Vallen op werkvloer meest voorkomende arbeidsongeval

Van alle arbeidsongevallen die in 2014 leidden tot een verzuim van vier dagen of meer, was onderuitgaan op de werkvloer de meest voorkomende. Daarnaast leidt ook letsel dat anderen toebrengen (bedreigen, bijten, schoppen) vaak tot verzuim.

Dit blijkt uit een enquête van CBS. In deze enquête geeft 3,4 procent van de werknemers aan in 2014 één of meer arbeidsongevallen te hebben gehad. Dat komt neer op zo’n 240 duizend werknemers. Bij bijna 88 duizend van deze arbeidsongevallen volgde een verzuim van minimaal vier dagen.

Verzuim door lichamelijk letsel

Het letsel was in de meeste gevallen lichamelijk. In bijna 30 procent van de ongevallen met langer verzuim ontstond de blessure door uitglijden, struikelen of vallen op de werkplek. Bedreiging, bijten of schoppen werd ook vaak genoemd als oorzaak (22 procent), evenals beknelling of geraakt worden door een voorwerp (16 procent).

Verzuim door geestelijk letsel

Bij ruim een kwart van de 88 duizend arbeidsongevallen die in 2014 leidden tot langer verzuim gaven de ondervraagden aan dat sprake was van geestelijk letsel (26 procent). Het gaat dan bijvoorbeeld om psychische schade door bedreiging of een shock door een traumatische ervaring. Bij 16 procent ging het om een combinatie van fysiek en psychisch letsel.

Ongeveer een kwart van de ongevallen (26 procent) deed zich volgens de werknemers voor op locaties als fabrieken en reparatie-werkplaatsen. Bij zorginstellingen en op locaties in de dienstverlenende sector (bijvoorbeeld een kantoor, school of museum) ging het om 15 procent van de arbeidsongevallen. Op bouwterreinen, in woningen en in openbare ruimten vonden volgens de enquêteresultaten minder arbeidsongevallen plaats.

De resultaten in deze bijdrage zijn ontleend aan de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA), die wordt uitgevoerd door CBS en TNO. De uitkomsten met betrekking tot arbeidsongevallen zijn niet vergelijkbaar met eerdere jaren van de NEA, vanwege methodologische wijzigingen.

Bijstand, terugvordering en letselschade

Een 27-jarige man overkomt in 1982, toen we nog de gulden hadden, een ernstig verkeersongeval met blijvend letsel. Omdat hij op de datum van het ongeval geen baan had en ook geen inkomen, vraagt en krijgt hij vanaf die dag een bijstandsuitkering. Het komt maar al te vaak voor dat verzekeraars voorschotten weigeren, zodat slachtoffers noodgedwongen naar de bijstand moeten, soms zelfs na eerst hun op hun vermogen te zijn ingeteerd. Over de schuldvraag en de hoogte van de schadevergoeding wordt vijftien jaar gebakkeleid.

In de loop van die vijftien jaar krijgt hij uiteindelijk wel wat voorschotten, deels op de materiële schade en aanvullend op zijn inkomensschade, dus aanvullend op de bijstandsuitkering tot het niveau dat hij zonder ongeval vermoedelijk verdiend zou hebben.

Goed beschouwd betaalt de verzekeringsmaatschappij maar een deel van die inkomensschade omdat een ander deel door de bijstand wordt betaald.

Eigenlijk had de verzekeringmaatschappij de volledige inkomensschade moeten bevoorschotten en de gemeente moeten melden dat ze de bijstand konden stoppen en het reeds betaalde konden terugvorderen. Maar dat doen verzekeringmaatschappijen in de regel zelden. In die vijftien jaar werd per saldo 90.000 gulden ongespecificeerd bevoorschot.

Uiteindelijk wordt in 1997 een eindovereenkomst gesloten tussen slachtoffer en verzekeringmaatschappij waarbij de schade wordt vastgesteld op 640.000 gulden. De specificatie van de schade is (afgerond):

materiële schade: 15.000;
smartengeld: 60.000;
toekomstige medische kosten: 25.000;
toekomstig verlies aan arbeidsvermogen: 500.000;
ongespecificeerd: 40.000.

Het slachtoffer kreeg, afgerond een slotuitkering (schade van 640.000 minus 90.000 voorschotten) van 550.000 gulden, natuurlijk tegen finale kwijting over en weer. So far so good, leek het. Dan ineens staat de gemeente op de stoep en vordert alle verleende bijstand terug, vanaf 30 mei 1982 tot 1 oktober 1997, de datum waarop het slachtoffer de slotuitkering kreeg. Een totaal vordering van 227.000 gulden. Omdat de gemeente slechts over de afgelopen vijf jaar kan terugvorderen, moet het slachtoffer per saldo 106.000 gulden terugbetalen.

Het heeft er alle schijn van dat de verzekeringmaatschappij hier van geprofiteerd heeft, want in de slotdeal zat geen post opgenomen voor reeds geleden verlies aan arbeidsvermogen (lees: netto inkomensverlies), terwijl de betaalde voorschotten hooguit voor ca. 40.000 gulden betrekking kunnen hebben gehad op inkomensverlies.

De advocaat van het slachtoffer had kunnen en moeten voorkomen dat het slachtoffer ineens alsnog met deze claim zou worden geconfronteerd. De verleende bijstand was gewoon een schadepost zodat de totale uitkering van de verzekeringsmaatschappij 106.000 gulden hoger had moeten zijn. En eigenlijk had het totale schadebedrag 227.000 gulden hoger moeten zijn. De verzekeringsmaatschappij profiteerde dus van de bijstand door de gemeente, de laksheid van de gemeente, en de fout van de advocaat van het slachtoffer.

Hoe het anders had gemoeten? Op het moment dat vaststond dat de verzekeringmaatschappij moest betalen, had van de betaalde/ontvangen voorschotten eerst de verleende bijstand moeten worden terugbetaald. Nu draait het slachtoffer daar voor op terwijl dit gewoon als schade door de verzekeringsmaatschappij had moeten worden vergoed.    

Hoe ver gaat de verzekeringsplicht van een werkgever voor ongevallen van een werknemer?

Uit de wet en jurisprudentie blijkt dat een werkgever een vergaande zorgplicht heeft om een arbeidsongeval van zijn werknemer te voorkomen. De laatste jaren is echter een nieuwe ontwikkeling te bespeuren in de jurisprudentie die verband houdt met de vraag in hoeverre een werkgever is gehouden zorg te dragen voor een behoorlijke verzekering van werknemers voor bepaalde risico’s die zij lopen in de uitoefening van hun werkzaamheden.

Een zaak die in 2008 veel stof heeft doen opwaaien, is de zaak Kooiker/Taxi Nijverdal. In deze zaak ging het om een werknemer die als taxichauffeur bij het oversteken van een onbewaakte spoorwegovergang met zijn taxi werd aangereden door een trein. Als gevolg van deze aanrijding heeft de betreffende werknemer ernstig letsel opgelopen. Ook is hij volledig arbeidsongeschikt geraakt. De Hoge Raad oordeelde in deze zaak dat de werkgever uit hoofde van zijn verplichting zich als goed werkgever te gedragen, moest zorgdragen voor een behoorlijke verzekering van zijn werknemers, die door hun werkzaamheden als bestuurder van een motorvoertuig betrokken kunnen raken bij een verkeersongeval.

Ook in de zaak Stichting Maatzorg De Werven/Van der Graaf uit 2008 kwam de Hoge Raad tot eenzelfde beslissing. In deze zaak ging het om een werkneemster die in het kader van haar werkzaamheden hulpbehoevenden thuis bezocht, waarbij zij zich per fiets van huis naar huis verplaatste. Als gevolg van gladheid op de openbare weg is de betreffende werkneemster gevallen waarbij zij letsel heeft opgelopen. Bij het oordeel dat er ook in deze zaak sprake was van een verzekeringsplicht zijdens de werkgever, overwoog de Hoge Raad dat er geen rechtvaardiging is om onderscheid te maken tussen werknemers die een motorvoertuig besturen en werknemers die een niet gemotoriseerd voertuig, zoals een fiets, besturen.

gevaarzetting en ongelijk liggende trottoirtegels – wie is aansprakelijk?

Ongevallen gebeuren elke dag. En het kan iedereen, ook u, overkomen. De gevolgen vallen in de meeste gevallen mee. Maar u kunt pech hebben en verzwikte of gescheurde enkelbanden, gebroken tanden, pols-, heup- of kaakbreuken of zelfs hersenletsel of een dwarslaesie oplopen. Het kan zelfs leiden tot de dood.

Dit artikel gaat over scheefliggende of ongelijk liggende trottoirtegels en stenen in het wegdek waardoor de voetganger struikelt en valt. Bij een geringe verzwikking of een schaafwond op de knie en handen is de schade te gering om te verhalen. Maar andere voorbeelden liegen er niet om. Ze kunnen resulteren in tijdelijke of zelfs blijvende arbeidsongeschiktheid. Ofwel, het kan u immens in uw inkomen aantasten. Dan laten we de eventuele kosten van tijdelijke of zelfs blijvende hulp en verzorging maar terzijde. Ook de restpost, smartengeld, blijft onbesproken omdat die vaak in het niet valt bij de eerder genoemde schadeposten. Maar wanneer kan de schade nu eigenlijk verhaald worden en op wie?

Eerst moet bezien worden wie verantwoordelijk is voor de kwaliteit van het wegdek of het trottoir. Dat is de wegbeheerder en meestal is dat de gemeente waar de weg is gelegen. Vervolgens moet beoordeeld worden of het wegdek voldeed aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen. De eis wordt niet gesteld dat een trottoir altijd volledig egaal is. Maar dat wil nog niet zeggen dat de voetganger bedacht hoeft te zijn op grote hoogteverschillen. Maar waar ligt de grens tussen acceptabel en toerekenbaar fout?

Werkgever niet aansprakelijk bij verkeersongeval werknemer in werktijd

 In september 1997 overkwam een werknemer tijdens werktijd in zijn eigen auto door eigen schuld een verkeersongeval, waardoor hij ernstig blijvend letsel opliep. Natuurlijk had hij zijn auto WAM-verzekerd (groene kaart), maar die polis geeft dekking tegen schadeclaims van iedereen die door die auto schade oploopt, maar geen dekking tegen schadeclaims van de bestuurder zelf. Had hij maar een SVI-polis (Schade Verzekering Inzittenden).

De SVI-polis is net als de WAM-polis gekoppeld aan de auto en niet aan de eigenaar of bestuurder. Veel mensen denken die polis ook te hebben, terwijl dat op een vergissing berust. Ze blijken dan de Ongevallen Verzekering Inzittenden te hebben, een polis die enkel een (doorgaans waardeloos lage) som geld uitkeert aan iedere inzittende – ook de bestuurder – die blijvend ‘functioneel invalide’ is geraakt. De totale verzekerde som is doorgaans 50.000 euro en soms 100.000 euro, welk bedrag alleen wordt uitgekeerd bij 100% blijvende functionele invaliditeit (ongeacht het beroep). Maar bij 100% blijvende invaliditeit is de betrokkene dood of nagenoeg dood. Wat heeft een concertpianist aan deze polis als hij als inzittende door een ongeval een vinger kwijtraakt? Bar weinig. Het gemis van een vinger (de duim levert meer op) resulteert in 1% à 5% functionele invaliditeit. In dit voorbeeld dus een uitkering die ligt tussen 500 en 1.000 euro. Maar de carrière als concertpianist ligt aan duigen met alle blijvende inkomensschade van dien.

Terug naar onze werknemer. De werknemer had dus nog maar één mogelijkheid om zijn schade vergoed te krijgen, namelijk door de werkgever aansprakelijk te stellen voor tekortschieten in de zorgplicht als werkgever wegens het niet hebben afgesloten van een SVI-polis. Die vlieger ging blijkens het oordeel van de rechter – in dit geval – niet op.