Wet Aanpak Schijnconstructies aangenomen

De Wet Aanpak Schijnconstructies is unaniem aangenomen door de Eerste Kamer. In maart stemde de Tweede Kamer al unaniem in met het wetsvoorstel van minister Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid).

De meeste onderdelen van de wet gaan in per 1 juli 2015. Enkele onderdelen worden uitgesteld tot 1 januari 2016, zoals het verbod op inhoudingen op en verrekeningen met het wettelijk minimumloon, de verplichte girale betaling van tenminste het minimumloon en de specificatie van de onkostenvergoedingen op de loonstrook. Deze laatste maatregelen worden genomen zodat er beter gecontroleerd kan worden of het minimumloon daadwerkelijk wordt uitbetaald.

Vanaf 1 juli 2015 moeten werkgevers en opdrachtgevers het cao-loon betalen. De Inspectie SZW gaat bekendmaken welke bedrijven zijn gecontroleerd en werkgevers- en werknemersorganisaties en de Inspectie zullen informatie uitwisselen als zij vermoeden dat er geen cao-loon wordt uitbetaald.

De wet is bedoeld om uitbuiting van buitenlandse medewerkers, die vooral uit Midden- en Oost-Europa komen, aan te pakken. Deze mensen spreken de Nederlandse taal vaak niet goed en zijn niet op de hoogte van regels in Nederland. Daardoor zijn ze afhankelijk van wat opdrachtgevers hen vertellen.

Asscher wil niet alleen in Nederland, maar in heel Europa schijnconstructies aanpakken. Wanneer Nederland Europees voorzitter is in 2016 is het dan ook een van de prioriteiten van het kabinet om in te zetten op ‘decent work’.

Bron: P&O Actueel

Opstelten en Teeven: gerichte aanpak openstaande vrijheidsstraffen

Minister Opstelten en staatssecretaris Teeven (Veiligheid en Justitie) gaan maatwerk leveren in de bestrijding van het aantal openstaande vrijheidsstraffen. Verdachten van ernstige strafbare feiten waarvan de kans aantoonbaar groter is dat zij zich aan hun straf onttrekken worden als het aan de bewindslieden ligt in afwachting van hun straf eerder vastgezet en krijgen vaker te maken met (super)snelrecht. Op die manier moet worden voorkomen dat zij zich aan hun straf zullen onttrekken.

Op de groep van de in totaal ongeveer 12.000 personen die momenteel hun vrijheidsstraf nog moeten ondergaan wordt daarnaast de beschikbare opsporingscapaciteit gerichter ingezet. De hoogte van de straf en aanwezige aanknopingspunten voor succesvol opsporingsonderzoek – zoals een indicatie van de verblijfsplaats – zijn daarbij bepalend. Het gaat dan om zo’n 2.400 personen die gericht en actief worden opgespoord. Op deze manier willen de bewindslieden de pakkans van (zwaardere) criminelen verder vergroten. Deze groep is overigens niet statisch: de afgelopen 15 maanden ondergingen van deze 2.400 personen met een openstaande vrijheidsstraf er 500 alsnog hun straf.

Tevens gaan Opstelten en Teeven onderzoeken of het mogelijk is om overheidsvoorzieningen automatisch op te schorten van personen die onjuist in de Basisregistratie Personen (BRP) staan ingeschreven. Bij de opsporing van veroordeelden constateert de politie namelijk regelmatig dat personen niet verblijven op het adres waarop zij in de BRP staan ingeschreven.

De gerichte aanpak is mogelijk door een uitgebreide analyse van het aantal openstaande vrijheidsstraffen. Daaruit zijn kenmerken af te leiden die maken dat de kans groot is dat veroordeelden zich aan hun straf onttrekken en is het daarnaast mogelijk opsporingscapaciteit gerichter in te zetten. De nieuwe aanpak sluit aan op eerdere maatregelen om het aantal openstaande vrijheidsstraffen terug te dringen. Gedacht moet daarbij worden aan het sneller vervallen verklaren van paspoorten en de oprichting van het Administratie- en Informatie Centrum (AICE) voor de executieketen. De afgelopen 5 jaar is het aantal openstaande vrijheidsstraffen gedaald van ongeveer 20.000 naar circa 12.000.

Voorkomen nieuwe openstaande vrijheidsstraffen

Uit de analyse die de afgelopen tijd is uitgevoerd komen de volgende kenmerken naar voren die de belangrijkste voorspellers zijn van onttrekking aan de opgelegde straf:

  • Wel of geen preventieve hechtenis in afwachting van het vonnis
  • Wel of geen inschrijving in de BRP
  • Nationaliteit van de veroordeelde (Nederlander, EU-onderdaan, of anders)
  • Wel of geen actueel woonadres in Nederland

Zo blijken personen die niet preventief gehecht zijn geweest en nooit een inschrijving in de BRP hebben gehad in slechts 1/3 van de gevallen hun vrijheidsstraf te ondergaan. Bij personen die niet preventief gehecht zijn geweest, zonder Nederlandse nationaliteit en zonder inschrijving in de BRP ten tijde van de veroordeling bedraagt dit de helft. Deze groepen samen zijn de oorzaak van maar liefst 1/3 van álle onttrekkingen van in Nederland opgelegde vrijheidsstraffen.
Opstelten en Teeven hebben daarom de Raad voor de Rechtspraak en het Openbaar Ministerie verzocht deze uitkomsten te betrekken bij hun beleid en gerichter voorlopige hechtenis in combinatie met (super)snelrecht toe te passen bij categorieën die vaker hun straf ontduiken. Uiteraard blijft de toepassing van voorlopige hechtenis en (super)snelrecht ter individuele beoordeling van de Officier van Justitie en de rechter. Door de gerichte inzet van voorlopige hechtenis in combinatie met snelrecht verwachten de bewindslieden het aantal openstaande vrijheidsstraffen binnen deze categorie verder te kunnen terugdringen.

Aanpak openstaande vrijheidsstraffen: gerichter inzetten opsporingscapaciteit

Uitgangspunt is dat in Nederland opgelegde vrijheidsstraffen gewoon worden uitgezeten. Uit de analyse van de ongeveer 12.000 openstaande vrijheidsstraffen blijkt echter dat in circa 10.000 gevallen actieve opsporing door de politie niet gewenst of mogelijk is. Zo gaat het binnen deze groep van 10.000 gevallen alleen al om zo’n 6.200 personen die helemaal niet structureel in Nederland mogen zijn, omdat zij niet beschikken over de Nederlandse nationaliteit of verblijfrecht in Nederland. Daarnaast zijn er nog zo’n 4.600 personen met verblijfrecht in Nederland die een straf hebben van minder dan 4 maanden waarvan de landindicatie onbekend of buitenland is. De kans op succesvolle actieve opsporing is in deze zaken daardoor beperkt. Zo is bijvoorbeeld intrekking of vervallenverklaring van een paspoort pas mogelijk vanaf 4 maanden (voor 20 januari jongstleden was dit nog een half jaar). Ook een Europees Arrestatie Bevel kan pas worden uitgevaardigd bij openstaande straffen van 4 maanden of meer. Deze personen staan echter wel allemaal gesignaleerd in het Opsporingsregister. Dat betekent als deze veroordeelden om wat voor reden dan ook in aanraking komen met Nederlandse justitiële autoriteiten, ze alsnog worden opgepakt en hun straf moeten ondergaan. In de afgelopen 15 maanden zaten van deze groep van 10.000 personen er 600 alsnog hun straf uit.

Door dit inzicht is het mogelijk de beschikbare opsporingscapaciteit gerichter in te zetten. Bij legaal in Nederland verblijvende personen met een openstaande straf (ongeacht de hoogte) vindt altijd actieve opsporing plaats door de eenheden van de Nationale Politie. Het AICE zal hier een faciliterende rol in gaan vervullen. Het gaat dan om zo’n 1.200 gevallen. Bij personen met een straf van meer dan 4 maanden wordt ook in het buitenland actief opgespoord: dit gebeurt door het Team Executie Strafvonnissen van het Openbaar Ministerie (eveneens 1.200 personen). lees meer …

Documenten en publicaties

Bron: Ministerie van Justitie

Positie van slachtoffer sterk verbeterd

De positie van slachtoffers is de afgelopen jaren sterk verbeterd. Dat blijkt uit de beleidsdoorlichting 2007-2013 die in de ministerraad is besproken. De afgelopen vijf jaar is zelfs meer gerealiseerd dan was voorgenomen. Zo maken steeds meer slachtoffers gebruik van de regelingen die voor hen beschikbaar zijn, staat het slachtoffer centraal bij organisaties zoals politie en OM, is er meer geld beschikbaar gekomen voor slachtofferzorg en hebben slachtoffers meer rechten gekregen binnen het strafrecht. Ook de slachtofferorganisaties werken op een steeds effectievere manier. De ambities uit 2007 zijn dan ook ruimschoots gehaald.

Het gaat beter met de positie van slachtoffers in Nederland. Justitiële organisaties zoals de politie, het Openbaar Ministerie en de rechtspraak hebben het slachtofferbeleid in hun eigen werkprocessen verwerkt en blijven dit verder verbeteren. Slachtoffers hebben de afgelopen jaren meer rechten gekregen en er is meer en betere ondersteuning beschikbaar.

Zo hebben slachtoffers sinds 2011 recht op informatie, correcte bejegening en bijstand door een raadsman en een tolk. Voor slachtoffers van gewelds- en zedenmisdrijven bestaat sinds 2011 een voorschotregeling. Wanneer de veroordeelde acht maanden na het onherroepelijk worden van het vonnis nog niet de volledige schadevergoedingsmaatregel heeft betaald, keert de overheid het resterende bedrag uit aan het slachtoffer. De overheid verhaalt het bedrag vervolgens op de dader. Sinds 2012 mogen meer mensen van het spreekrecht gebruik maken. Ook komen meer nabestaanden in aanmerking voor een tegemoetkoming van het Schadefonds Geweldsmisdrijven.

Uit de recente beleidsdoorlichting blijkt dat de ondersteuning aan slachtoffers aanzienlijk is verbeterd. Bij Slachtofferhulp Nederland zijn nieuwe instrumenten ontwikkeld die nu behoren tot het standaard dienstverleningspakket, zoals het casemanagement voor nabestaanden en slachtoffers van ernstige gewelds- en zedenmisdrijven. De wijze van doorverwijzing van slachtoffers naar advocaten is ook verbeterd, zodat meer slachtoffers van ernstige gewelds- en zedenmisdrijven gebruik maken van gratis rechtsbijstand. Tenslotte is er een landelijk dekkend netwerk van slachtofferloketten gekomen, waar de politie, het OM en Slachtofferhulp Nederland samenwerken en slachtoffers terecht kunnen voor informatie, advies en ondersteuning tijdens het strafproces.

De financiële middelen voor slachtofferzorg zijn de afgelopen jaren toegenomen van ruim €32 mln. in 2007 naar ruim €54 mln. in 2013. Het aantal slachtoffers dat door Slachtofferhulp Nederland is geholpen is gestegen van 108.991 in 2007 naar 150.952 in 2012. Bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven steeg het aantal aanvragen van 6016 in 2007 naar 7995 in 2012. Bij Slachtoffer in Beeld is in dezelfde periode het aantal aanmeldingen voor slachtoffer-daderbemiddeling met 242% gestegen, van 441 in 2007 naar 1508 in 2012.

Staatssecretaris Teeven is tevreden over wat er de afgelopen jaren bereikt is voor slachtoffers en ziet dat een omslag gekomen is in het denken over de rol van het slachtoffer binnen de justitiële keten. Het kabinet wil door op de ingeslagen weg zodat de dienstverlening aan slachtoffers een vast en vanzelfsprekend onderdeel blijft binnen alle onderdelen van Justitie. Om dit te realiseren is meer inzicht nodig in resultaten van justitiële organisaties op het gebied van slachtoffers en verbetering van de registratie van slachtoffers. Staatssecretaris Teeven verwacht dat door de ontwikkeling van meer online dienstverlening, nog meer slachtoffers geholpen kunnen worden. Ook zal de ICT hierop worden aangepast. lees meer …

Bron: Ministerie van Justitie

hardere aanpak frauduleuze faillissementen

De mogelijkheden om via het strafrecht harder en effectiever op te treden tegen frauduleuze faillissementen worden verruimd. Dit blijkt uit een wetsvoorstel van minister Opstelten van Veiligheid en Justitie waarmee de ministerraad heeft ingestemd. Het wetsvoorstel is onderdeel van het wetgevingsprogramma Herijking Faillissementsrecht dat het faillissementsrecht grondig wil moderniseren om het ondernemersklimaat in Nederland gezond te houden.

De nieuwe regeling voorziet in een modernisering van de faillissementsdelicten in het Wetboek van Strafrecht. Deze modernisering vindt plaats in bijna alle bestaande strafbepalingen, met het oog op verbetering van de bruikbaarheid en verhoging van de effectiviteit. Ook worden enkele nieuwe strafbaarstellingen voorgesteld.

Fraudeurs ontspringen nu vaak de dans als de curator een lege boedel aantreft. Activa van de onderneming blijken voor het intreden van het faillissement al weggesluisd en er is opzettelijk geen administratie gevoerd. Dit maakt ‘terugrechercheren’ moeilijk. Om dit laakbare handelen, waarachter vaak ook andere fraude schuil gaat, beter te kunnen bestrijden komt er een aparte strafbaarstelling van overtreding van de administratieplicht bij faillissement met een maximum van twee jaar gevangenisstraf. Die strafbaarstelling biedt tevens een aanknopingspunt om de gang van zaken rond een faillissement te onderzoeken en eventuele fraudepraktijken bloot te leggen.

Verder stelt het kabinet voor frauduleus handelen strafbaar te stellen waardoor een onderneming in ernstige financiële problemen komt, zonder dat daadwerkelijk een faillissement is gevolgd. Dergelijk handelen wordt gestraft met twee jaar gevangenisstraf; is er sprake van persoonlijke verrijking, dan gaat de straf omhoog naar maximaal vier jaar gevangenisstraf. Dit maakt het ook mogelijk om met vroegtijdig strafrechtelijk ingrijpen een faillissement te voorkomen of in ieder geval de schade te beperken.

De ministerraad heeft ermee ingestemd het wetsvoorstel voor advies aan de Raad van State te zenden. De tekst van het wetsvoorstel en van het advies van de Raad van State worden openbaar bij indiening bij de Tweede Kamer.

Bron: Ministerie van Justitie             

– De Appvocaat: rechtshulp zonder advocaat

De Appvocaat: rechtshulp zonder advocaat

Stel, u bent al enige tijd verwikkeld in een juridisch geschil met uw buren. Zij halen u het bloed onder uw nagels vandaan en u bent het zat. U wilt graag een oplossing voor dit probleem, maar een advocaat in de arm nemen vindt u een stap te ver. Hoewel het voor u misschien ondenkbaar lijkt, is niet voor ieder juridisch probleem de hulp van een advocaat nodig. Veel juridische vraagstukken kunt u, met behulp van de juiste organisatie of instantie en met goede informatie, zelf oplossen. De Appvocaat is een app speciaal gemaakt voor dit soort gevallen. Deze app biedt u de mogelijkheid om zonder dure rechtshulp een oplossing te vinden voor uw juridische probleem of geschil. Lees meer ….