erfgenamen. Welke middelen de erfgenamen hebben om bezwaren tegen de executeur kenbaar te maken leest u in een volgend artikel.

De wet bepaalt in artikel 4:159 BW dat de executeur 1% van de omvang van de nalatenschap (berekend op de sterfdag) ontvangt als vergoeding voor zijn bemoeienis bij de afwikkeling van de nalatenschap.
Artikel 4:159 BW lid 1: “Tenzij bij uiterste wil anders is geregeld, komt de bewindvoerder, of als er meer dan een bewindvoerder is, hun tezamen, per jaar een ten honderd van de waarde aan het einde van dat jaar van het onder bewind staande vermogen toe.”

Deze beloning is dus geen uurtarief en is ook niet afhankelijk van de hoeveelheid of complexiteit van het werk dat moet worden uitgevoerd. In sommige gevallen kan die beloning dus veel te laag” of te hoog uitvallen.

Artikel 4:159 lid 3 BW bepaalt: “Op grond van onvoorziene omstandigheden kan de kantonrechter, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de bewindvoerder, van de rechthebbende of iemand in wiens belang het bewind is ingesteld, voor bepaalde of voor onbepaalde tijd de beloning anders regelen dan bij de uiterste wil of de wet is aangegeven.
In bijzondere gevallen kan de kantonrechter de beloning veranderen, bijvoorbeeld indien de beloning onredelijk hoog of laag is.

Indien een professionele bewindvoerder wordt benoemd wordt er meestal een uurtarief bepaald.

Is er niets ver het loon geregeld in het testament dan kan de executeur teveel of te weinig beloning ontvangen. Dan spreekt u onderling een uurtarief af. Dit tarief kan per professional verschillen en in de loop der jaren veranderen. Een uurtarief houdt rekening met de hoeveelheid werk en de complexiteit van de nalatenschap. Benoemt u een vriend? Dan geeft een vast bedrag voldoende erkenning, zonder teveel druk bij de executeur te leggen over de nalatenschap.

De erflater doet er dan ook verstandig aan om, naast de benoeming van de executeur, ook het loon in het testament vast te leggen. Dit zal in dat geval meestal een uurtarief bedragen. Hoewel nog de vraag is of een executeur werkelijk zijn taak zal aanvaarden na het overlijden, kan in dat geval geen geschil meer ontstaan over de kosten. Het loon dient immers te worden voldaan uit de nalatenschap, en die kosten worden dus omgeslagen over alle erfgenamen gezamenlijk.

Indien een vriend of familielid, bijvoorbeeld één van de erfgenamen zelf, wordt benoemd kan ook een vast bedrag worden toegekend, of een combinatie van een gematigd uurtarief en een vast bedrag.

Een familielid of erfgenaam heeft vaak een eenvoudiger taak omdat deze al enig inzicht heeft in de complexiteit van de nalatenschap. Bovendien is de beloning hier minder belangrijk, omdat men een taak uitvoert voor familieleden.

De erfgenaam doet ook verstandig indien het testament bepaalt hoe de beloning wordt uitbetaald, tussentijds of achteraf door vaststelling door de erfgenamen, of door de executeur zelfstandig vast te stellen, mits er naderhand rekenschap wordt afgelegd aan de erfgenamen.

Meer informatie over de (onredelijke) belang van een executeur, wanbeleid of andere vragen over de executeur, bel 0900 advocaten of stuur een bericht aan advocaten.nl. Professionele juristen en advocaten beantwoorden uw vragen.

Het Onterfde Kind En De Legitimaire Massa

Door onterving ontstaat een recht op de legitieme portie. Hoewel dit slechts een vordering in geld is, ontstaan vaak probleem bij de vaststelling van deze vordering. Een onterfd kind, ook wel legitimaris genoemd, heeft immers alleen een vordering, maar is niet betrokken bij de verdeling van de nalatenschap. Hoe wordt deze vordering berekend en welke regels gelden bij vaststelling van de de legitimaire massa.

Kinderen en de echtgenoot zijn de wettelijke erfgenamen. Is er geen testament, dan erven zij alle gelijke delen. Een ouder kan een echtgenoot of een kind onterven door een testament te maken. Wordt in een testament een ander als enig erfgenaam benoemd, of een wettelijk erfgenaam uitgesloten, dan is er sprake van onterving. Huwt een een vader van kinderen na het overlijden van zijn echtgenoot opnieuw, en overlijdt de vader zonder een testament te maken, dan zijn de kinderen feitelijk onterft, al hebben zij wel een vordering op de nieuwe echtgenoot.

In één geval geldt in de wet een remedie tegen de onterving. De wet bepaalt dat het onterfde kind een beroep kan doen op de legitieme portie. De legitieme geldt niet voor de echtgenoot of eventueel andere erfgenamen bij versterf in de 2e of 3e graad, en ook niet voor stiefkinderen. Echter wel weer kleinkinderen; als een kind vóór de ouder overlijdt, en zelf kinderen had, dan worden die kinderen legitimaris door plaatsvervulling.

De legitieme portie
De wet kent aan een kind uit de erfenis van zijn ouder een minimaal deel. Het kind kan niet voor minder dan dit deel worden gekort in zijn wettelijke rechten.

Een kind dat is onterfd en die recht heeft op de legitieme portie wordt ook ‘legitimaris’ genoemd. De legitimaris heeft 5 jaar na het overlijden de tijd om zijn deel op te eisen.

Dit opeisen moet de legitimaris doen bij de executeur of de erfgenamen. De wet bepaalt hier dat de legitimaris geen aandeel in alle goederen kan eisen, maar slechts een bedrag, dat een deel vertegenwoordigd van de waarde van de gehele nalatenschap. Hoe deze wordt berekend wordt hier uitgelegd, dat handelt over de legitimaire massa.

De legitieme portie is een vordering in geld, en in omvang de helft van de waarde die hij als wettelijk erfgenaam zou ontvangen, als hij niet onterft was. Een onterfd kind die één broer heeft zou dus 50% erven van de nalatenschap van een ouder. Is de broer tot enig erfgenaam aangewezen dan is het kind dus onterfd, maar heeft in elk geval recht op een bedrag in geld, dat 25% van de omvang van de nalatenschap bedraagt. Hij moet dan binnen 5 jaar vorderen bij de broer.

De legitimaire massa.
Het wettelijk erfdeel wordt berekend over de waarde van de nalatenschap. De legitieme portie (de helft van het wettelijk erfdeel) wordt echter niet berekend over de waarde van de nalatenschap maar over de legitimaire massa. Dit is de legitimaire aanspraak.

Het is voor de legitimaris belangrijk dit onderscheid in de gaten te houden, omdat deze bepaling voorkomt dat zijn legitieme portie toch niet via een vermindering van de nalatenschap door toedoen van de erflater alsnog lager wordt dan de helft van een wettelijke erfdeel.

De legitimaire massa is de waarde van een erfenis op de dag van overlijden, maar vermeerderd met de giften van de erflater voorafgaande aan het overlijden gedaan. De kosten van de nalatenschap, zoals beheerskosten, begrafenis of crematie, kosten van de bewindvoerder of executeur etc worden hier nog van afgetrokken.

De wet bepaalt in artikel 4:65 BW
De legitieme porties worden berekend over de waarde van de goederen der nalatenschap, welke waarde wordt vermeerderd met de bij deze berekening in aanmerking te nemen giften en verminderd met de schulden, vermeld in artikel 7 lid 1 onder a tot en met c en f. Buiten beschouwing blijven giften waaruit schulden als bedoeld in artikel 7 lid 1 onder i zijn ontstaan.

Stel dat de broer, die tot enig erfgenaam is aangewezen, tijdens het leven van de ouder al aanzienlijke sommen geld heeft ontvangen, en laten we aannemen dat de ouder 10 jaren vóór zijn overlijden al de helft van zijn vermogen heeft geschonken aan de de broer als enig erfgenaam, dan zou de onterfde broer die schenking in de berekening moeten betrekken om de legitimaire massa te kunnen vaststellen.

De wet bepaalt dus dat die giften voor de vaststelling van de legitimaire aanspraak fictief moeten worden “ingebracht”, dus opgeteld bij de waarde van de nalatenschap op de dag van het overlijden. De hoofdregel is de vijfjaarstermijn in artikel 4:67 BW sub e BW: Als de gift binnen vijf jaar voor het overlijden van de erflater is gedaan, wordt de gift meegenomen in de berekening van de legitimaire massa.

Artikel 4:67 BW geeft een opsomming welke door de erflater gedane giften in aanmerking moeten worden genomen voor de bepaling van de legitimaire massa, ook indien deze giften langer dan 5 jaar geleden hebben plaatsgevonden. Niet elke gift wordt in aanmerking genomen. Kleine giften, voor zover gebruikelijk, blijven buiten beschouwing, giften aan de echtgenoot, en giften in verband met kosten van levensonderhoud doorgaans ook.
Bij de berekening van de legitieme porties worden de volgende door de erflater gedane giften in aanmerking genomen:
a. giften die kennelijk gedaan en aanvaard zijn met het vooruitzicht dat daardoor legitimarissen worden benadeeld;
b. giften die de erflater gedurende zijn leven te allen tijde had kunnen herroepen of die hij bij de gift voor inkorting vatbaar heeft verklaard;
c. giften van een voordeel, bestemd om pas na zijn overlijden ten volle te worden genoten;
d. giften, door de erflater aan een afstammeling gedaan, mits deze of een afstammeling van hem legitimaris van de erflater is;
e. andere giften, voor zover de prestatie binnen vijf jaren voor zijn overlijden is geschied.

Een curieuze regel is die van art 4:67 sub d:
de giften, door de erflater aan een afstammeling gedaan, mits deze of een afstammeling van hem legitimaris van de erflater is;

Als voorbeeld kan hier gelden:
Een alleenstaande moeder met twee kinderen, broer A en zus B, schenkt een woning met een waarde van € 500.000,- aan haar B. Acht jaar nadat B de schenking kreeg overlijdt de moeder. De nalatenschap bestaat nog uit uit een bankrekening met € 20.000,- en er zijn geen schulden. Beide kinderen zijn ieder voor de helft erfgenaam. Feitelijk is broer A onterft, althans ernstig gekort in zijn rechten.
Het saldo van de nalatenschap is dus niet meer dan € 20.000,-.
Als A. en B. beiden de nalatenschap aanvaarden en broer A. een beroep op zijn legitieme portie doet, zou de legitimaire massa (€ 500.000 + € 20.000 =) € 520.000 bedragen. Zijn wettelijk erfdeel zou € 260.000 bedragen, dus de legitimaire aanspraak van A. is € 130.000. Op die legitimaire aanspraak wordt zijn aandeel in het saldo van de nalatenschap nog in mindering gebracht, dus verminderd met € 10.000,- . Zijn legitimaire tekort is nu dus € 120.000. Broer A kan nu zus B aanspreken door de aanspraak van B op de nalatenschap in te korten, maar ook op de (waarde van de) gift van B.
Volgens de concrete opvatting zou zuster B echter eenvoudig deze aanspraak van A kunnen ontlopen: door de nalatenschap te verwerpen zonder zich haar legitieme voor te behouden, zullen de giften die langer dan vijf jaren voor het overlijden van de erflater zijn uitgevoerd volgens artikel 4:67 sub d niet meer voor inkorting vatbaar zijn. Door verwerping is B immers geen legitimaris meer in de ruime zin (zij is dan geen erfgenaam meer). De uitzondering van art 4:67 sub d is dan van toepassing: de schenking wordt meegerekend “mits zij erfgenaam is“.
Het maakt hierbij overigens niet uit of B zou zijn onterfd en B de legitieme niet zou opeisen.

In de literatuur is ook de opvatting beleden dat een dergelijke zienswijze niet redelijk is. Op die wijze wordt A immers ernstig benadeeld, en de wetsregel geeft dan niet het door de wet gewenste resultaat. De abstracte zienswijze gaat er van uit de in artikel 4:67 sub d wordt bedoeld met “mits deze of een afstammeling van hem legitimaris van de erflater is” de legitimaris in ruime zin wordt bedoeld, ongeacht of deze zich bediend van de “legitieme”. In deze abstracte opvatting maakt het niet uit dat B de nalatenschap verwerpt; de bepaling van artikel 4:67 sub d wordt geabstraheerd van de door een kind werkelijk een beroep op de legitieme is of kan worden gedaan.

In de abstracte opvatting kan A dus altijd inkorten en daarvoor B aanspreken.
In één uitspraak van het gerechtshof Leeuwarden wordt de abstractie visie gevolgd.
“Evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat voor het zijn van ‘legitimaris’ in de zin van artikel 4:67 lid d BW niet relevant is of een beroep op de legitieme portie is gedaan of niet. Het woord ‘legitimaris’ in artikel 4:67 lid d duidt de persoon aan die aanspraak kan maken op een legitieme portie, niet slechts de persoon die dat ook daadwerkelijk heeft gedaan. Steun voor deze uitleg biedt de omschrijving die het hiervoor vermelde artikel 4:63 lid 2 BW geeft van legitimarissen, te weten afstammelingen van de erflater die door de wet als erfgenamen tot zijn nalatenschap worden geroepen.”

Dit lijkt een meer redelijke opvatting te zijn waarvoor meerdere argumenten gelden. Het gaat te ver om al deze argumenten hier te noemen maar voor meer informatie kunt u bellen met 0900- advocaten of een bericht zenden aan Advocaten.nl.

Afstand Van Het Recht Op Alimentatie – Kan Dat Bij De Huwelijkssluiting Al Worden Vastgelegd?

Afscheid nemen doet zeer, zeker als er een hoge alimentatie verschuldigd wordt na de echtscheiding. Veel echtelieden komen vóór het huwelijk al overeen om daarop geen aanspraak te maken. Maar werkt dat ook?

Levensonderhoud na de echtscheiding is een wettelijke recht waar op elke ex partner jegens de andere partner een beroep kan doen. Toch doen ex-partners regelmatig afstand van dit recht bij de echtscheiding.
Hoewel sinds 2018 de termijn waarin de alimentatie dient te worden betaald verkort is van 12 naar 5 jaren komt het nog regelmatig voor dat echtelieden reeds vóór de huwelijkssluiting dit beroep op alimentatie willen uitsluiten.

Afstand van onderhoudsbijdrage of alimentatie
Bij huwelijkse voorwaarden kunnen echtgenoten reeds vóór het huwelijk overeen komen dat zij over en weer afzien van het recht op partneralimentatie na de echtscheiding.

Dit zogenaamde nihilbeding wordt door sommige notarissen bij het opstellen van de huwelijkse voorwaarden opgenomen, maar met dien verstande dat de contractspartijen rekening moeten houden met de omstandigheid dat dit beding mogelijk geen rechtskracht heeft.

In de wet is bepaald dat echtelieden bij de echtscheiding kunnen overeenkomen (vóór of na de echtscheidingsbeschikking) of en welk bedrag één ex-partner jegens de ander alimentatie verschuldigd is. (art. 1:158 Burgerlijk wetboek) Een overeenkomsten waar in partijen reeds vooraf afstand doen van dit recht is echter nietig, zoals is te lezen in artikel 1:400 lid 2 Burgerlijk wetboek.

Een nihilbeding wordt echter zowel in de wet als in de parlementaire geschiedenis niet zonder meer als nietig beschouwd. Zowel in de rechtspraak als in de literatuur zijn de opvatting over dit onderwerp verdeeld. In de rechtspraak zijn in 1980 en 1996 arresten gewezen door de Hoge Raad. Nihilbedingen in voorhuwelijkse voorwaarden zijn een aantal maal voorgelegd aan Rechtbanken en ook in appel is de kwestie voorgelegd.
Volgens de jurisprudentie is een voorhuwelijkse nihilbeding nietig, maar onder bijzondere omstandigheden kan het beroep op de nietigheid van het beding in strijd zijn met de redelijkheid en billijkheid. Dat wil zeggen dat het beding kennelijk toch indirecte werking kan hebben, ook al is de uitkomst onzeker.

In een recent geval had het Gerechtshof in Den Haag een soortgelijke arrest gewezen. Naar aanleiding van dit arrest heeft de Advocaat Generaal van het Hof Den Haag een vordering tot cassatie in het belang der wet ingesteld.

De Advocaat Generaal stelt soms beroep in in het belang van de rechtsontwikkeling en de rechtseenheid, teneinde de Hoge Raad ervoor te laten zorgen dat verschillende lagere rechters in het land juridische regels op dezelfde manier uitleggen en toepassen. Het is toch in strijd met de rechtszekerheid als een rechter in Utrecht in dezelfde soort zaken anders oordeelt dan een rechter in Groningen. Overigens heeft cassatie in het belang der wet geen rechtsgevolgen voor de partijen in deze procedure.

De Advocaat Generaal geeft zijn opinie in dit beroep, en geeft als zijn mening dat de wettelijke bepaling over de nietigheid van overeenkomsten waarin vooraf reeds afstand wordt gedaan van een wettelijk recht als partneralimentatie, niet van toepassing is op overeenkomsten over partneralimentatie.
De AG betoogd dat de in wet bepaalde contractsvrijheid van echtgenoten ten aanzien van partneralimentatie leidend is en voorrang heeft op de wettelijke plicht die voortvloeit uit de wet.
Bovendien zijn er nu reeds tal van andere mogelijkheden voor toekomstige echtgenoten om bij overeenkomst van de wettelijke regeling af te wijken, onder andere voor pensioen en het huwelijksvermogensregime.

In het betoog wordt wel gesteld dat een nihilbeding in de voorhuwelijkse alimentatieovereenkomst aantastbaar is op grond van bijzondere omstandigheden, zodat, eenvoudiger dan bijvoorbeeld een uitsluiting van gemeenschap, de rechter kan worden gevraagd het nihilbeding terzijde te stellen of te wijzigen. Dit is in feite de omgekeerde uitleg van de rechtspraak tot aan heden, waarin een nihilbeding nietig is, maar onder bijzondere omstandigheden toch indirect werking kan hebben wegen de redelijkheid en billijkheid.

De uitspraak Hoge Raad wordt niet eerder verwacht dan november 2022.
Wilt u meer weten over alimentatie, uw recht, het doen van afstand, de berekening en invordering van alimentatie, bel dan met 0900-advocaten of stuur een email aan Advocaten.nl.

Publicatie Familiekiekjes Foto´s Op Facebook Niet Altijd Toegestaan

De rechter te Arnhem besliste recent dat niettegenstaande de emotionele band tussen kleinkinderen en grootouders, de beslissing van de ouders die het gezag hebben, zwaarder weegt.

Recent heeft een kort geding rechter in een uitspraak regels gegeven over wat wel en niet is toegestaan met betrekking tot publicaties op Facebook in de familiesfeer. Daarbij is de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en de Uitvoeringswet Algemene Verordening Gegevensbescherming (UAVG) bepalend. Meer daarover vindt u hier.

Het geschil speelde zich af in een familie tussen de grootouders, de ouders en de kinderen, de kleinkinderen van de grootouders.
tussen de grootouders en de ouders was een geschil gerezen. , in verband met publicatie van foto’s op Facebook.
De grootouders en de ouders hadden al een jaar geen contact meer en hadden al meerdere jaren ruzie. Er zijn drie kinderen van 14, 6 en 5 jaren oud, de vader en de moeder waren gescheiden. De ouders hebben nog wel ouderlijk gezag over het oudste kind.

Het oudste kind heeft 7 jaar bij zijn grootouders gewoond, en is daarna weer verhuisd naar zijn vader. De grootmoeder had, nadat het oudste kind naar de vader was verhuist, foto’s van alle kinderen op haar Facebookpagina gezet. De beide ouders van de kinderen hebben daar tegen geageerd, omdat zij deze publiciteit voor de kinderen niet gewenst achten. Zij gaven dit te kennen aan de grootmoeder, maar deze gaf daaraan geen gehoor in verband met de ruzie.
De ouders hebben zich vervolgens tot de kort geding rechter gewend met de vordering tot verwijdering van alle foto’s, inclusief de laatste foto die de grootmoeder nog niet had weggehaald na een laatste sommatie.
De grootmoeder betoogde dat zij een emotionele band met de kleinkinderen heeft, mede in verband met het langer verblijf van het oudste kleinkind in haar woning.

De rechter te Arnhem besliste recent dat niettegenstaande de emotionele band tussen kleinkinderen en grootouders, de beslissing van de ouders die het gezag hebben, zwaarder weegt.
Ouders die ouderlijk gezag hebben bepalen zelf of foto’s van hun kinderen kunnen worden gedeeld via social media. De emotionele band tussen grootouders en kleinkinderen kunnen daarop geen inbreuk maken. Van belang is hierbij dat niet werd vastgesteld of de foto´s voor iedereen zichtbaar waren. Mogelijk zou de uitspraak anders zijn indien dat niet het geval was.

De UAVG schrijft voor dat voor kinderen onder de 16 jaar het plaatsen van foto’s toestemming nodig is van een van de wettelijke vertegenwoordigers. Oo werd de grootmoeder bevolen om een foto van haar dochter met de kleinkinderen van Pinterest af te halen

De beslissing is niet gebaseerd op enig auteursrecht, zoals het portretrecht, maar eenvoudig op basis van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en de Uitvoeringswet.

Videozitting bij de rechtbank

De behandeling van de zeer urgente zaken geschiedt zoveel mogelijk schriftelijk of via een telefonische (beeld)verbinding. In beginsel vindt er geen mondelinge behandeling plaats met fysieke aanwezigheid van partijen, tenzij uitdrukkelijk anders bepaalt.

In verband met de uitbraak van het coronavirus heeft de Rechtspraak besloten vanaf dinsdag 17 maart 2020 de deuren van de rechtbanken, gerechtshoven en bijzondere colleges te sluiten. Voor de wijze waarop zaken gedurende de sluiting van de gerechten worden behandeld is een regeling vastgesteld die geldt tot en met 28 april 2020 of zoveel langer nodig is.

Deze regeling bevat algemene regels met betrekking tot de aanwezigheid in de rechtszaal, de voorziening Veilig mailen en besloten zittingen.
Uitgangspunt is dat de gerechten alle zeer urgente zaken zullen behandelen. De behandeling van de zeer urgente zaken geschiedt zoveel mogelijk schriftelijk of via een telefonische (beeld)verbinding. In beginsel vindt er geen mondelinge behandeling plaats met fysieke aanwezigheid van partijen, tenzij deze regeling anders bepaalt.

De IT-organisatie van de Rechtspraak heeft de voorzieningen voor een telefonische (beeld)verbinding bij de Rechtspraak en externe betrokkenen uitgebreid.

Echtscheiding in Nederland van een buitenlands huwelijk

Gehuwd in het buitenland, maar u wilt hier de echtscheiding verzoeken? Het kan, maar enig uitleg vooraf om een bewuste keuze te maken is wel nuttig.

Indien u in het buitenland bent getrouwd, maar u wilt in Nederland de echtscheidingsprocedure beginnen dan loopt u tegen diverse problemen aan die niet geldig voor een Nederlands huwelijk.

Het maakt daarbij een groot verschil of het gaat om een huwelijk dat is gesloten binnen de EU of daarbuiten, en in veel gevallen maakt het ook verschil of de andere partner bereid is mee te werken aan de echtscheiding in Nederland.

In dit artikel word een zeer korte uitleg gegeven van de mogelijkheden. Dit artikel is zeker niet extensief, en voor concrete vragen kan men zich altijd wenden tot onze website, een e-mail sturen naar info@advocaten.nl, of bellen met 0900-advocaten of of een formulier invullen

De procedure tot echtscheiding begint altijd met contact met een echtscheidingsadvocaat. Deze dient een verzoek in bij de rechtbank om de uitspraak te geven die de echtscheiding inleidt.

Bevoegdheid

De eerste vraag die de rechter zichzelf zal stellen is of hij wel bevoegd is om hierover een oordeel te geven. Deze bevoegdheid, de zogenaamde rechtsmacht, is geregeld in de EU verdragen. De Nederlandse rechter zal zich bevoegd verklaren om een uitspraak te doen indien;

  • beide echtgenoten de Nederlandse nationaliteit hebben .
  • beide echtgenoten in Nederland wonen
  • een van de partners in Nederland woont en zij het verzoek gezamenlijk doen
  • verzoeker die niet de Nederlandse nationaliteit heeft langer dan een jaar in Nederland heeft gewoond
  • een verzoeker wel de Nederlandse nationaliteit heeft, tenminste 6 maanden in Nederland heeft gewoond
  • de verweerder in Nederland woont

In al deze gevallen zal de rechter zich bevoegd achten te om een uitspraak te geven op het verzoek van een of van beide partijen. Van tevoren Is het dus belangrijk om vast te stellen of uw situatie valt in een van de bovenstaande categorieën, alvorens verzoek in te dienen. Het is dus aan te bevelen om vooraf ook te onderzoeken of de andere partner bereid is mee te werken aan de echtscheidingsprocedure. In het bovenstaande blijkt immers dat de Nederlandse rechter zich bevoegd verklaard indien partijen een gezamenlijk verzoek indienen, ook Indien de rechter in dat geval normaal gesproken niet bevoegd zou zijn.

Om een scheidingsprocedure in Nederland te overwegen is het belangrijk dat u eerst uitgebreid contact hebt met de advocaat om de mogelijkheden te onderzoeken.

Van belang is hier echter ook dat de andere partner soms reeds een procedure in het buitenland is gaan voeren. In dat geval kan het zijn dat de Nederlandse rechter zich onbevoegd verklaart, omdat er immers geen twee echtscheidingsprocedure naast elkaar kunnen gaan lopen bij verschillende gerechten in 2 landen. Om procestechnische redenen is het dus vaak nuttig om snel een beslissing te nemen, en niet te wachten tot de andere partij zelf de procedure in het buitenland start.

 Ook is van belang te onderzoeken welke rechter en voor de verzoekende partij de meest gunstige uitspraak kan doen. Ook het kostenaspect, de taalbarrière en de doorlooptijd van de procedure spelen uiteindelijk een rol. Zijn er meerdere gerechten bevoegd in verschillende landen, dan moet er dus van tevoren een keuze worden gemaakt welk gerecht in voorkomend geval de mogelijkheid geeft tot een gunstige uitkomst.

Toepasselijk recht

 Naast de vraag welke rechter bevoegd is is een essentiële vraag ook welk recht die rechter dan moet toepassen. In de meeste gevallen is dat Nederlands recht, maar toch is dat niet vanzelfsprekend. Soms hebben partijen vooraf afspraken gemaakt bijvoorbeeld bij huwelijkse voorwaarden.

Die bepalen welk recht van toepassing zal zijn op de echtscheiding, de procedure, maar ook op de verdeling van goederen en de vaststelling van de alimentatie. Soms wordt de rechtskeuze bepaald door het land waarvan partijen de gezamenlijke nationaliteit bezitten, of het recht naar de keuze van die partijen zelf. In zeer ver landen om ons heen, ook binnen Europa, gelden sterk afwijkende regels hierover, en ook hier is het van belang om vast te stellen welk rechtsstelsel de meest gunstige uitkomst zal geven.

Het wordt echter nog complexer. het kan zomaar zijn dat Nederlands Recht van toepassing is op de vaststelling van de alimentatie, maar dat buitenlands recht weer van toepassing is op verdeling van goederen of op de omgangsregeling. Het hangt er dan bijvoorbeeld vanaf in welk land de kinderen woonachtig zijn. Partijen kunnen hier overigens ook zelf afspraken over maken voordat zij de procedure starten.

Het kan dus voorkomen dat het Nederlands recht toepasselijk wordt verklaard op de echtscheidingsprocedure zelf, maar op de verdeling van het huwelijksvermogen Engels recht wordt toegepast, en ten aanzien van de onderhoudsbijdrage Frans recht geldt.

Vaak bepalen partijen zelf welk recht van toepassing is. Dit kan al bij het aangaan van huwelijkse voorwaarden, maar ook op een later tijdstip of voordat de procedure wordt gestart. De laatste mogelijkheid is echter een beperkte keuzemogelijkheid. De partijen kunnen bij de echtscheiding kiezen uit het zicht van de landen als volgt:

  • het land waar partijen tijdens het huwelijk woonachtig waren.
  • het land waar beide partijen woonde kom aan. En een partner nog steeds woont.
  • het land waarvan één op beide partijen de nationaliteit heeft .
  • of het land waar de echtscheiding wordt verzocht.

 Voor zover partijen de keuze maken voor een rechtstelsel buiten de Europese Unie zal de rechtbank overigens ambtshalve beoordelen of die keuze juist is.

Wens u advies over de juiste keuze bij het vragen van een internationale echtscheiding in Nederland, neem dan contact op met Advocaten.nl. Bel met 900-advocaten of vul het formulier in op onze website.

Pas op met het verzwijgen van geld of goed bij de erfenis!

De erfgenaam die gelden verzwijgt verbeurt zijn aandeel daarin, en dient alles dat hij heeft verzwegen af te geven aan de andere erfgenamen, ook indien er jaren zijn verstreken.

Het lijkt makkelijk, na het overlijden moet de nalatenschap worden verdeeld tussen de erfgenamen. Maar niet elke erfgenaam weet wat er is om te verdelen. Soms heeft de erflater al iets uitgeleend aan een erfgenaam. Of een erfgenaam heeft geld van de erflater in beheer, maar heeft er zelf bestedingen van gedaan of geld achtergehouden. De anderen weten daar niets van, dus waarom dat melden? Hieronder leest u wat de gevolgen kunnen zijn van die verzwijging.

De erfgenamen moeten eerst gezamenlijk vaststellen wat er verdeeld moet worden. Met andere woorden: Wat zit er in de nalatenschap?

Het lijkt eenvoudig, en in de praktijk gebeurt het vaak : één erfgenaam geeft niet op wat hij onder zich heeft, of wat hij heeft geleend of opgemaakt. Dergelijke bedragen worden aangemerkt als toekomende aan de nalatenschap, en moeten worden verdeeld. In de praktijk gebeurt dat dus niet in alle gevallen.

Hiervan zijn natuurlijk vele voorbeelden bekend, maar slecht zelden wordt een geschil hierover uitgevochten voor de rechtbank.

Een goed voorbeeld is een procedure die heeft geleid tot een uitspraak van de rechtbank van 11 oktober 2017.

De feiten

Voordat de erflater overleed werden geldbedragen overgeboekt naar de rekening van een erfgenaam. Volgens de andere erfgenamen, die hierover en procedure startten, moeten deze bedragen worden aangemerkt als leningen, die door die erfgenaam zijn verzwegen.

Deze erfgenaam voerde aan dat de bedragen waren geschonken , maar bewijs daarvan kon hij echter niet leveren. Alle erfgenamen dus naar de rechter. De overige erfgenamen eisten dat de ene erfgenaam, de gedaagde, het geld alsnog afdroeg.

Als belangrijke bijkomende omstandigheid was hier dat de erflater sinds enkele jaren in een verzorgingstehuis zat in verband met zeer slechte geestelijke gezondheid en deze erfgenaam was gevolmachtigd om sinds de opname de financiën van de erflater te voeren. In dat kader beheerder hij in die periode ook de bankrekeningen. Daarbij werden de bedragen van de rekening van de erflater overgeboekt naar zijn eigen privérekening of naar de rekening van zijn onderneming.

Pas na enkele jaren kwamen de andere erfgenamen hier achter en stelden voor de rechtbank dat de nalatenschap dus nog onverdeeld was. Belangrijk; een dergelijke vordering verjaard niet!

Verbeuren van het volledige erfdeel

Zij konden dus alsnog, op grond van artikel 3:178 van het Burgerlijk Wetboek, de verdeling vorderen. Aanvullend stelde deze erfgenamen dat het deel dat de andere erfgenaam had verzwegen, niet meer met hem hoefde te worden gedeeld. Artikel 3:194 Lid 2 bepaalt dat de erfgenaam die delen van de nalatenschap verzwijgt, zijn aandeel hierin verbeurt aan de overige erfgenamen.

In dit geval oordeelde de rechter precies volgens de wet: een deelgenoot die opzettelijk goederen verzwijgt die tot de gemeenschap behoren, deze zoek maakt of verborgen houdt, verbeurt zijn aandeel in die goederen aan de andere deelgenoten (De andere erfgenamen).

Een zeer belangrijk en veel gevoerd verweer in dergelijke situaties is dat de erfgenaam die gelden heeft ontvangen op grond van een schenking., of een lening die vervolgens is kwijtgescholden. In het nieuwe erfrecht hoeven schenkingen niet te worden afgedragen aan de nalatenschap, indien dat niet vooraf bij testament of bij de schenking is bepaald. Het probleem was hier echter dat die erfgenaam, omdat hij gevolmachtigde was, dit ook diende te bewijzen.

Het feit dat een volmacht was verstrekt, legt een bijzondere verplichting op degene die de volmacht heeft. Hij zal juist rekening en verantwoording moeten afleggen aan de andere erg in verband met deze volmacht. In een procedure vertaalt zich dat als volgt: de bewijsplicht wordt omgedraaid!

Een belangrijke bijkomstigheid is natuurlijk dat in dit geval de erflater zijn eigen wil niet meer kon bepalen, en dus ook niet in staat was te overzien wat de gevolgen waren, of zijn wil kon bepalen met betrekking tot deze schenking. In dit geval kon de gedaagde erfgenaam geen nadere bewijs leveren van de schenking of de kwijtschelding van de lening.

Omgekeerde bewijsplicht

Een belangrijk aspect van deze uitspraak betreft dus ook het bewijsrecht. De andere erfgenamen hebben een vordering ingesteld, en zijn dus doorgaans belast met het bewijs van hun stelling, dat de andere erfgenamen geld had verzwegen. De wet bepaalt dit expliciet in artikel 150 Wetboek van Rechtsvordering.

De rechter mag echter onder bepaalde omstandigheden die bewijslast omdraaien. In bijzondere omstandigheden kon de rechter bepalen dat de gedaagde zelf bewijs dient te leveren voor zijn verweer dat de erflater geld had geschonken of leningen kwijtgescholden. Dit heeft vanzelfsprekend te maken met de omstandigheid van de situatie van de erflater in het verzorgingshuis én het feit dat deze erfgenaam volmacht had.

Van belang is deze uitspraak ook in verband met het gevolg. artikel 3:194 lid 2 wordt in de praktijk zelden toegepast en het komt nog minder voordat de rechter een vordering toewijst. Het probleem ligt vaak in het bewijs. Hoe bewijs je dat de erflater op enig moment in een ver verllden niet daadwerkelijk geld heeft geschonken, een lening heeft kwijtgescholden, of zelf opdracht heeft gegeven om bepaalde uitgaven te doen.

Desniettemin is het een zware sanctie. De erfgenaam die gelden verzwijgt verbeurt zijn aandeel daarin, en dient het gehele bedrag dat hij heeft verzwegen over te dragen aan de andere erfgenamen, ook indien er inmiddels een tiental jaren is verstreken sinds de verdeling.

Ook van toepassing bij echtscheiding

Tot slot is het volgende te melden: de bovenstaande situatie is ook van toepassing op verdelingen van een huwelijksgoederengemeenschap. Verzwijgt één echtgenoot goederen bij de verdeling, dan kan de ander alsnog verdeling en verbeurdverklaring vragen!

Wilt u laten beoordelen of uw situatie lijkt op die in het bovenstaande, of hebt u meer vragen over erfrecht dan kunt u bellen met 0900-advocaten of een vraag stellen aan advocaten.nl.

De stiefouder en kinderalimentatie

De ouders zijn samen financieel verantwoordelijk voor de kosten van levensonderhoud hun minderjarige kinderen. Die verantwoordelijkheid bestaat tot het 21 jaar. Indien ouders gaan scheiden blijft die verantwoordelijkheid voor beide ouders in beginsel bestaan.

Een ouder betaalt aan de andere ouder een maandelijks kinderalimentatie.

Indien een ouder hertrouwd of een geregistreerd partnerschap aangaat dan wordt de nieuwe partner (de stiefouder) eveneens onderhoudsplichtig voor uw kinderen. In art. 1:395 van het Burgerlijk Wetboek is bepaald dat een stiefouder in zo`n geval verplicht is tot het verstrekken van levensonderhoud aan zijn/haar stiefkinderen die tot zijn gezin behoren.

Of een kind tot het gezin van de stiefouder behoort wordt volgens de literatuur ruim uitgelegd. Behoort een stiefkind niet tot het gezin van de stiefouder dan heeft de stiefouder formeel geen onderhoudsplicht.

Waar de streep wel scherp wordt getrokken is of er sprake is van een huwelijk of geregistreerd partnerschap. Is er alleen sprake van samenwoning, dan bestaat die verplichting niet. Of er sprake is van family life als bedoeld in art. 8 EVRM is niet relevant.

Gevolgen van de onderhoudsverplichting.

Indien de onderhoudsplicht van de stiefouder vaststaat, krijgt de stiefouder vanaf de datum van het aangaan daarvan een financiële verplichting naar de stiefkinderen toe. De draagkracht van de stiefouder zal dus moeten worden bepaald om de verdeling van de kosten voor de kinderen over de ouders te kunnen berekenen.

De procedure tot vaststelling en de stiefouder

De stiefouder wordt zelf niet in een gerechtelijke procedure aangesproken tot onderhoudsplicht. De stiefouder wordt in de wet rechter niet als belanghebbende aangemerkt. Hij/zij mag ook niet bij de zitting aanwezig zijn. Alleen diens partner, de echtgenoot en de biologische ouder van het kind, wordt daartoe aangesproken.

Toch doet de stiefouder er verstandig aan zijn of haar financiële gegevens te overleggen aan de rechter, omdat bij gebrek aan die informatie de rechter een ruwe schatting geeft van die draagkracht, doorgaans in het nadeel van die stiefouder. Het risico is dat de kinderbijdrage te hoog wordt vastgesteld.

Mocht het tot een juridische procedure komen dan wordt is de stiefouder dus wel gehouden is zijn/haar financiële stukken in de procedure te overleggen zodat de draagkracht berekend kan worden.

De andere ouder

Maar betekent dit nu dat de andere ouder in het geheel geen alimentatieplicht meer heeft? Gelukkig niet. In beginsel zijn de verplichtingen van de ex-partners en van de stiefouder van gelijke rang. De rechter zal echter bij de bepaling van de kinderbijdrage de een nauwere verwantschap tussen de biologische ouders en het kind dan tussen de stiefouder en het kind laten meewegen.

Rechtspraak

De rechter beoordeelt in de praktijk per geval in hoeverre een stiefouder naast de ouders tot een bijdrage verplicht is.Alle feitelijke omstandigheden worden daarbij in aanmerking genomen, maar dit brengt ook mee dat de rechtspraak over dit onderwerp vrij casuïstisch is

Einde alimentatieplicht

Tot slot is van belang dat de verplichting van de stiefouder jegens zijn niet biologische kinderen weer eindigt zodra het huwelijk weer wordt ontbonden. Overigens is er een wetsvoorstel in de maak dat de onderhoudsplicht van de stiefouder definitief beëindigd. Wanneer dit tot een wet wordt is nog onbekend

Voor meer informatie kunt u bellen met 0900-advocaten of een email zenden aan advocaten.nl.