Rechtbank wijst vorderingen OAD tegen Rabobank af

De rechtbank Midden-Nederland heeft vandaag de vorderingen afgewezen die de aandeelhouder van het OAD-concern heeft ingesteld tegen de Rabobank. De aandeelhouder verwijt de Rabobank dat -door ten onrechte de kredietovereenkomst met het OAD-concern op te zeggen- het faillissement van het OAD-concern is veroorzaakt, en daarmee het waardeloos worden van de aandelen. De aandeelhouder vordert van de Rabobank een vergoeding voor deze waardevermindering van de aandelen. Lees hier de uitspraak.

De rechtbank komt aan een inhoudelijke beoordeling van de vordering niet toe. De rechtbank is van oordeel dat de aandeelhouder deze vordering niet kan instellen. Dat kan alleen (de curator van) OAD. De Hoge Raad heeft in diverse arresten uitgemaakt dat in beginsel alleen het concern zelf schadevergoeding kan vorderen vanwege waardevermindering van aandelen van degene die de waardevermindering heeft veroorzaakt door wanprestatie of onrechtmatig handelen, en niet de aandeelhouder(s).

Op dit uitgangspunt heeft de Hoge Raad alleen een uitzondering gemaakt, als er ook specifiek tegenover de aandeelhouder onrechtmatig is gehandeld. Van deze uitzonderingssituatie is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Rabobank heeft de eisen die zij stelde aan het voortzetten van de kredietrelatie met OAD (waaronder kapitaalversterking) niet aan de aandeelhouder van OAD gesteld maar aan (het bestuur van) OAD. Dit betekent dat de Rabobank bij de aandeelhouder ook geen verwachting heeft kunnen wekken over de gevolgen van een geslaagde kapitaalversterking.

Source: rechtspraak.nl

Hof Den Haag bekrachtigt afluisterverbod

De geheime diensten mogen telefoongesprekken waaraan een advocaat deelneemt niet afluisteren zonder onafhankelijke toets die toeziet op de inzet van bijzondere bevoegdheden door de AIVD en MIVD. Op dit moment ontbreekt een dergelijke toets. Informatie die is verkregen uit communicatie tussen advocaten en cliënten mag de staat ook niet doorspelen aan het Openbaar Ministerie. Met deze uitspraak op dinsdag 27 oktober bekrachtigde het gerechtshof Den Haag het vonnis van de voorzieningenrechter van de Haagse rechtbank van deze zomer. Daarbij heeft de uitspraak volgens Olivier van Hardenbroek, advocaat van de Raad van Europese Balies, in potentie een nog veel grotere reikwijdte dan de uitspraak in eerste aanleg.

Volgens de uitspraak van de Haagse voorzieningenrechter op 1 juli van dit jaar moest de staat het beleid voor het afluisteren van advocaten door veiligheidsdiensten bijstellen. Hiervoor kreeg de staat een termijn van zes maanden. Als de staat zich hier niet aan zou houden, zou de staat verplicht zijn te stoppen met het direct en indirect tappen, ontvangen, opnemen, afluisteren en uitwerken van elke vorm van communicatie van en met advocaten. Tegen deze uitspraak ging de staat in hoger beroep, maar zonder succes. Het hof heeft de uitspraak van de voorzieningenrechter bekrachtigd. Dat betekent dat de staat per 2 januari 2016 elke vorm van afluisteren moet staken, of moet zorgen voor een onafhankelijke toets. Zolang onafhankelijk toezicht ontbreekt, mogen de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (AIVD) en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) informatie die onder het verschoningsrecht valt niet doorspelen aan het Openbaar Ministerie.

Het nieuws van eind vorig jaar dat advocaten van Prakken d’Oliveira langdurig zijn afgeluisterd door inlichtingendiensten was de aanleiding van deze zaak. Met het aftappen van communicatie tussen advocaten en cliënten schenden inlichtingen- en veiligheidsdiensten structureel het verschoningsrecht van advocaten. Daarom moeten de AIVD en de MIVD daar direct mee stoppen. Dat eisten advocaten van het afgeluisterde kantoor Prakken d’Oliveira, de Nederlandse Vereniging van Strafrechtadvocaten en de Raad van Europese Balies op woensdag 17 juni in een kort geding tegen de staat.

In hoger beroep oordeelde het hof dat de voorzieningenrechter terecht heeft overwogen dat onafhankelijk toezicht op het direct en indirect tappen van advocaten op dit moment ontbreekt. Het betoog van de staat dat de termijn van zes maanden voor het invoeren van een onafhankelijke toets te kort is, had geen succes. ‘De staat motiveert ook in het geheel niet waarom niet, althans als overbruggingsmaatregel in afwachting van definitieve wetgeving, zou kunnen worden volstaan met (gepubliceerd) beleid ten aanzien van de wijze waarop de diensten gebruik zullen maken van hun bevoegdheden op grond van de artikelen 25 en 38 Wiv 2002,’ aldus het hof in het vonnis. Daarnaast kan de uitspraak van de voorzieningenrechter volgens het hof voor de staat niet als verrassing zijn gekomen. ‘De staat had reeds veel eerder uit de rechtspraak van het EHRM kunnen en moeten afleiden dat onder de Wiv 2002 onvoldoende waarborgen zijn getroffen voor het tappen van (in ieder geval) advocaten.’

Olivier van Hardenbroek, advocaat van Raad van Europese Balies, is erg tevreden met deze uitspraak ondanks dat de weg ernaartoe anders is dan de Council of Bars and Law Societies of Europe (CCBE) heeft bepleit. ‘Volgens de CCBE moet een onafhankelijke toezichthouder niet toetsen of een inbreuk op het verschoningsrecht door de AIVD of MIVD gerechtvaardigd is. De toezichthouder moet toetsen of het verschoningsrecht van toepassing is.’

Daarbij wijst Van Hardenbroek erop dat het vonnis in potentie een veel grotere reikwijdte heeft dan het vonnis in eerste aanleg. Ook bij het afluisteren van niet-verschoningsgerechtigden moet volgens het hof in een vorm van onafhankelijk toezicht zijn voorzien. Het hof constateert dat dergelijk onafhankelijk toezicht ontbreekt. Van Hardenbroek: ‘Het wachten is op de eerste afgeluisterde burger die een vordering instelt tegen de staat. Die kan een positieve uitspraak tegemoet zien.’

Ook advocaat Michiel Pestman van Prakken d’Oliveira is blij met deze ‘prachtige uitspraak’. ‘Minister Ronald Plasterk dacht: We schuiven de invoering van de toets voor ons uit, en we komen er wel mee weg. Dat is dus niet het geval.’

Het is de vraag of de staat tegen de uitspraak van het hof in cassatie zal gaan. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties was dinsdagmiddag niet bereikbaar voor een antwoord op deze vraag.

Bron: SDU

Ongeschiktheid voor verrichten bedongen arbeid kritisch getoetst

De werknemer is sinds 9 januari 2012 in dienst van de werkgever in de functie van finance manager Nederland tegen een salaris van € 4.840,= bruto exclusief vakantietoeslag. Wegens interne problemen is één directielid afgetreden en moest de werknemer vanaf 1 september 2014 aan de overgebleven directeur rapporteren. Op 15 juli 2015 heeft deze directeur aangegeven de arbeidsovereenkomst met de werknemer te willen beëindigen. De werkgever vraagt ontbinding primair op basis van art. 7:669 lid 3 onder d BW, de ongeschiktheid van de werknemer tot het verrichten van de bedongen arbeid, en subsidiair op grond van een verstoorde arbeidsverhouding (de g-grond) alsmede verwijtbaar handelen (de e-grond).

De kantonrechter stelt vast dat de door de werkgever aan het ontslag ten grondslag gelegde feiten niet de conclusie rechtvaardigen dat de werknemer ongeschikt is voor het verrichten van de bedongen arbeid. Voor de beoordeling daarvan is in de eerste plaats van belang of de werknemer bij de uitvoering van zijn werkzaamheden voldoet aan hetgeen volgens de functieomschrijving van hem wordt verwacht. Daarvan is hier geen sprake. Het door de werkgever op 22 april 2015 opgestelde verbeterplan kan de toets der kritiek niet doorstaan. Een verbeterplan dient betrekking te hebben op voor de werknemer kenbare tekortkomingen in de uitoefening van zijn functie. Het dient heldere afspraken te bevatten over wat precies van de werknemer ter verbetering wordt verwacht. Het noemen van aspecten van functioneren die niet met de werknemer zijn besproken, is in strijd met het goed werkgeverschap. De slotsom is dat de werkgever zijn wens om tot een andere wijze van samenwerking te komen ten onrechte heeft gegoten in een verbeterplan met een eenzijdige lijst van op tal van punten onduidelijke geboden. Evenmin is gebleken van een zodanig verwijtbaar handelen en nalaten dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortbestaan. Duidelijk is dat de verhouding tussen de directeur en de werknemer is verstoord. Dit is echter niet zonder meer voldoende om van een verstoorde arbeidsverhouding ex art. 7:669 lid 3 onder g BW te spreken. Daarvoor is vereist dat van de werkgever redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortbestaan. De werkgever heeft echter slechts in termen van tekortschieten en verwijtbaar handelen gecommuniceerd in plaats van een redelijk en constructief gesprek te voeren over de wederzijdse verwachtingen. Het ontbindingsverzoek wordt afgewezen.

Lees hier de uitspraak

Deze uitspraak is een indicatie dat onder de Wwz kritisch wordt getoetst of ontbinding daadwerkelijk noodzakelijk is en dat niet snel wordt overgegaan tot ontbinding vanwege een verstoorde relatie.

Deurwaarder uit ambt gezet wegens tekort van €1,2 miljoen

Normaal gesproken zitten deurwaarders achter mensen met schulden aan. Maar dit keer zit een gerechtsdeurwaarder zelf met de gebakken peren.

Van Roon is door de Amsterdamse rechtbank uit zijn ambt gezet omdat hij 1,2 miljoen euro van de klantenrekening heeft gebruikt om zijn deurwaarderskantoor overeind te houden. Dit blijkt uit een geanonimiseerd vonnis, in handen van De Telegraaf. Een dergelijk ’bewaringstekort’, dat uiteindelijk door de belastingbetaler moet worden aangezuiverd, is een doodzonde in deze streng gereguleerde beroepsgroep.
Lees verder “Deurwaarder uit ambt gezet wegens tekort van €1,2 miljoen”

Incassobureaus vaak in de fout

Er is veel mis in de incassobranche. Incassobureaus zetten geregeld consumenten op ontoelaatbare wijze onder druk om te betalen. Ook confronteren ze mensen met onterechte rekeningen en berekenen ze onterechte kosten. Dat concludeert de Autoriteit Consument & Markt (ACM) na een onderzoek naar de incassosector.

De ACM zegt dat de problemen voorkomen bij een brede groep incassobureaus. De bureaus worden niet bij naam genoemd. Vaak worden extra kwetsbare consumenten uit lagere inkomensgroepen met schulden gedupeerd. 

Lees verder “Incassobureaus vaak in de fout”