Hoe wordt een legitieme portie berekend?

Het Nederlandse erfrecht verleent kinderen het recht op een legitieme portie, zelfs als ze zijn onterfd. Deze portie wordt berekend op basis van de legitimaire massa en het erfdeel volgens het versterferfrecht. De legitieme portie is een financiële vordering en kan pas na 6 maanden na het overlijden worden opgeëist. Het recht hierop moet binnen 5 jaar na het overlijden worden geclaimd, en er bestaat recht op inzage in de berekeningen en documenten

In de Nederlandse erfrechtelijke context is het niet mogelijk om uw kinderen volledig te onterven, terwijl u via een testament wel kunt bepalen dat uw partner of echtgenoot geen aanspraak maakt op de nalatenschap. Maar wat houdt precies een legitieme portie in en hoe wordt deze berekend?

De legitieme portie, ook bekend als het kindsdeel, vertegenwoordigt het deel van de erfenis dat kinderen volgens de wet altijd toekomt. Anders dan een onterfde partner of echtgenoot, heeft een kind dus altijd recht op een deel van de erfenis.

Voor een goed begrip volgen hierna enkele begrippen die van belang zijn. Een afstammeling is een kind van de overledene. Een legitimaris is een afstammeling die aanspraak kan maken op een legitieme portie. De legitimaire massa is het saldo waaruit de legitieme portie wordt berekend. Het versterferfrecht is van toepassing wanneer er geen testament is opgesteld.

Berekening legitieme portie

Wanneer een ouder een kind heeft onterfd, dient de legitieme portie te worden berekend. Het resulterende bedrag uit deze berekening is het enige dat het kind zal ontvangen. De wet voorziet in een eenvoudige formule voor de berekening van de legitieme portie: Legitieme portie = [legitimaire massa] x [erfdeel volgens versterferfrecht x 1/2].

Berekening van de legitimaire massa

Om de legitieme portie te kunnen bepalen, moet eerst de legitimaire massa worden vastgesteld. Hierbij wordt de waarde van de bezittingen van de nalatenschap op het moment van overlijden verminderd met de schulden van de nalatenschap. Niet alle schulden van de nalatenschap worden echter meegeteld, zoals de kosten van de executeur en schulden uit legaten.

Na deze berekening moeten eventuele giften die tijdens het leven zijn gedaan, worden beoordeeld. Niet alle giften komen in aanmerking voor berekening; giften aan de echtgenoot tellen bijvoorbeeld niet mee, maar giften aan een kind wel. De relevante giften worden opgeteld bij het saldo van de waarde van de bezittingen minus de waarde van de schulden.

Eenmaal vastgesteld wat de legitimaire massa is, kan de legitieme portie worden berekend.

Legitieme portie is een geldvordering

De legitieme portie is een financiële vordering, wat betekent dat de legitimaris geen recht heeft op fysieke eigendommen zoals kostbare schilderijen, een antieke stoel of de auto van de overledene. Het is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de erfgenamen om deze geldvordering uit te keren, of van de executeur als die is aangesteld.

Wanneer is de legitieme portie opeisbaar?

De legitieme portie kan pas 6 maanden na het overlijden worden opgeëist. In een testament kan worden bepaald dat deze vordering pas opeisbaar is na het overlijden van de langstlevende ouder. Om aanspraak te maken op de legitieme portie, moet de legitimaris binnen 5 jaar na het overlijden verklaren dat hij of zij deze wenst te ontvangen. Deze termijn kan niet worden verlengd. Als de verklaring te laat komt, vervalt het recht op de legitieme portie. De 5-jaarstermijn kan worden ingekort door de legitimaris te verzoeken binnen een redelijke termijn aan te geven of hij of zij aanspraak wil maken op de legitieme portie. Indien er binnen deze termijn geen bevestiging komt, vervalt het recht op uitbetaling.

Recht op inzage

Het is niet altijd eenvoudig om de hoogte van de legitieme portie nauwkeurig te berekenen, en soms kan het lastig zijn om de berekening te verifiëren. Daarom bepaalt de wet dat er recht bestaat op inzage en een afschrift van alle documenten die nodig zijn om de berekening te kunnen maken, zoals bankafschriften, belastingaangiftes en taxatierapporten.

Hulp nodig bij de berekening van een legitieme portie of vragen over het recht op uitbetaling ervan? Wilt u meer weten over dit onderwerp, stel dan uw vraag aan advocaten.nl of bel met 0900-advocaten.

Het Onterfde Kind En De Legitimaire Massa

Door onterving ontstaat een recht op de legitieme portie. Hoewel dit slechts een vordering in geld is, ontstaan vaak probleem bij de vaststelling van deze vordering. Een onterfd kind, ook wel legitimaris genoemd, heeft immers alleen een vordering, maar is niet betrokken bij de verdeling van de nalatenschap. Hoe wordt deze vordering berekend en welke regels gelden bij vaststelling van de de legitimaire massa.

Kinderen en de echtgenoot zijn de wettelijke erfgenamen. Is er geen testament, dan erven zij alle gelijke delen. Een ouder kan een echtgenoot of een kind onterven door een testament te maken. Wordt in een testament een ander als enig erfgenaam benoemd, of een wettelijk erfgenaam uitgesloten, dan is er sprake van onterving. Huwt een een vader van kinderen na het overlijden van zijn echtgenoot opnieuw, en overlijdt de vader zonder een testament te maken, dan zijn de kinderen feitelijk onterft, al hebben zij wel een vordering op de nieuwe echtgenoot.

In één geval geldt in de wet een remedie tegen de onterving. De wet bepaalt dat het onterfde kind een beroep kan doen op de legitieme portie. De legitieme geldt niet voor de echtgenoot of eventueel andere erfgenamen bij versterf in de 2e of 3e graad, en ook niet voor stiefkinderen. Echter wel weer kleinkinderen; als een kind vóór de ouder overlijdt, en zelf kinderen had, dan worden die kinderen legitimaris door plaatsvervulling.

De legitieme portie
De wet kent aan een kind uit de erfenis van zijn ouder een minimaal deel. Het kind kan niet voor minder dan dit deel worden gekort in zijn wettelijke rechten.

Een kind dat is onterfd en die recht heeft op de legitieme portie wordt ook ‘legitimaris’ genoemd. De legitimaris heeft 5 jaar na het overlijden de tijd om zijn deel op te eisen.

Dit opeisen moet de legitimaris doen bij de executeur of de erfgenamen. De wet bepaalt hier dat de legitimaris geen aandeel in alle goederen kan eisen, maar slechts een bedrag, dat een deel vertegenwoordigd van de waarde van de gehele nalatenschap. Hoe deze wordt berekend wordt hier uitgelegd, dat handelt over de legitimaire massa.

De legitieme portie is een vordering in geld, en in omvang de helft van de waarde die hij als wettelijk erfgenaam zou ontvangen, als hij niet onterft was. Een onterfd kind die één broer heeft zou dus 50% erven van de nalatenschap van een ouder. Is de broer tot enig erfgenaam aangewezen dan is het kind dus onterfd, maar heeft in elk geval recht op een bedrag in geld, dat 25% van de omvang van de nalatenschap bedraagt. Hij moet dan binnen 5 jaar vorderen bij de broer.

De legitimaire massa.
Het wettelijk erfdeel wordt berekend over de waarde van de nalatenschap. De legitieme portie (de helft van het wettelijk erfdeel) wordt echter niet berekend over de waarde van de nalatenschap maar over de legitimaire massa. Dit is de legitimaire aanspraak.

Het is voor de legitimaris belangrijk dit onderscheid in de gaten te houden, omdat deze bepaling voorkomt dat zijn legitieme portie toch niet via een vermindering van de nalatenschap door toedoen van de erflater alsnog lager wordt dan de helft van een wettelijke erfdeel.

De legitimaire massa is de waarde van een erfenis op de dag van overlijden, maar vermeerderd met de giften van de erflater voorafgaande aan het overlijden gedaan. De kosten van de nalatenschap, zoals beheerskosten, begrafenis of crematie, kosten van de bewindvoerder of executeur etc worden hier nog van afgetrokken.

De wet bepaalt in artikel 4:65 BW
De legitieme porties worden berekend over de waarde van de goederen der nalatenschap, welke waarde wordt vermeerderd met de bij deze berekening in aanmerking te nemen giften en verminderd met de schulden, vermeld in artikel 7 lid 1 onder a tot en met c en f. Buiten beschouwing blijven giften waaruit schulden als bedoeld in artikel 7 lid 1 onder i zijn ontstaan.

Stel dat de broer, die tot enig erfgenaam is aangewezen, tijdens het leven van de ouder al aanzienlijke sommen geld heeft ontvangen, en laten we aannemen dat de ouder 10 jaren vóór zijn overlijden al de helft van zijn vermogen heeft geschonken aan de de broer als enig erfgenaam, dan zou de onterfde broer die schenking in de berekening moeten betrekken om de legitimaire massa te kunnen vaststellen.

De wet bepaalt dus dat die giften voor de vaststelling van de legitimaire aanspraak fictief moeten worden “ingebracht”, dus opgeteld bij de waarde van de nalatenschap op de dag van het overlijden. De hoofdregel is de vijfjaarstermijn in artikel 4:67 BW sub e BW: Als de gift binnen vijf jaar voor het overlijden van de erflater is gedaan, wordt de gift meegenomen in de berekening van de legitimaire massa.

Artikel 4:67 BW geeft een opsomming welke door de erflater gedane giften in aanmerking moeten worden genomen voor de bepaling van de legitimaire massa, ook indien deze giften langer dan 5 jaar geleden hebben plaatsgevonden. Niet elke gift wordt in aanmerking genomen. Kleine giften, voor zover gebruikelijk, blijven buiten beschouwing, giften aan de echtgenoot, en giften in verband met kosten van levensonderhoud doorgaans ook.
Bij de berekening van de legitieme porties worden de volgende door de erflater gedane giften in aanmerking genomen:
a. giften die kennelijk gedaan en aanvaard zijn met het vooruitzicht dat daardoor legitimarissen worden benadeeld;
b. giften die de erflater gedurende zijn leven te allen tijde had kunnen herroepen of die hij bij de gift voor inkorting vatbaar heeft verklaard;
c. giften van een voordeel, bestemd om pas na zijn overlijden ten volle te worden genoten;
d. giften, door de erflater aan een afstammeling gedaan, mits deze of een afstammeling van hem legitimaris van de erflater is;
e. andere giften, voor zover de prestatie binnen vijf jaren voor zijn overlijden is geschied.

Een curieuze regel is die van art 4:67 sub d:
de giften, door de erflater aan een afstammeling gedaan, mits deze of een afstammeling van hem legitimaris van de erflater is;

Als voorbeeld kan hier gelden:
Een alleenstaande moeder met twee kinderen, broer A en zus B, schenkt een woning met een waarde van € 500.000,- aan haar B. Acht jaar nadat B de schenking kreeg overlijdt de moeder. De nalatenschap bestaat nog uit uit een bankrekening met € 20.000,- en er zijn geen schulden. Beide kinderen zijn ieder voor de helft erfgenaam. Feitelijk is broer A onterft, althans ernstig gekort in zijn rechten.
Het saldo van de nalatenschap is dus niet meer dan € 20.000,-.
Als A. en B. beiden de nalatenschap aanvaarden en broer A. een beroep op zijn legitieme portie doet, zou de legitimaire massa (€ 500.000 + € 20.000 =) € 520.000 bedragen. Zijn wettelijk erfdeel zou € 260.000 bedragen, dus de legitimaire aanspraak van A. is € 130.000. Op die legitimaire aanspraak wordt zijn aandeel in het saldo van de nalatenschap nog in mindering gebracht, dus verminderd met € 10.000,- . Zijn legitimaire tekort is nu dus € 120.000. Broer A kan nu zus B aanspreken door de aanspraak van B op de nalatenschap in te korten, maar ook op de (waarde van de) gift van B.
Volgens de concrete opvatting zou zuster B echter eenvoudig deze aanspraak van A kunnen ontlopen: door de nalatenschap te verwerpen zonder zich haar legitieme voor te behouden, zullen de giften die langer dan vijf jaren voor het overlijden van de erflater zijn uitgevoerd volgens artikel 4:67 sub d niet meer voor inkorting vatbaar zijn. Door verwerping is B immers geen legitimaris meer in de ruime zin (zij is dan geen erfgenaam meer). De uitzondering van art 4:67 sub d is dan van toepassing: de schenking wordt meegerekend “mits zij erfgenaam is“.
Het maakt hierbij overigens niet uit of B zou zijn onterfd en B de legitieme niet zou opeisen.

In de literatuur is ook de opvatting beleden dat een dergelijke zienswijze niet redelijk is. Op die wijze wordt A immers ernstig benadeeld, en de wetsregel geeft dan niet het door de wet gewenste resultaat. De abstracte zienswijze gaat er van uit de in artikel 4:67 sub d wordt bedoeld met “mits deze of een afstammeling van hem legitimaris van de erflater is” de legitimaris in ruime zin wordt bedoeld, ongeacht of deze zich bediend van de “legitieme”. In deze abstracte opvatting maakt het niet uit dat B de nalatenschap verwerpt; de bepaling van artikel 4:67 sub d wordt geabstraheerd van de door een kind werkelijk een beroep op de legitieme is of kan worden gedaan.

In de abstracte opvatting kan A dus altijd inkorten en daarvoor B aanspreken.
In één uitspraak van het gerechtshof Leeuwarden wordt de abstractie visie gevolgd.
“Evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat voor het zijn van ‘legitimaris’ in de zin van artikel 4:67 lid d BW niet relevant is of een beroep op de legitieme portie is gedaan of niet. Het woord ‘legitimaris’ in artikel 4:67 lid d duidt de persoon aan die aanspraak kan maken op een legitieme portie, niet slechts de persoon die dat ook daadwerkelijk heeft gedaan. Steun voor deze uitleg biedt de omschrijving die het hiervoor vermelde artikel 4:63 lid 2 BW geeft van legitimarissen, te weten afstammelingen van de erflater die door de wet als erfgenamen tot zijn nalatenschap worden geroepen.”

Dit lijkt een meer redelijke opvatting te zijn waarvoor meerdere argumenten gelden. Het gaat te ver om al deze argumenten hier te noemen maar voor meer informatie kunt u bellen met 0900- advocaten of een bericht zenden aan Advocaten.nl.