Rechtbank wijst vorderingen OAD tegen Rabobank af

De rechtbank Midden-Nederland heeft vandaag de vorderingen afgewezen die de aandeelhouder van het OAD-concern heeft ingesteld tegen de Rabobank. De aandeelhouder verwijt de Rabobank dat -door ten onrechte de kredietovereenkomst met het OAD-concern op te zeggen- het faillissement van het OAD-concern is veroorzaakt, en daarmee het waardeloos worden van de aandelen. De aandeelhouder vordert van de Rabobank een vergoeding voor deze waardevermindering van de aandelen. Lees hier de uitspraak.

De rechtbank komt aan een inhoudelijke beoordeling van de vordering niet toe. De rechtbank is van oordeel dat de aandeelhouder deze vordering niet kan instellen. Dat kan alleen (de curator van) OAD. De Hoge Raad heeft in diverse arresten uitgemaakt dat in beginsel alleen het concern zelf schadevergoeding kan vorderen vanwege waardevermindering van aandelen van degene die de waardevermindering heeft veroorzaakt door wanprestatie of onrechtmatig handelen, en niet de aandeelhouder(s).

Op dit uitgangspunt heeft de Hoge Raad alleen een uitzondering gemaakt, als er ook specifiek tegenover de aandeelhouder onrechtmatig is gehandeld. Van deze uitzonderingssituatie is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Rabobank heeft de eisen die zij stelde aan het voortzetten van de kredietrelatie met OAD (waaronder kapitaalversterking) niet aan de aandeelhouder van OAD gesteld maar aan (het bestuur van) OAD. Dit betekent dat de Rabobank bij de aandeelhouder ook geen verwachting heeft kunnen wekken over de gevolgen van een geslaagde kapitaalversterking.

Source: rechtspraak.nl

Faillissement vof geldt niet automatisch voor alle vennoten

Een faillissement is een ingrijpende gebeurtenis die veel vragen oproept. Wat zijn de belangrijkste gevolgen als je failliet gaat? Ben je dan alleen zakelijk of ook privé failliet? Het de vragen die veel ondernemers in financieel zwaar weer zich stellen.

Bij een eenmanszaak gaan zowel de onderneming als de ondernemer in privé failliet, bij een BV alleen de onderneming. En bij een vennootschap onder firma (vof)? Gaan dan ook de vennoten automatisch failliet? Tot 6 februari 2015 was het antwoord een simpel: ja. Als een vof failliet wordt verklaard zijn daardoor alle vennoten ook failliet. Als deze vennoten natuurlijke personen zijn, valt ook hun privé-vermogen in het faillissement. De Hoge Raad heeft deze lijn in 1927 uitgezet en nog eens in 2009 klip en klaar bevestigd. Tot 6 februari 2015; de Hoge Raad is van mening veranderd.

Wat is er veranderd?

Een schuldeiser vraagt het faillissement aan van zowel de vof als de vennoten. Een van de vennoten (een natuurlijke persoon) heeft echter de rechter gevraagd om te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. Voor dat de rechter op dit verzoek kan beslissen is het faillissement van de vof uitgesproken, waarbij de rechtbank tevens, volgens de bestaande regels, het faillissement van alle vennoten uitsprak.

De man die om toepassing van de schuldsaneringsregeling had gevraagd neemt hier geen genoegen mee en vindt uiteindelijk bij de Hoge Raad gehoor.

De Hoge Raad oordeelt dat het faillissement van de vof niet steeds en noodzakelijkerwijs tevens het faillissement van de vennoten meebrengt. Ten eerste wijst de Hoge Raad erop dat de vof weliswaar geen rechtspersoonlijkheid heeft, maar wel een afgescheiden vermogen heeft. De Hoge Raad voegt hieraan toe dat het feit dat een vof haar verplichtingen niet voldoet en failliet gaat, zal het faillissement van de vennoten doorgaans onvermijdelijk zijn, maar dat behoeft niet noodzakelijkerwijs het geval te zijn. Zo kan een vennoot, in tegenstelling tot de vof zelf, voldoende (privé)vermogen hebben om zowel de schuldeisers van de vof als zijn privéschuldeisers te voldoen; ook als hij bepaalde vorderingen niet voldoet, brengt dat nog niet noodzakelijkerwijs mee dat hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen.

De Hoge Raad merkt verder op dat handhaving van de regel uit 1927 niet meer op zijn plaats is, gezien de invoering van de wettelijke schuldsaneringsregeling per 1 december 2008.

Tot slot benoemt de Hoge Raad enkele aandachtspunten die uit deze nieuwe lijn volgen. Zo dient de schuldeiser die naast het faillissement van de vof ook een faillietverklaring van de vennoten wenst, die ten aanzien van ieder van hen afzonderlijk te verzoeken en dient de rechter ook afzonderlijk te beoordelen of aan de voorwaarden voor faillietverklaring is voldaan. De rechter moet de vennoten uiteraard wel de gelegenheid geven voor afzonderlijk verweer. Deze nieuwe rechtsregel kan meebrengen dat de vof wel, maar de vennoten niet failliet worden verklaard.

Bron: Actuele artikelen

Wetsvoorstel versterking positie curator

Het wetsvoorstel van minister Van der Steur (Veiligheid en Justitie) dat voorziet in een wettelijke taak voor de curator bij fraudesignalering, is bij de Tweede Kamer ingediend. In de praktijk stuit een faillissementscurator vaak als eerste op onregelmatigheden in de administratie of het ontbreken van goederen uit de boedel. Door hem meer ruimte te geven om in die gevallen actie te ondernemen, wordt de aanpak van faillissementsfraude effectiever.

Om zijn nieuwe taak goed uit te voeren moet de curator wel de nodige informatie krijgen van de failliete boedel. Daarom worden de bestaande informatie- en medewerkingsverplichtingen aangescherpt en verduidelijkt. Zo moet de curator bijvoorbeeld worden ingelicht over eventuele buitenlandse vermogensbestanddelen, zoals banktegoeden en onroerend goed, en moet hem medewerking worden verleend om daarover de beschikking te krijgen.

Ook worden curatoren straks verplicht mogelijke onregelmatigheden te melden bij de rechter-commissaris. Vervolgens kan er een melding of aangifte van de fraude volgen. De maatregel vloeit voort uit het wetgevingsprogramma herijking van het faillissementsrecht.

Verder schrijft de bewindsman in een voortgangsrapportage aan de Tweede Kamer dat het wetgevingsprogramma goed op schema ligt. Zo zijn de wetsvoorstellen strafbaarstelling faillissementsfraude en introductie civielrechtelijk bestuursverbod vorige maand met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer en is het wetsvoorstel continuïteit ondernemingen I (pre pack) ingediend.

In het najaar zal het wetsvoorstel continuïteit ondernemingen II (dwangakkoord) worden voorgelegd aan de Raad van State en zal het wetsvoorstel modernisering faillissementsprocedures in consultatie gaan. Tot slot meldt de minister dat de Europese faillissementsverordening over een betere afwikkeling van grensoverschrijdende faillissementen binnen de Unie nu formeel is aanvaard. Ook wordt onderzocht welke aanpassingen van onze wetgeving nodig zijn ter effectuering van de EU-insolventieverordening, die – uitzonderingen daargelaten – per 26 juni 2017 van toepassing zal zijn.

Bron: Rijksoverheid

Beroepsaansprakelijkheid advocaat wegens onzorgvuldige advisering: waarschuwingsplicht omtrent juridische risico’s

Wanneer een advocaat zijn cliënt adviseert in het kader van een door de cliënt te nemen beslissing, brengt diens zorgvuldigheidsplicht mee dat hij de cliënt in staat stelt goed geïnformeerd te beslissen. ’s Hofs oordeel dat de advocaat in casu had moeten waarschuwen voor de risico’s verbonden aan selectieve betalingen in het zicht van het eigen faillissement, wegens daarover in rechtspraak en literatuur bestaande onzekerheid, blijft in stand.

Advocaten wordt wel eens verweten dat zij overal beren op de weg zien. Adviezen van de strekking “in rechtspraak en literatuur is nog niet uitgemaakt of dit mag”, vallen bij de cliënt niet altijd in goede aarde. Uit het onderhavige arrest blijkt dat het juist de taak is van de advocaat om de cliënt te waarschuwen voor zulke risico’s en daarbij zo nodig te wijzen op uiteenlopende opvattingen in rechtspraak en literatuur.

Eiser tot cassatie heeft verweerders, de (indirect) bestuurders van vennootschap A, geadviseerd over de aanvraag van het eigen faillissement van A. Nadat verweerders het door eiser opgestelde verzoekschrift tot faillietverklaring hadden ondertekend, heeft A (in het zicht van het eigen faillissement dus) betalingen verricht aan diverse crediteuren. De curator in het faillissement van A heeft verweerders in hun hoedanigheid van (indirect) bestuurders van A met succes uit onrechtmatige daad aansprakelijk gesteld voor deze selectieve betalingen.

In dit geding vorderen verweerders een verklaring voor recht dat eiser en zijn kantoor (eiseres sub 2) aansprakelijk zijn voor de schade als gevolg van het onjuist adviseren, althans niet waarschuwen voor de risico’s verbonden aan de selectieve betalingen. Eiser had namelijk gezegd dat er “geen bezwaar” was tegen zulke betalingen, behalve ten aanzien van één crediteur, met wie een concernverhouding bestond.

Kennelijk, zo leidde het hof hieruit af, had eiser zich bij zijn advisering rekenschap gegeven van de in het arrest Coral/Stalt (HR 12 juni 1998,ECLI:NL:HR:1998:ZC2669, NJ 1998/727) gegeven regel voor (onrechtmatigheid van) selectieve betalingen aan groepsmaatschappijen in het zicht van het eigen faillissement, maar niet van de in de literatuur bestaande onzekerheid over (onrechtmatigheid van) selectieve betalingen aan andere crediteuren. Had eiser dit wel gedaan, dan zou hij hebben ontdekt dat het “geen uitgemaakte zaak” was of zulke betalingen toelaatbaar waren. Een redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat had alsdan “voor de zekere weg moeten kiezen en zijn cliënt voor dit risico moeten waarschuwen”, aldus het hof, dat de vordering toewees.

In cassatie klaagt eiser dat het hof een onjuiste maatstaf heeft toegepast. De norm dat (kort gezegd) de advocaat zijn cliënt niet onnodig een voorzienbaar juridisch risico mag laten lopen, was in eerdere arresten aanvaard voorprocessuele rechtshandelingen van de advocaat, zoals het indienen van een mogelijkerwijs niet-ontvankelijk verzoek (HR 2 april 1982, NJ 1983/367 en HR 29 november 1991, NJ 1992/808). Volgens eisers leent deze norm zich niet voor toepassing op situaties van advisering. Daarvoor heeft als maatstaf te gelden of de advocaat “in redelijkheid tot zijn advies heeft kunnen komen”. Kort samengevat bepleit het middel dus een soort marginale toetsing van adviezen.

De Hoge Raad gaat hier niet in mee, maar onderkent wel het door het middel bepleite onderscheid tussen procesvoering en advisering. Hij stelt voorop dat een advocaat (zoals iedere beroepsbeoefenaar; vgl. HR 9 november 1990, NJ 1991/26) de zorgvuldigheid dient te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht (rov. 3.4.1). Vervolgens overweegt de Hoge Raad (conform het middel) dat de eerdere arresten van 1982 en 1991 betrekking hadden op de wijze waarop een advocaat een procedure voert. In dat kader brengt de zojuist genoemde zorgvuldigheidsplicht mee dat de advocaat zijn cliënt “niet onnodig blootstelt aan voorzienbare en vermijdbare risico’s” (rov. 3.4.2). Voor adviessituaties formuleert de Hoge Raad de volgende (kennelijk minder strikt bedoelde, meer casuïstische) maatstaf:

“3.4.3 Wanneer een advocaat een cliënt adviseert in het kader van een door een cliënt te nemen beslissing over een bepaalde kwestie, brengt de hiervoor in 3.4.1 genoemde zorgvuldigheidsplicht mee dat de advocaat de cliënt in staat stelt goed geïnformeerd te beslissen (vgl. HR 2 februari 2007,ECLI:NL:HR:2007:AZ4564, NJ 2007/92). Het antwoord op de vraag of en in welke mate een advocaat de cliënt daarbij behoort te informeren over en te waarschuwen voor een bepaald risico, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. In dat kader kan onder meer betekenis toekomen aan de ernst en omvang van het desbetreffende risico, de mate van waarschijnlijkheid dat dit zich zal realiseren en de mate waarin de cliënt ervan heeft blijk gegeven zich reeds van dat risico bewust te zijn.”

In casu heeft het hof deze maatstaf volgens de Hoge Raad niet miskend. Nu in rechtspraak en literatuur ten tijde van de advisering “uiteenlopend werd gedacht” over de rechtmatigheid van selectieve betalingen (aan andere schuldeisers dan groepsmaatschappijen) in het zicht van het eigen faillissement, heeft het hof kunnen oordelen dat eiser verweerders had moeten wijzen op de mogelijkheid dat de curator hen als (indirect) bestuurders aansprakelijk zou houden voor de voorgenomen betalingen (rov. 3.5). ’s Hofs oordeel omtrent de aansprakelijkheid van eisers blijft dus in stand.

Advocaten zijn bij deze gewaarschuwd: houd rechtspraak en literatuur bij (en informeer uw cliënt zo nodig over daaruit blijkende risico’s). Voor de lezers van Cassatieblog is dat natuurlijk een obiter dictum.

Bron: Cassatieblog

Snellere procedure schadevergoeding bij overschrijden redelijke termijn

Snellere procedure schadevergoeding bij overschrijden redelijke termijn bestuursrechter

Als een procedure door toedoen van de bestuursrechter langer duurt dan ‘redelijk’ is, kunnen belanghebbenden voortaan eenvoudiger en sneller een schadevergoeding krijgen. Dat is het gevolg van een nieuwe (253 kB) beleidsregel van het ministerie van Veiligheid en Justitie, die per 1 oktober is ingegaan. De versnelling wordt mogelijk gemaakt doordat bij veel overschrijdingen de Raad voor de rechtspraak niet meer om een standpunt zal worden gevraagd.

De versnelde route is van toepassing op zaken waarin de schadevergoeding naar verwachting niet hoger dan 5000 euro zal zijn en waarbij geen belangrijke rechtsvragen aan de orde zijn. In deze zaken ziet de minister voortaan af van verweer. Het gaat om procedures waarin de oorzaak van het overschrijden van de redelijke termijn bij de bestuursrechter ligt. Als de termijn overschreden wordt door toedoen van het bestuursorgaan, bijvoorbeeld een gemeente, dan veroordeelt de bestuursrechter deze tot het vergoeden van de geleden schade.

Bron: Rechtspraak.nl

 

Onredelijke schuldeiser verplicht mee te werken aan redding bedrijf

Onredelijke schuldeiser verplicht mee te werken aan redding bedrijf

Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie wil een sanering van schulden van een onderneming buiten faillissement mogelijk maken door crediteuren en aandeelhouders die hierbij onredelijk dwarsliggen, te dwingen mee te werken. Doel is de problematische schulden praktisch, snel en met zo min mogelijk kosten aan te pakken om het bedrijf van de ondergang te redden.

Dit blijkt uit een wetsvoorstel dat voor advies naar verschillende instanties is gestuurd. De regeling maakt deel uit van het wetgevingsprogramma “Herijking Faillissementsrecht” dat het reorganiserend vermogen van bedrijven bevordert, de bestrijding van faillissementsfraude versterkt en de faillissementsprocedure moderniseert. Met het wetgevingsprogramma wil de bewindsman vooral praktische oplossingen bieden voor concrete problemen, als steun in de rug voor het bedrijfsleven.

Een akkoord tussen de onderneming en haar schuldeisers en aandeelhouders kan straks de basis vormen voor de sanering van schulden. Schuldeisers stemmen er bijvoorbeeld mee in dat zij later worden terugbetaald of in plaats van terugbetaling aandelen ontvangen. Aandeelhouders gaan daarmee akkoord of werken mee aan de uitgifte van extra aandelen aan een verschaffer van nieuw kapitaal. De nieuwe regeling ziet niet op werknemers: hun positie in geval van veranderde bedrijfseconomische omstandigheden wordt geregeld in de Wet Werk en Zekerheid.

Omdat de rechter onredelijke schuldeisers en aandeelhouders nu niet kan dwingen mee te werken aan een akkoord, blijft er voor ondernemingen met financiële problemen vaak niets anders over dan een faillissement aan te vragen. Dat is onwenselijk want het leidt bijvoorbeeld tot hoge kosten voor crediteuren (zij krijgen vaak niets), scherpe daling van de bedrijfswaarde en verlies van arbeidsplaatsen. Dit verandert met het wetsvoorstel. Een ruime meerderheid van schuldeisers en aandeelhouders is straks voldoende om de schulden te saneren. Degenen die op onredelijke gronden tegen het akkoord blijven, krijgen van de rechter opdracht mee te werken. Dat geldt echter niet als zij op basis van het akkoord minder zouden krijgen dan bij een faillissement.

Het plan van Opstelten voorziet in een behoefte. Deskundigen uit de insolventieprakrijk vinden het bezwaarlijk dat 1 onwillige schuldeiser een akkoord kan frustreren. Zij zien het als een praktisch probleem en als een belangrijke oorzaak van het mislukken van de reorganisatie van op zichzelf economisch levensvatbare ondernemingen buiten faillissement.

VNO-NCW en MKB Nederland delen die mening. Zij hebben aangedrongen op een regeling die het mogelijk maakt weigerachtige schuldeisers en aandeelhouders tot medewerking te dwingen. Veel andere landen, bijvoorbeeld de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk, kennen al een succesvolle regeling.

Tot slot versterkt de bewindsman de positie van financiers die noodkrediet willen verschaffen. Voor de redding van een onderneming is vaak noodkrediet nodig, maar dat is niet zonder risico. Daarom willen geldschieters er graag voldoende zekerheid voor. Als de redding mislukt en de onderneming toch failliet gaat, komt het voor dat de curator ten gunste van de andere crediteuren een streep zet door de zekerheidsstelling. De verschaffer van het noodkrediet blijft dan met lege handen achter. Opstelten vindt dat onwenselijk omdat alle crediteuren ervan profiteren als de redding wel slaagt.  lees meer …

Vernieuwing faillisementsrecht ligt op schema

Het wetgevingsprogramma Herijking Faillissementsrecht vordert goed. Dit schrijft minister Opstelten in een brief aan de Tweede Kamer over de voortgang van dat programma. Doel is het ondernemersklimaat in Nederland gezond te houden door het reorganiserend vermogen van bedrijven te bevorderen en de bestrijding van faillissementsfraude te versterken. Ook wil hij de faillissementsprocedure moderniseren. Met de vernieuwing van het faillissementsrecht wil de bewindsman vooral praktische oplossingen bieden voor concrete problemen, als steun in de rug voor het bedrijfsleven.

Versterking reorganiserend vermogen van bedrijven

Afgelopen maand nog heeft Opstelten een wetsvoorstel naar de Raad van State gestuurd waarin wordt geregeld dat rechters al vóór een faillietverklaring op verzoek van een onderneming kunnen meedelen wie ze in het aanstaande faillissement zullen aanwijzen als curator. De ondernemer kan dan in relatieve rust en onder toeziend oog van de toekomstig curator het faillissement voorbereiden en de kansen op een doorstart van de onderneming vergroten. Deze werkwijze wordt ook wel aangeduid met de term pre-pack.

Verder gaat binnenkort een wetsvoorstel in consultatie dat ondernemingen die in financieel zwaar weer verkeren, helpt om met hun schuldeisers en aandeelhouders tot een akkoord te komen om hun schulden te herstructureren en terug te brengen tot beheersbare proporties. Met de regeling zullen onredelijk dwarsliggende schuldeisers en aandeelhouders kunnen worden gedwongen om aan zo’n herstructurering mee te werken. Daarmee kunnen onnodige faillissementen worden voorkomen.

Ook komt Opstelten nog dit najaar met een wetsvoorstel met maatregelen om de voortzetting van de onderneming tijdens faillissement te faciliteren. Doel is de curator de gelegenheid te geven het faillissement goed af te wikkelen en te voorkomen dat de waarde van de nog aanwezig activa volledig verdampt. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om een doorleveringsverplichting voor leveranciers van essentiële goederen en diensten.

Bestrijding van faillissementsfraude

Een ander belangrijk onderdeel van het wetgevingsprogramma is de versterkte bestrijding van faillissementsfraude. De bewindsman heeft 3 wetsvoorstellen gemaakt om laakbaar handelen bij of voorafgaand aan faillissementen steviger aan te pakken. Het betreft de introductie van het civielrechtelijk bestuursverbod, de mogelijkheden om via het strafrecht harder en effectiever op te treden tegen frauduleuze faillissementen, en de invoering van een fraudesignalerende taak voor curatoren.

Het wetsvoorstel dat het civielrechtelijk bestuursverbod introduceert, biedt de rechtbank de mogelijkheid om bestuurders of feitelijk leidinggevenden die zich tijdens of voorafgaand aan een faillissement schuldig maken aan wanbeleid voor maximaal 5 jaar een bestuursverbod op te leggen. Dit wetsvoorstel gaat voor het einde van het zomerreces naar de Tweede Kamer. Dat geldt ook voor de nieuwe regeling die het strafrechtelijk faillissementsrecht herziet. Het wetsvoorstel dat de positie van de curator versterkt, gaat na het zomer voor advies naar de Raad van State.

Modernisering

Tot slot is ook het wetsvoorstel modernisering faillissementsprocedures in voorbereiding. Doel is in de faillissementsprocedure meer gebruik te kunnen maken van het elektronisch berichtenverkeer en het internet. Ook wil Opstelten de kennisopbouw van het faillissementsrecht bij de rechterlijke macht stimuleren door een gespecialiseerde insolventierechter aan te stellen. Deze insolventierechter krijgt bovendien meer mogelijkheden om maatwerk te leveren bij de afwikkeling van faillissementen. Verder schrijft de minister dat Nederland met het wetgevingsprogramma Herijking faillissementsrecht goed aansluit bij Europese ontwikkelingen, bijvoorbeeld de herziening van de EU-insolventie verordening. lees meer …

Documenten en publicaties

Bron: Ministerie van Justitie

Hoger beroep of verzet bij faillissement

Faillissement en Hoger Beroep of verzet

Voor elke ondernemer betekent het faillissement meestal het einde van de onderneming. Een faillissementsdreiging wordt veel gebruikt voor incasso van vorderingen, maar ook is een ondernemer onder omstandigheden verplicht om zelf tijdig het faillissement aan te vragen. De onderstaande situaties gaan alleen uit van een faillissement dat niet is aangevraagd door de ondernemer zelf.

Een voorwaarde voor het failliet is dat de schuldenaar is opgehouden te betalen. Ook moet er meer dan één schuldeisers zijn (pluraliteit van schuldeisers). De aanvrager zal naast zijn eigen vordering tenminste één andere vordering moeten aanvoeren. Lees hier meer …..

– De Appvocaat: rechtshulp zonder advocaat

De Appvocaat: rechtshulp zonder advocaat

Stel, u bent al enige tijd verwikkeld in een juridisch geschil met uw buren. Zij halen u het bloed onder uw nagels vandaan en u bent het zat. U wilt graag een oplossing voor dit probleem, maar een advocaat in de arm nemen vindt u een stap te ver. Hoewel het voor u misschien ondenkbaar lijkt, is niet voor ieder juridisch probleem de hulp van een advocaat nodig. Veel juridische vraagstukken kunt u, met behulp van de juiste organisatie of instantie en met goede informatie, zelf oplossen. De Appvocaat is een app speciaal gemaakt voor dit soort gevallen. Deze app biedt u de mogelijkheid om zonder dure rechtshulp een oplossing te vinden voor uw juridische probleem of geschil. Lees meer ….