Videozitting bij de rechtbank

De behandeling van de zeer urgente zaken geschiedt zoveel mogelijk schriftelijk of via een telefonische (beeld)verbinding. In beginsel vindt er geen mondelinge behandeling plaats met fysieke aanwezigheid van partijen, tenzij uitdrukkelijk anders bepaalt.

In verband met de uitbraak van het coronavirus heeft de Rechtspraak besloten vanaf dinsdag 17 maart 2020 de deuren van de rechtbanken, gerechtshoven en bijzondere colleges te sluiten. Voor de wijze waarop zaken gedurende de sluiting van de gerechten worden behandeld is een regeling vastgesteld die geldt tot en met 28 april 2020 of zoveel langer nodig is.

Deze regeling bevat algemene regels met betrekking tot de aanwezigheid in de rechtszaal, de voorziening Veilig mailen en besloten zittingen.
Uitgangspunt is dat de gerechten alle zeer urgente zaken zullen behandelen. De behandeling van de zeer urgente zaken geschiedt zoveel mogelijk schriftelijk of via een telefonische (beeld)verbinding. In beginsel vindt er geen mondelinge behandeling plaats met fysieke aanwezigheid van partijen, tenzij deze regeling anders bepaalt.

De IT-organisatie van de Rechtspraak heeft de voorzieningen voor een telefonische (beeld)verbinding bij de Rechtspraak en externe betrokkenen uitgebreid.

Echtscheiding in Nederland van een buitenlands huwelijk

Gehuwd in het buitenland, maar u wilt hier de echtscheiding verzoeken? Het kan, maar enig uitleg vooraf om een bewuste keuze te maken is wel nuttig.

Indien u in het buitenland bent getrouwd, maar u wilt in Nederland de echtscheidingsprocedure beginnen dan loopt u tegen diverse problemen aan die niet geldig voor een Nederlands huwelijk.

Het maakt daarbij een groot verschil of het gaat om een huwelijk dat is gesloten binnen de EU of daarbuiten, en in veel gevallen maakt het ook verschil of de andere partner bereid is mee te werken aan de echtscheiding in Nederland.

In dit artikel word een zeer korte uitleg gegeven van de mogelijkheden. Dit artikel is zeker niet extensief, en voor concrete vragen kan men zich altijd wenden tot onze website, een e-mail sturen naar info@advocaten.nl, of bellen met 0900-advocaten of of een formulier invullen

De procedure tot echtscheiding begint altijd met contact met een echtscheidingsadvocaat. Deze dient een verzoek in bij de rechtbank om de uitspraak te geven die de echtscheiding inleidt.

Bevoegdheid

De eerste vraag die de rechter zichzelf zal stellen is of hij wel bevoegd is om hierover een oordeel te geven. Deze bevoegdheid, de zogenaamde rechtsmacht, is geregeld in de EU verdragen. De Nederlandse rechter zal zich bevoegd verklaren om een uitspraak te doen indien;

  • beide echtgenoten de Nederlandse nationaliteit hebben .
  • beide echtgenoten in Nederland wonen
  • een van de partners in Nederland woont en zij het verzoek gezamenlijk doen
  • verzoeker die niet de Nederlandse nationaliteit heeft langer dan een jaar in Nederland heeft gewoond
  • een verzoeker wel de Nederlandse nationaliteit heeft, tenminste 6 maanden in Nederland heeft gewoond
  • de verweerder in Nederland woont

In al deze gevallen zal de rechter zich bevoegd achten te om een uitspraak te geven op het verzoek van een of van beide partijen. Van tevoren Is het dus belangrijk om vast te stellen of uw situatie valt in een van de bovenstaande categorieën, alvorens verzoek in te dienen. Het is dus aan te bevelen om vooraf ook te onderzoeken of de andere partner bereid is mee te werken aan de echtscheidingsprocedure. In het bovenstaande blijkt immers dat de Nederlandse rechter zich bevoegd verklaard indien partijen een gezamenlijk verzoek indienen, ook Indien de rechter in dat geval normaal gesproken niet bevoegd zou zijn.

Om een scheidingsprocedure in Nederland te overwegen is het belangrijk dat u eerst uitgebreid contact hebt met de advocaat om de mogelijkheden te onderzoeken.

Van belang is hier echter ook dat de andere partner soms reeds een procedure in het buitenland is gaan voeren. In dat geval kan het zijn dat de Nederlandse rechter zich onbevoegd verklaart, omdat er immers geen twee echtscheidingsprocedure naast elkaar kunnen gaan lopen bij verschillende gerechten in 2 landen. Om procestechnische redenen is het dus vaak nuttig om snel een beslissing te nemen, en niet te wachten tot de andere partij zelf de procedure in het buitenland start.

 Ook is van belang te onderzoeken welke rechter en voor de verzoekende partij de meest gunstige uitspraak kan doen. Ook het kostenaspect, de taalbarrière en de doorlooptijd van de procedure spelen uiteindelijk een rol. Zijn er meerdere gerechten bevoegd in verschillende landen, dan moet er dus van tevoren een keuze worden gemaakt welk gerecht in voorkomend geval de mogelijkheid geeft tot een gunstige uitkomst.

Toepasselijk recht

 Naast de vraag welke rechter bevoegd is is een essentiële vraag ook welk recht die rechter dan moet toepassen. In de meeste gevallen is dat Nederlands recht, maar toch is dat niet vanzelfsprekend. Soms hebben partijen vooraf afspraken gemaakt bijvoorbeeld bij huwelijkse voorwaarden.

Die bepalen welk recht van toepassing zal zijn op de echtscheiding, de procedure, maar ook op de verdeling van goederen en de vaststelling van de alimentatie. Soms wordt de rechtskeuze bepaald door het land waarvan partijen de gezamenlijke nationaliteit bezitten, of het recht naar de keuze van die partijen zelf. In zeer ver landen om ons heen, ook binnen Europa, gelden sterk afwijkende regels hierover, en ook hier is het van belang om vast te stellen welk rechtsstelsel de meest gunstige uitkomst zal geven.

Het wordt echter nog complexer. het kan zomaar zijn dat Nederlands Recht van toepassing is op de vaststelling van de alimentatie, maar dat buitenlands recht weer van toepassing is op verdeling van goederen of op de omgangsregeling. Het hangt er dan bijvoorbeeld vanaf in welk land de kinderen woonachtig zijn. Partijen kunnen hier overigens ook zelf afspraken over maken voordat zij de procedure starten.

Het kan dus voorkomen dat het Nederlands recht toepasselijk wordt verklaard op de echtscheidingsprocedure zelf, maar op de verdeling van het huwelijksvermogen Engels recht wordt toegepast, en ten aanzien van de onderhoudsbijdrage Frans recht geldt.

Vaak bepalen partijen zelf welk recht van toepassing is. Dit kan al bij het aangaan van huwelijkse voorwaarden, maar ook op een later tijdstip of voordat de procedure wordt gestart. De laatste mogelijkheid is echter een beperkte keuzemogelijkheid. De partijen kunnen bij de echtscheiding kiezen uit het zicht van de landen als volgt:

  • het land waar partijen tijdens het huwelijk woonachtig waren.
  • het land waar beide partijen woonde kom aan. En een partner nog steeds woont.
  • het land waarvan één op beide partijen de nationaliteit heeft .
  • of het land waar de echtscheiding wordt verzocht.

 Voor zover partijen de keuze maken voor een rechtstelsel buiten de Europese Unie zal de rechtbank overigens ambtshalve beoordelen of die keuze juist is.

Wens u advies over de juiste keuze bij het vragen van een internationale echtscheiding in Nederland, neem dan contact op met Advocaten.nl. Bel met 900-advocaten of vul het formulier in op onze website.

Pas op met het verzwijgen van geld of goed bij de erfenis!

De erfgenaam die gelden verzwijgt verbeurt zijn aandeel daarin, en dient alles dat hij heeft verzwegen af te geven aan de andere erfgenamen, ook indien er jaren zijn verstreken.

Het lijkt makkelijk, na het overlijden moet de nalatenschap worden verdeeld tussen de erfgenamen. Maar niet elke erfgenaam weet wat er is om te verdelen. Soms heeft de erflater al iets uitgeleend aan een erfgenaam. Of een erfgenaam heeft geld van de erflater in beheer, maar heeft er zelf bestedingen van gedaan of geld achtergehouden. De anderen weten daar niets van, dus waarom dat melden? Hieronder leest u wat de gevolgen kunnen zijn van die verzwijging.

De erfgenamen moeten eerst gezamenlijk vaststellen wat er verdeeld moet worden. Met andere woorden: Wat zit er in de nalatenschap?

Het lijkt eenvoudig, en in de praktijk gebeurt het vaak : één erfgenaam geeft niet op wat hij onder zich heeft, of wat hij heeft geleend of opgemaakt. Dergelijke bedragen worden aangemerkt als toekomende aan de nalatenschap, en moeten worden verdeeld. In de praktijk gebeurt dat dus niet in alle gevallen.

Hiervan zijn natuurlijk vele voorbeelden bekend, maar slecht zelden wordt een geschil hierover uitgevochten voor de rechtbank.

Een goed voorbeeld is een procedure die heeft geleid tot een uitspraak van de rechtbank van 11 oktober 2017.

De feiten

Voordat de erflater overleed werden geldbedragen overgeboekt naar de rekening van een erfgenaam. Volgens de andere erfgenamen, die hierover en procedure startten, moeten deze bedragen worden aangemerkt als leningen, die door die erfgenaam zijn verzwegen.

Deze erfgenaam voerde aan dat de bedragen waren geschonken , maar bewijs daarvan kon hij echter niet leveren. Alle erfgenamen dus naar de rechter. De overige erfgenamen eisten dat de ene erfgenaam, de gedaagde, het geld alsnog afdroeg.

Als belangrijke bijkomende omstandigheid was hier dat de erflater sinds enkele jaren in een verzorgingstehuis zat in verband met zeer slechte geestelijke gezondheid en deze erfgenaam was gevolmachtigd om sinds de opname de financiën van de erflater te voeren. In dat kader beheerder hij in die periode ook de bankrekeningen. Daarbij werden de bedragen van de rekening van de erflater overgeboekt naar zijn eigen privérekening of naar de rekening van zijn onderneming.

Pas na enkele jaren kwamen de andere erfgenamen hier achter en stelden voor de rechtbank dat de nalatenschap dus nog onverdeeld was. Belangrijk; een dergelijke vordering verjaard niet!

Verbeuren van het volledige erfdeel

Zij konden dus alsnog, op grond van artikel 3:178 van het Burgerlijk Wetboek, de verdeling vorderen. Aanvullend stelde deze erfgenamen dat het deel dat de andere erfgenaam had verzwegen, niet meer met hem hoefde te worden gedeeld. Artikel 3:194 Lid 2 bepaalt dat de erfgenaam die delen van de nalatenschap verzwijgt, zijn aandeel hierin verbeurt aan de overige erfgenamen.

In dit geval oordeelde de rechter precies volgens de wet: een deelgenoot die opzettelijk goederen verzwijgt die tot de gemeenschap behoren, deze zoek maakt of verborgen houdt, verbeurt zijn aandeel in die goederen aan de andere deelgenoten (De andere erfgenamen).

Een zeer belangrijk en veel gevoerd verweer in dergelijke situaties is dat de erfgenaam die gelden heeft ontvangen op grond van een schenking., of een lening die vervolgens is kwijtgescholden. In het nieuwe erfrecht hoeven schenkingen niet te worden afgedragen aan de nalatenschap, indien dat niet vooraf bij testament of bij de schenking is bepaald. Het probleem was hier echter dat die erfgenaam, omdat hij gevolmachtigde was, dit ook diende te bewijzen.

Het feit dat een volmacht was verstrekt, legt een bijzondere verplichting op degene die de volmacht heeft. Hij zal juist rekening en verantwoording moeten afleggen aan de andere erg in verband met deze volmacht. In een procedure vertaalt zich dat als volgt: de bewijsplicht wordt omgedraaid!

Een belangrijke bijkomstigheid is natuurlijk dat in dit geval de erflater zijn eigen wil niet meer kon bepalen, en dus ook niet in staat was te overzien wat de gevolgen waren, of zijn wil kon bepalen met betrekking tot deze schenking. In dit geval kon de gedaagde erfgenaam geen nadere bewijs leveren van de schenking of de kwijtschelding van de lening.

Omgekeerde bewijsplicht

Een belangrijk aspect van deze uitspraak betreft dus ook het bewijsrecht. De andere erfgenamen hebben een vordering ingesteld, en zijn dus doorgaans belast met het bewijs van hun stelling, dat de andere erfgenamen geld had verzwegen. De wet bepaalt dit expliciet in artikel 150 Wetboek van Rechtsvordering.

De rechter mag echter onder bepaalde omstandigheden die bewijslast omdraaien. In bijzondere omstandigheden kon de rechter bepalen dat de gedaagde zelf bewijs dient te leveren voor zijn verweer dat de erflater geld had geschonken of leningen kwijtgescholden. Dit heeft vanzelfsprekend te maken met de omstandigheid van de situatie van de erflater in het verzorgingshuis én het feit dat deze erfgenaam volmacht had.

Van belang is deze uitspraak ook in verband met het gevolg. artikel 3:194 lid 2 wordt in de praktijk zelden toegepast en het komt nog minder voordat de rechter een vordering toewijst. Het probleem ligt vaak in het bewijs. Hoe bewijs je dat de erflater op enig moment in een ver verllden niet daadwerkelijk geld heeft geschonken, een lening heeft kwijtgescholden, of zelf opdracht heeft gegeven om bepaalde uitgaven te doen.

Desniettemin is het een zware sanctie. De erfgenaam die gelden verzwijgt verbeurt zijn aandeel daarin, en dient het gehele bedrag dat hij heeft verzwegen over te dragen aan de andere erfgenamen, ook indien er inmiddels een tiental jaren is verstreken sinds de verdeling.

Ook van toepassing bij echtscheiding

Tot slot is het volgende te melden: de bovenstaande situatie is ook van toepassing op verdelingen van een huwelijksgoederengemeenschap. Verzwijgt één echtgenoot goederen bij de verdeling, dan kan de ander alsnog verdeling en verbeurdverklaring vragen!

Wilt u laten beoordelen of uw situatie lijkt op die in het bovenstaande, of hebt u meer vragen over erfrecht dan kunt u bellen met 0900-advocaten of een vraag stellen aan advocaten.nl.

De stiefouder en kinderalimentatie

De ouders zijn samen financieel verantwoordelijk voor de kosten van levensonderhoud hun minderjarige kinderen. Die verantwoordelijkheid bestaat tot het 21 jaar. Indien ouders gaan scheiden blijft die verantwoordelijkheid voor beide ouders in beginsel bestaan.

Een ouder betaalt aan de andere ouder een maandelijks kinderalimentatie.

Indien een ouder hertrouwd of een geregistreerd partnerschap aangaat dan wordt de nieuwe partner (de stiefouder) eveneens onderhoudsplichtig voor uw kinderen. In art. 1:395 van het Burgerlijk Wetboek is bepaald dat een stiefouder in zo`n geval verplicht is tot het verstrekken van levensonderhoud aan zijn/haar stiefkinderen die tot zijn gezin behoren.

Of een kind tot het gezin van de stiefouder behoort wordt volgens de literatuur ruim uitgelegd. Behoort een stiefkind niet tot het gezin van de stiefouder dan heeft de stiefouder formeel geen onderhoudsplicht.

Waar de streep wel scherp wordt getrokken is of er sprake is van een huwelijk of geregistreerd partnerschap. Is er alleen sprake van samenwoning, dan bestaat die verplichting niet. Of er sprake is van family life als bedoeld in art. 8 EVRM is niet relevant.

Gevolgen van de onderhoudsverplichting.

Indien de onderhoudsplicht van de stiefouder vaststaat, krijgt de stiefouder vanaf de datum van het aangaan daarvan een financiële verplichting naar de stiefkinderen toe. De draagkracht van de stiefouder zal dus moeten worden bepaald om de verdeling van de kosten voor de kinderen over de ouders te kunnen berekenen.

De procedure tot vaststelling en de stiefouder

De stiefouder wordt zelf niet in een gerechtelijke procedure aangesproken tot onderhoudsplicht. De stiefouder wordt in de wet rechter niet als belanghebbende aangemerkt. Hij/zij mag ook niet bij de zitting aanwezig zijn. Alleen diens partner, de echtgenoot en de biologische ouder van het kind, wordt daartoe aangesproken.

Toch doet de stiefouder er verstandig aan zijn of haar financiële gegevens te overleggen aan de rechter, omdat bij gebrek aan die informatie de rechter een ruwe schatting geeft van die draagkracht, doorgaans in het nadeel van die stiefouder. Het risico is dat de kinderbijdrage te hoog wordt vastgesteld.

Mocht het tot een juridische procedure komen dan wordt is de stiefouder dus wel gehouden is zijn/haar financiële stukken in de procedure te overleggen zodat de draagkracht berekend kan worden.

De andere ouder

Maar betekent dit nu dat de andere ouder in het geheel geen alimentatieplicht meer heeft? Gelukkig niet. In beginsel zijn de verplichtingen van de ex-partners en van de stiefouder van gelijke rang. De rechter zal echter bij de bepaling van de kinderbijdrage de een nauwere verwantschap tussen de biologische ouders en het kind dan tussen de stiefouder en het kind laten meewegen.

Rechtspraak

De rechter beoordeelt in de praktijk per geval in hoeverre een stiefouder naast de ouders tot een bijdrage verplicht is.Alle feitelijke omstandigheden worden daarbij in aanmerking genomen, maar dit brengt ook mee dat de rechtspraak over dit onderwerp vrij casuïstisch is

Einde alimentatieplicht

Tot slot is van belang dat de verplichting van de stiefouder jegens zijn niet biologische kinderen weer eindigt zodra het huwelijk weer wordt ontbonden. Overigens is er een wetsvoorstel in de maak dat de onderhoudsplicht van de stiefouder definitief beëindigd. Wanneer dit tot een wet wordt is nog onbekend

Voor meer informatie kunt u bellen met 0900-advocaten of een email zenden aan advocaten.nl.

De minderjarig en de nalatenschap

Zolang een kind nog geen 18 is, is het minderjarig en heeft het een wettelijke vertegenwoordiger. In beginsel zijn dat de met het gezag belaste ouders, of een van hen.

Een minderjarige kan niet erven. Om te erven moet men immers de nalatenschap aanvaarden. Die aanvaarding is een rechtshandeling maar een minderjarige kan niet zelf handelen (is handelingsonbekwaam) en dus ook geen erfenis aanvaarden. De wet bepaalt dat de wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige verplicht beneficiair moet aanvaarden. Een zuivere aanvaarding door een wettelijk vertegenwoordiger is dus niet mogelijk.

De achterliggende reden is die van de bescherming van de minderjarige; zo kan deze nooit aansprakelijk worden voor de mogelijke schulden in een erfenis. In minderjarige wordt immers niet geacht de reikwijdte van een dergelijke beslissing te kunnen overzien. De minderjarige erfgenaam heeft dus niet dezelfde keuzes als een meerderjarige erfgenaam; deze kan niet zuiver aanvaarden.

De wettelijke vertegenwoordigers van de minderjarige

Zolang een kind nog geen 18 is, is het minderjarig en heeft het een wettelijke vertegenwoordiger. In beginsel zijn dat de met het gezag belaste ouders, of een van hen. Hebben de ouders zelf geen gezag of zijn deze overleden dan wordt een voogd benoemd die het gezag heeft. Ook een curator kan wettelijke vertegenwoordiger zijn.

Zuivere aanvaarding

De zuivere aanvaarding van een nalatenschap brengt een onmiddellijke overgang mee van het vermogen van de erflater naar het vermogen van de erfgenamen. De erfgenamen treden dan gezamenlijk als het ware in de rechten en plichten van de erflater. Onder dat vermogen vallen zowel baten als schulden. Zijn er meer schulden dan baten, dan heeft dat onaangename gevolgen voor de erfgenamen; zij zijn aansprakelijk voor de betaling van die schulden, ook indien de baten in de nalatenschap onvoldoende zijn om die schulden te voldoen. De erfenis brengt dus een ernstig risico van verarming mee!

Beneficiaire aanvaarding

De beneficiair aanvaarding van de nalatenschap is een aanvaarding onder een voorbehoud. Dit voorbehoud betekent dat alvorens er enige uitkering of afgifte aan erfgenamen wordt gedaan, eerst wordt onderzocht welke schulden en baten aanwezig waren in het vermogen van de erflater op de dag van het overlijden. Alle bekende schuldeisers worden uitgenodigd om hun vordering kenbaar te maken. Er wordt een beschrijving gemaakt van alle baten. Met de baten kunnen de schulden worden betaald, net zo lang tot er geen baten of schulden meer zijn. Overtreffen de baten de schulden, dan gaat het restant naar de erfgenamen. Overtreffen de schulden de baten dan blijven de resterende schulden bij de schuldeisers; deze kunnen geen verhaal meer nemen voor hun vorderingen.

Door de beneficiaire aanvaarding lopen de erfgenamen dus niet het risico dat schuldeisers van de erflater verhaal kunnen nemen op het vermogen dat zij reeds vóór de vererving hadden.
De schulden worden dan betaald uit de opbrengst van de erfenis. De schulden “vervallen” als de opbrengst van de erfenis niet groot genoeg is.

Minderjarige lopen dus volgens de wet niet een dergelijk risico, ook indien de wettelijk vertegenwoordigers stilzitten.

De gevolgen van de beneficiaire aanvaarding

Bij een beneficiaire aanvaarding moet de nalatenschap vereffend worden volgens de wet. De vereffening is een taak die volgens de wet is toebedeeld aan de gezamenlijk erfgenamen. In dit geval zijn dat dus de wettelijke vertegenwoordigers van de minderjarigen en eventueel overige erfgenamen.

Wat te doen met eigendommen van kinderen bij een echtscheiding

Aangezien het vermogen van het kind zelf is, valt het niet in de huwelijksgoederen-gemeenschap en kan het bij echtscheiding niet verdeeld worden.

Indien een echtpaar in gemeenschap van goederen getrouwd is dan zal bij een echtscheiding de huwelijksgoederengemeenschap verdeeld moeten worden. In beginsel dient dat bij helfte gedaan te worden. Als er minderjarige kinderen zijn met eigendommen zoals een spaarrekening, dan vallen die eigendommen echter niet in de huwelijksgoederengemeenschap van de ouders

Ouderlijk gezag
Als gehuwde ouder heb je ouderlijk gezag over een minderjarige kind. Dat ouderlijk gezag houdt onder meer in dat je als ouder het bewind voert over het vermogen van je kind. Dit betekent dat je goed voor het vermogen van het kind moet zorgen. Het is ouders verboden om geld van een spaarrekening van een kind te halen voor eigen belang. Mocht een ouder geld van een kind verspillen, dan heeft het kind het recht om na zijn/haar 18e verjaardag de ouder hiervoor aansprakelijk te stellen. Tijdens de minderjarigheid kan daartoe een bijzonder curator voor het kind aangesteld worden, die de ouder aansprakelijk kan stellen. Het is overigens wel van belang dat duidelijk is dat het spaargeld van het kind is. Dat kan bijvoorbeeld blijken uit de tenaamstelling van de rekening of correspondentie over de bewuste bankrekening of omschrijvingen van de stortingen.

Buiten huwelijksgoederengemeenschap
Aangezien het vermogen van het kind zelf is, valt het niet in de huwelijksgoederen-gemeenschap en kan het bij echtscheiding niet verdeeld worden. Wel worden vaak afspraken gemaakt over het beheer van de (spaar)rekening van de kinderen.

Indien er voor een kind een kapitaalpolis is afgesloten, waarvoor een periodieke premie betaald moet worden, dan ben je als ouders verplicht tot de 18e verjaardag van het kind deze premie te blijven betalen. Dit soort afspraken worden vaak vastgelegd in het ouderschapsplan.

De bijzondere curator voor de minderjarige

Als er sprake is van een belangenconflict op het gebied van verzorging, opvoeding of het vermogen van het kind, dan kan een verzoek bij de rechtbank ingediend worden om een bijzonder curator te benoemen.

In procedures waar minderjarige kinderen betrokken zijn, is het in speciale situaties mogelijk dat aan de minderjarige een bijzondere curator wordt toegewezen. Dit kan in situaties waarbij het kind een belangenconflict met zijn/haar ouders of voogd heeft of indien het een conflict betreft tussen de ouders waar het kind bij betrokken is

Verzoek aan rechtbank bij belangenconflict
Als er sprake is van een belangenconflict op het gebied van verzorging, opvoeding of het vermogen van het kind, dan kan een verzoek bij de rechtbank ingediend worden om een bijzonder curator te benoemen. Een dergelijk verzoek kan worden ingediend door het kind zelf, de (pleeg)ouders of de voogd van het kind of door de voogdijinstelling. Dit kan in een lopende procedure of als er nog geen sprake is van een procedure. Ook is het mogelijk dat de rechter zelf in een lopende procedure – zonder daartoe een verzoek van bovengenoemde personen te hebben ontvangen – een bijzondere curator voor het kind benoemd.

Voorwaarden
Als (pleeg)ouders, de voogd of de voogdijinstelling een verzoekschrift indienen, dan dient dat verzoekschrift aan bepaalde voorwaarden te voldoen. Het kan door tussenkomst van een advocaat gedaan te worden, maar het is ook mogelijk om dit verzoekschrift zelf aan de rechtbank te sturen. Een kind zelf heeft ook geen advocaat nodig en kan zelf een vormvrije brief of e-mail naar de rechtbank sturen. Uiteraard dient het wel om een substantieel conflict te gaan dat ziet op de omgang, de verzorging of het vermogen van het kind. In zaken met betrekking tot afstamming wordt standaard een bijzondere curator door de rechter benoemd. Verder zie je een bijzondere curator regelmatig in ernstige vechtscheidingen, waarbij het kind in een groot loyaliteitsconflict is beland. Ook kan een bijzondere curator aan de orde zijn indien een kind eventueel uit huis geplaatst zal gaan worden.

Rechter bepaalt taken
De rechter geeft in zijn benoemingsuitspraak de taken van de bijzonder curator aan. De bijzondere curator gaat in ieder geval met alle belanghebbenden een gesprek aan en zal proberen een bemiddelende rol te hebben. In principe kan iedereen tot bijzondere curator aangewezen worden. In de praktijk gaat het veelal om advocaten of orthopedagogen, die als bijzondere curator worden benoemd. De bijzondere curator zal proberen om te bemiddelen tussen de ouders en het kind (als dat daar oud genoeg voor is). Indien bemiddeling slaagt, kan de gevonden oplossing in de uitspraak van de rechtbank vastgelegd worden. Indien er geen oplossing komt, dan zal de bijzondere curator namens het kind optreden in de procedure en de belangen van het kind verwoorden. De bijzondere curator zal dan een advies uitbrengen aan de rechter en ook aanwezig zijn tijdens de zitting.

De financiering van een bijzondere curator verloopt veelal via het aanvragen van door de overheid gefinancierde rechtsbijstand.

faillissementsprocedure in 2019 efficiënter en transparanter

De Wet modernisering faillissementsprocedure (34.740)maakt onderdeel uit van het programma Herijking Faillissementsrecht >. De huidige faillissementsprocedure dateert namelijk uit 1896.

De wet om de procedure rondom faillissementen efficiënter en transparanter te laten verlopen, treedt, op één bepaling na, op 1 januari 2019 in werking. Dat blijkt uit de bekendmaking van het besluit tot inwerkingtreding in het Staatsblad.
Herijking

De Wet modernisering faillissementsprocedure (34.740)maakt onderdeel uit van het programma Herijking Faillissementsrecht >. De huidige faillissementsprocedure dateert namelijk uit 1896.

Gegevens in insolventieregister

De uitzondering bij de inwerkingtreding van de wet betreft de verplichting om ‘terstond na een uitspraak tot faillietverklaring’ een aantal gegevens in het centrale insolventieregister te plaatsen. Volgens de toelichting bij het besluit zal dit ‘op een later te bepalen tijdstip’ gebeuren. Reden hiervoor is dat de rechtspraak meer tijd nodig heeft om de systemen en de werkprocessen op deze wijziging voor te bereiden. ‘In overleg met de rechtspraak zal voor dit onderdeel een datum van inwerkingtreding worden bepaald,’ aldus de toelichting.
Bron: SC Online en Staatsblad 2018, 348

Verhuizen na scheiding

Als ouders gezamenlijk het ouderlijk gezag over hun kinderen hebben, dan dienen zij belangrijke beslissingen aangaande hun kinderen in beginsel gezamenlijk te nemen. Voor een verhuizing met de kinderen is in beginsel toestemming van de andere ouder nodig, en anders vervangende toestemming van de rechtbank. Alvorens vervangende toestemming te geven, zal de rechter een uitvoerige belangenafweging maken.

Een scheiding of relatiebreuk heeft vaak al grote impact op minderjarige kinderen, dus het is zaak om een verhuizing zorgvuldig aan te pakken. Het beste is om tijdig vooraf met elkaar in overleg te treden, zo nodig onder begeleiding van een deskundige zoals een mediator. Komen de ouders er niet uit, dan zou de kwestie vooraf aan de rechtbank voorgelegd moeten worden. Pas als de rechter duidelijkheid heeft gegeven, zou een eventuele volgende stap gezet moeten worden.

Bodemprocedure vaak frustrerend

In de praktijk kom ik helaas veelvuldig situaties tegen waarin één van de ouders simpelweg is vertrokken met de kinderen, zonder toestemming van de ander of van de rechtbank. Dit kan erg ingrijpend en schadelijk voor de kinderen zijn. Bovendien leidt het vaak tot vervelende gerechtelijke procedures die de onderlinge verstandhoudingen nog verder op scherp zetten.

Helaas biedt de rechtspraak niet altijd oplossing. Bij een plotselinge verhuizing van een ouder met de kinderen, start de achterblijver vaak een kort geding. Uitgangspunt voor de kort gedingrechter is echter dat aansluiting gezocht wordt bij de feitelijke situatie. De verhuisde ouder hoeft dus niet direct terug te keren, de uitkomst van de bodemprocedure moet maar afgewacht worden. Dat is bijzonder frustrerend, want tegen de tijd dat er in de bodemprocedure een uitspraak wordt gedaan, verblijven de kinderen soms al bijna een jaar (of zelfs langer!) in hun nieuwe woonplaats. Ik zie dat de verhuisde ouder dan vaak het argument opwerpt dat de kinderen inmiddels al gewend zijn in hun nieuwe woonplaats, dat ze daar vriendjes hebben, op sport zitten, naar school gaan, enz.

Recht op gelijkwaardig ouderschap

Sinds enige jaren is het beginsel van gelijkwaardig ouderschap in de wet opgenomen. Dit recht (van het kind!) op een gelijkwaardige opvoeding door beide ouders betekent niet dat een rechter geen toestemming voor een verhuizing mag verlenen. Maar als er toestemming wordt verleend, moet er wel op toegezien worden dat in de situatie die na verhuizing ontstaat, zoveel mogelijk recht wordt gedaan aan het beginsel van gelijkwaardig ouderschap. Het verbaast mij dat de dwingendrechtelijke bepalingen omtrent gelijkwaardig ouderschap vaak niet eens genoemd worden in uitspraken rondom verhuizing met kinderen. Mijn advies aan ouders is om het vooral volgens het boekje te doen, dat is waar de kinderen doorgaans het meest bij gebaat zijn.

Opeisbaarheid geldlening tussen ouders en dochter

De rechtbank bepaalt dat de geldlening tussen de ouders en hun dochter niet opeisbaar is, ook niet nu het inkomen van de dochter aflossen toelaat. Dit is immers niet uit de overeenkomst af te leiden. Nu er onduidelijkheid bestaat over de wijze van aflossen, stelt de rechtbank een regeling vast.

M en V sluiten op 8 april 2010 een geldleningsovereenkomst met hun dochter D, waarin staat:
‘a. Ouders hebben aan [D] geleend een bedrag van € 55.100, welk bedrag [D] verklaart te hebben ontvangen.
b. Over dit bedrag, of over het niet afgeloste deel daarvan, betaalt [D] een rente van 8% per jaar, achteraf te voldoen in maandelijkse termijnen, voor het eerst per 30 april 2010. De eerste maal pro rata, daarna met een maandbedrag van € 367.
c. Aflossingen van de hoofdsom worden in onderling overleg tussen ouders en [D] vastgesteld. Daarbij is de afspraak gemaakt dat zodra het inkomen van [D] het toelaat met de aflossing zal worden gestart.
d. Na gedeeltelijke aflossing van de hoofdsom blijft het te betalen maandbedrag ad € 367 in stand, hetgeen tot versnelde aflossing van de hoofdsom leidt.

Tot meerdere zekerheid verklaart [D] zich jegens ouders te verbinden om, zolang ouders uit hoofde van bovengenoemde lening nog enige vordering hebben op [D], op eerste verzoek van ouders (…) aan ouders hypotheek te verlenen op [haar woning] (…).’

Begin 2018 heeft D in totaal € 100 op de lening afgelost.

Vorderingen

M en V vorderen primair veroordeling van D tot onmiddellijke terugbetaling aan hen van het nog openstaande bedrag van € 50.000, danwel (subsidiair) ontbinding van de geldleningsovereenkomst.

Standpunten van partijen

Volgens M en V is het restantbedrag onmiddellijk opeisbaar, nu D in staat is om de resterende hoofdsom ineens terug te betalen. Daarnaast zijn M en V van oordeel dat D tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst, nu zij geen gehoor heeft gegeven aan het verzoek van M en V om ten gunste van hen een hypotheek te vestigen op haar woning. Deze tekortkoming rechtvaardigt de ontbinding van de overeenkomst, aldus M en V.

D betwist dat de hoofdsom opeisbaar is geworden. Daarnaast is zij van oordeel dat het niet nakomen van de verbintenis tot het verstrekken van zekerheid de ontbinding van de overeenkomst niet rechtvaardigt.

Opeisbaarheid

De rechtbank stelt vast dat uit de tekst van de overeenkomst niet volgt dat het restantbedrag van € 50.000 ineens kan worden opgeëist. Immers, uit sub c van de overeenkomst volgt dat D in termijnen zal aflossen zodra haar inkomen dat toelaat. M en V hebben geen feiten gesteld die een andere uitleg van de overeenkomst onderbouwen.

Ontbinding

Dat leidt tot de vraag of het restantbedrag geheel opeisbaar is als gevolg van een nog uit te spreken ontbinding. Op grond van artikel 6:265 lid 1 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt.

Vast staat dat D tekortgeschoten is in de nakoming van de op haar rustende verbintenis op grond van de overeenkomst om op eerste verzoek van M en V een hypotheek te verlenen op haar woning. D stelt echter dat deze tekortkoming de ontbinding (met haar gevolgen) niet rechtvaardigt. Zij legt daaraan de onweersproken stelling ten grondslag dat M en V, als gevolg van het feit dat zij ten gunste van hen (nog) geen recht van hypotheek heeft gevestigd op haar huis, geen nadeel hebben gehad, omdat (1) het huis een lagere waarde vertegenwoordigt dan het eerste recht van hypotheek dat zij heeft gevestigd ten gunste van Rabobank, zodat bij een eventuele uitwinning op dit moment geen middelen zullen resteren waarop M en V zich zouden kunnen verhalen, (2) het nog steeds mogelijk is om een hypotheek te vestigen ten behoeve van M en V en (3) zij daartoe alsnog bereid is. Hiertegenover staat dat D, bij een ontbinding ter uitvoering van de daaruit voortvloeiende ongedaanmakingsverbintenis, de gehele resterende hoofdsom ineens aan M en V zal moeten terugbetalen, terwijl zij gemotiveerd heeft gesteld dat zij daartoe niet in staat is. In deze omstandigheden, zo concludeert de rechtbank, is de tekortkoming in de nakoming te weinig ernstig van betekenis om de ontbinding en haar gevolgen te rechtvaardigen.

Eindoordeel

Nu niet is komen vast te staan dat de resterende hoofdsom van € 50.000 direct opeisbaar is op grond van de overeenkomst dan wel een ontbinding van de overeenkomst, wijst de rechtbank de primaire en subsidiaire vorderingen van M en V af. De rechtbank veroordeelt D (ex artikel 7A:1798 BW) om de restant-hoofdsom van € 50.000 gespreid terug te betalen in maandelijkse termijnen van € 500. Daarnaast beveelt de rechtbank D om een recht van hypotheek ten gunste van haar ouders op haar woning te vestigen.

Rechtbank Rotterdam 9 mei 2018, ECLI:NL:RBROT:2018:3726

bron: SDU opmaat