In goede harmonie uit elkaar

De berichtgeving over echtscheidingen is in de media vaak negatief, het woord vechtscheiding valt zo vaak dat je haast zou denken dat iedere echtscheiding op een vechtscheiding uitloopt. Zeker als daar kinderen bij betrokken zijn, is dat voor alle betrokkenen een zeer traumatische ervaring. Ik kom deze zaken ook zeker in mijn praktijk  tegen, doch gelukkig gaan veel mensen in relatief goede harmonie uit elkaar. Zij hebben nadat ze de beslissing tot echtscheiding, of verbreking geregistreerd partnerschap of samenleving hebben genomen, ook goed nagedacht over de gevolgen daarvan. Niet alleen financieel, maar ook voor de kinderen.

Ouders die beseffen dat zij, ondanks het feit dat ze uit elkaar gaan, er samen moeten blijven zijn voor de kinderen. Een goed uitgewerkt ouderschapsplan maakt onderdeel uit van een dergelijke manier van uit elkaar gaan. Ouders en – voor zover de leeftijd van de kinderen dat toelaat – ook de  kinderen hebben serieus nagedacht over hoe de zorg voor de kinderen verdeeld zal worden na de scheiding. En daarbij wordt met zorg niet enkel de fysieke aanwezigheid van het kind bij de ene of de andere ouder bedoeld, maar juist ook de manier van opvoeding, welke niet persé gelijk hoeft te zijn overigens. Ook financieel verandert er veel. Er zijn verschillende manieren om de kosten van de kinderen te verdelen na de scheiding. In een situatie waar de kinderen het grootste deel van de tijd bij één van de ouders verblijft, zal veelal gekozen worden voor het betalen van kinderalimentatie door de ouder waar het kind niet zijn hoofdverblijf heeft aan de ouder waar het kind wel zijn hoofdverblijf heeft.

In de situatie waar de zorg qua tijd ongeveer gelijk verdeeld is, kiezen veel ouders voor een kinderrekening. Wel krijg ik vaak de vraag hoe daar dan precies mee om te gaan. Bij het hanteren van een kinderrekening wordt er vanuit gegaan dat beide ouders de dagelijkse kosten van levensonderhoud zoals eten, drinken en verzorging voor de kinderen à € 5,00 per dag (derhalve € 75,00 per ouder per maand) ieder zelf voldoen. Ook de kosten van vakantie met de betreffende ouder wordt door die ouder zelf voldaan; hiervoor wordt een bedrag ter grootte van 6% van de behoefte van de kinderen per ouder per maand gereserveerd; tevens worden de kosten van huisvesting door de betreffende ouder zelf voldaan, hiervoor wordt een bedrag ter grootte van 8% van de behoefte van de kinderen per maand per ouder gereserveerd. De kosten voor de middellange termijn zoals kleding, schoolgeld, schoolbenodigdheden, contributies, sportbenodigdheden, cadeaus enz. alsmede de kosten voor de lange termijn zoals fiets, computer, schoolreizen enz. worden van de kinderrekening voldaan. Bedragen tot € 100,00 kunnen zonder nader overleg met de andere ouder worden opgenomen, bedragen daarboven dienen altijd in overleg te worden opgenomen. Eén van de ouders houdt de administratie van de kinderrekening bij, welke op eerste vraag van de andere ouder aan hem/haar ter beschikking wordt gesteld.

Kortom het is belangrijk alle zaken rondom de kinderen goed van te voren te bespreken, zodat een goede regeling overeengekomen kan worden. Immers is een goed lopende kinderrekening beter dan dat de kinderen ‘het kind van de rekening te laten worden.’

Bron: Actuele Artikelen                      

onrechtmatige daad: een als een doen te beschouwen gedraging

Aan een aantal slepende procedures tussen twee (inmiddels) voormalig echtelieden is een einde gekomen door een uitspraak van de Hoge Raad, die voor de personenschadepraktijk relevant is.vTwee vragen worden beantwoord.
1) Wat moet worden verstaan onder ‘een als een doen te beschouwen gedraging’ in artikel 6:165 van het Burgerlijk Wetboek (BW)
2) Welke kosten van rechtsbijstand komen voor vergoeding in aanmerking in het licht van de verhouding tussen artikel 6:96 lid 2 BW en artikel 241 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

Feiten en procesgang

Na het feitelijk uiteengaan, maar nog voor de echtscheiding, is de man op enig moment met een tractor ingereden op de vrouw. De vrouw heeft hierdoor medische behandelingen ondergaan (onder andere van psychiatrische/psychologische aard). De man werd strafrechtelijk veroordeeld tot en boete.

Voor de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden heeft een notaris in 2004 een bindend advies uitgebracht. Hierover hebben de partijen diverse kortgedingprocedures gevoerd, waarin de vrouw werd veroordeeld om mee te werken aan de uitvoering van het bindend advies.

Nadat de voorzieningenrechter de man had gemachtigd om de echtelijke woning te gelde te maken en vrij van hypotheek en onbezwaard te leveren, heeft de vrouw de woning verlaten en is de woning in 2010 aan een derde geleverd. De man heeft beslag gelegd op het aandeel van de vrouw in de opbrengst, en stelde dat hij schade heeft geleden doordat de vrouw is  tekortgeschoten in het meewerken aan het tot stand komen en uitvoeren van het bindend advies, welke schade hij op de vrouw wenst te verhalen.

Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelde dat de vrouw onrechtmatig heeft gehandeld jegens de man, omdat dat de vrouw zowel de totstandkoming van het bindend advies heeft gefrustreerd, waardoor het advies twee jaar later tot stand is gekomen, als de uitvoering ervan. Het stelselmatig tegenwerken van de vermogensrechtelijke afwikkeling van het huwelijk, die de man noodzaakte tot een jarenlange juridische strijd, is naar het oordeel van het hof in strijd met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betamelijk is. Het hof besteedt beantwoordt specifiek de vraag of de handelwijze aan de vrouw kan worden toegerekend en verwijst daarbij (ambtshalve op de voet van art. 25 Rv) naar artikel 6:165 lid 1 BW in verband met de stellingen van de vrouw over haar medische (psychische) gesteldheid. Het hof oordeelt:

‘Voor zover de vrouw zich ter afwering van haar vorderingen gebaseerd op onrechtmatige daad heeft willen beroepen op haar psychische gesteldheid (…), in die zin dat haar handelen en/of nalaten niet toerekenbaar zijn, oordeelt het hof als volgt. Op grond van artikel 6:165 lid 1 BW bestaat er geen beletsel om het handelen van een (volwassen) persoon onder invloed van een geestelijke (of lichamelijke) tekortkoming aan deze als onrechtmatige daad toe te rekenen. Voor zover de vrouw heeft willen aanvoeren dat zij door “het tractorincident” dan wel door deze vechtscheiding niet in staat was haar belangen te behartigen, heeft zij daarvoor te weinig feiten en omstandigheden aangevoerd, die het oordeel zouden kunnen dragen dat haar handelen (of nalaten) niet aan haar toe te rekenen is. Daarvoor is in elk geval onvoldoende dat er, zoals de vrouw stelt, sprake is van een ptss, een chronische pijnstoornis, burn-outklachten en niet aangeboren hersenletsel, nu de vrouw niet nader onderbouwt dat deze gestelde klachten haar in haar functioneren belemmerde.’

De vrouw komt in cassatie tegen het oordeel dat de aan haar verweten handelwijze haar is toe te rekenen op grond van artikel 6:162 jo. artikel 6:165 lid 1 BW. Volgens haar had de door het hof vastgestelde weigering van de vrouw om mee te werken aan het tot stand komen en uitvoeren van het bindend advies van de notaris door het hof vanwege de geestelijke stoornis niet mogen worden beschouwd als een als ‘doen te beschouwen gedraging’ zoals bedoeld in artikel 6:165 lid 1 BW.

De vrouw komt ook in cassatie van het oordeel dat zij de volledige kosten van rechtsbijstand van de man moet vergoeden. Zij stelt dat het hof het gesloten stelsel van rechtsmiddelen heeft miskend door te oordelen dat de vrouw ook de (werkelijke) advocaatkosten van de man moet vergoeden die betrekking hebben op de tussen de man en vrouw gevoerde (kortgeding)procedures.

De Hoge Raad laat het oordeel van het hof over artikel 6:165 lid 1 BW in stand, onder verwijzing naar de parlementaire geschiedenis van artikel 6:165 lid 1 BW. De handelwijze van de vrouw is wel degelijk te beschouwen als een ‘als doen te beschouwen gedraging’:

‘Voor zover het hof de aansprakelijkheid van de vrouw heeft gebaseerd op het feit dat zij op diverse wijzen en tijdstippen heeft nagelaten de vereiste medewerking aan de totstandkoming of de uitvoering van het bindend advies te geven, heeft het hof dat kennelijk niet als een “zuiver nalaten” in zojuist bedoelde zin opgevat. Het hof heeft (door hem aldus omschreven) “stelselmatig niet mee willen werken” van de vrouw mogen aanmerken als “een als een doen te beschouwen gedraging” in de zin van art. 6:165 lid 1 BW.’

Het oordeel van het hof over de kosten van rechtsbijstand wordt echter door de Hoge Raad gecorrigeerd en hij kent aan de man uiteindelijk een aanzienlijke lagere schadevergoeding toe, waarbij de kosten van het geding in cassatie tussen partijen worden gecompenseerd.

Bron: Tijdschrift voor Vergoeding Personenschade

8 redenen om niet te kiezen voor een scheidingsmediator

Acht signalen om niet te kiezen voor een scheidingsmediator ( en direct naar een advocaat te stappen)

 Zodra een huwelijk voorbij is, is de enige vraag: “hoe gaan de we de juridische en financiële verwikkeling ontwarren, en (indien van toepassing) een goede regeling voor de kinderen opstellen?”

Voor sommigen is scheiden via een mediator aantrekkelijk: men vermijdt liever vijandelijkheden, bemiddeling is goedkopere en  een juridisch gevecht kost energie en maandenlang gepieker.

Echtscheiding is nooit makkelijk, maar het is een van die gebeurtenissen in het leven die men grondig moet overdenken.  Maar niet elk echtpaar is een goede kandidaat voor mediation en het is moeilijk om vooraf te bepalen wie het proces nuttig of juist nutteloos vindt.

Hieronder leest u acht signalen om te voorspellen dat mediation niet gaat werken.

Het welzijn van uw partner laat u koud

Mediation vereist dat echtgenoten met elkaar het beste voor hebben. Het doel van mediation is immers is dat iedereen aan het eindpunt tevreden is. Partners moeten bereid en in staat zijn om zich in het standpunt van de ander te verplaatsen, zelfs als men het met dat standpunt niet eens is. Beide partners moeten dus bereidt zijn om te luisteren naar de nader.

U  kunt uw partners kijk op de realiteit niet accepteren

Zelfs de voor de meest flexibele en open-minded partner is het moeilijk te accepteren dat zijn of haar  versie van de werkelijkheid niet de enige juiste is.  U zult in staat moeten accepteren dat er meerdere versies van de werkelijkheid zijn; die van u en die van uw partner.  En u moet accepteren dat die naast elkaar kunnen bestaan.

Als u of uw partner echt blijft vasthouden aan de eigen versie, dan is de mediation niet aan te raden. Partners die in een slachtofferrol zitten, en daar niet uitkomen, moeten dus niet beginnen aan mediation.

U bent niet in staat om voor uzelf op te komen.

Over het algemeen is er geen reden om genoegen te nemen met minder dan waarop u volgens de wet recht hebt. Toch gebeurt het heel vaak dat een partner in de mediation genoegen neemt met veel minder of bijna niets, om dat hij of zij niet voor zichzelf weet op te komen.De mediator is daarbij wel een modererende factor, maar die vanwege zijn rol kan als mediator niet direct voor uw belangen opkomen. De mediator zit er immers niet voor u, maar voor beide partners.

U kunt dan beter een advocaat zoeken om vanaf de zijlijn te adviseren, maar dit is uiteindelijk slechts een manier om tijdig afscheid te kunnen nemen van de mediation, voordat er een convenant is getekend. Dus als u moeite hebt voor uw eigen belangen op te komen, zoek een advocaat voor u zelf, om u te adviseren, al is het maar op de achtergrond.

Er was geweld binnen de relatie

Als er sprake is van misbruik of geweld, dan is bemiddeling nagenoeg uitgesloten. Wetenschappelijk onderzoek leert dat een gewelddadige partner per definitie niet van plan is om het perspectief van de andere partij te overwegen. Empatie, een vereiste voor mediation,  is in zo`n geval niet aanwezig.

U  hebt haast

Bemiddeling is niet de snelste manier om te scheiden. Kennismaken met de mediator, de regels vastleggen, het afstemmen van agenda`s, een plan van aanpak maken, onderhandelingen over diverse onderwerpen, ruggespraak met kennissen, juridisch adviseurs of een advocaat, vereist regelmatig overleg met uw partner en de mediator, zonder hindernissen, ruzies en conflicten. Een en ander kan vele maanden, zo niet een jaar of meer in beslag nemen.

Voor echtparen die de tijd hebben en de tijd willen nemen is mediation een uitkomst; ze kunnen zelf het tempo bepalen, de volgorde van onderwerpen waar men een regeling over wil etc. Bovendien kan door tijdsverloop de woede of verdriet over de echtscheiding naar de achtergrond zakken.

U wil eigenlijk geen mediation

Een van de belangrijkste uitgangspunten bij mediation is dat beide partijen zich op zijn minst willen inzetten voor de mediation. Zelfs partijen die het gewoon maar proberen zijn in beginsel geschikt voor mediation, ondanks dat er een veelheid van conflicten voor hen ligt.

Omgekeerd kan dit ook tegen u werken; Mediation kan worden misbruikt door de andere partner om gedurende lange tijd  kostbare alimentatieplichten te ontlopen. Door tijdsverloop kunnen ook andere ontwikkelingen (uw ex partner krijgt een nieuwe relatie, zodat zijn of haar prioriteiten ineens wijzigen) roet in het eten gooien.

U wilt dat de andere partij verlies, zelfs als er niets is te winnen

Voor een partner die het gaat om winnen of verliezen is mediation geen optie. Bij echtscheiding zijn er sowieso geen winnaars of verliezers, maar bij mediation is het zeer belangrijk om bereid te zijn concessies te doen en bereid te zijn om afstand te doen van bepaalde rechten, zaken en allerlei dingen die u vanzelfsprekend vond.

Als een partner er op uit is om het leven van de ander goed te verzieken is mediation geen goede optie. Vaak gebeurt het dat de ene partner bij vakanties geen rekening houdt met die van de andere ouder, zodat het contact tussen de kinderen en die ander wordt gefrustreerd. Als de ene partner uit is op wraak, zal mediation nooit gaan werken.

U denkt dat het resultaat afhankelijk is van het geld dat u besteedt

De kosten van een mediator zijn aanzienlijk lager dan die van twee echtscheidingsadvocaten.  Een echtscheiding kan enkele duizenden kosten maar ook 50.000,- of meer. Meer geld betekent echter niet ook een beter resultaat. Een rechter zal immers kijken naar wederzijdse belangen, en die van de kinderen, en niet naar het bedrag dat u over hebt voor de kosten van rechtsbijstand. Het geld dat u met mediation bespaart is een belangrijk motief voor sommigen om het maar eens te proberen.
Weet u niet of mediation gaat werken of niet. Praat eens met een advocaat. Neem contact op met advocaten.nl en stel een vraag of maak een afspraak. Neem contact op met advocaten.nl en stel een vraag.

Wanneer ben je de vader van een kind?

Een man kan ook juridisch vader van een kind worden door een gerechtelijke vaststelling, dit kan in tegenstelling tot de erkenning echter niet op initiatief van de man.

Of iemand de biologische vader van een kind is, kan door middel van een DNA-test worden vastgesteld. Een biologische vader is echter lang niet altijd de juridische vader van het kind. Het zijn van juridisch vader heeft veel ingrijpende consequenties. Het al dan niet juridisch vader zijn kan onder meer gevolgen hebben voor de achternaam van het kind, het omgangsrecht, het erfrecht en de nationaliteit van het kind. In totaal biedt de wet vier mogelijkheden waarop je juridisch vader kunt worden van een kind. Dit kan door middel van huwelijk, erkenning, gerechtelijke vaststelling en adoptie. Als een kind gedurende het huwelijk tussen en man en een vrouw wordt geboren, dan is de echtgenoot automatisch de juridische vader van het kind. Het kind dat uit een huwelijk geboren wordt, verkrijgt de Nederlandse nationaliteit indien de vader of moeder Nederlander is. Een kind dat buiten een huwelijk wordt geboren heeft bij de geboorte in beginsel alleen een juridische moeder.

De vader van het kind kan het kind erkennen, waardoor hij de juridische vader van het kind wordt; de juridische gevolgen gelden vanaf het moment van de erkenning. Ook kan de man reeds tijdens de zwangerschap de ongeboren vrucht erkennen; in dat geval geldt de erkenning vanaf het moment dat het kind geboren wordt, dit omdat een kind voor de wet pas bestaat als het levend geboren wordt. Erkenning vindt plaats door een akte van erkenning op te laten maken door de ambtenaar van de burgerlijke stand. Een kind van een niet Nederlandse moeder krijgt door erkenning door een Nederlandse vader gedurende de zwangerschap en indien het kind jonger is dan 7 jaar ten tijde van de erkenning, de Nederlandse nationaliteit Is het kind ouder dan 7 jaar, dan dient de erkenner ook aan te tonen dat hij de biologische vader is van het kind, voordat het de Nederlandse nationaliteit krijgt.

Een man kan ook juridisch vader van een kind worden door een gerechtelijke vaststelling, dit kan in tegenstelling tot de erkenning echter niet op initiatief van de man. Enkel het kind zelf of de moeder – indien het kind jonger is dan 16 jaar – kan dit verzoek bij de rechtbank indienen. Voor de moeder geldt echter wel een vervaltermijn van 5 jaar na de geboorte of 5 jaar na het bekend worden van de identiteit en of de verblijfplaats van de vermoedelijke verwekker. Een gerechtelijke vaststelling van het vaderschap werkt terug tot aan de geboorte! Dit kan derhalve grote gevolgen hebben op gebied van alimentatie en nalatenschappen. Ook krijgt het kind hierdoor de nationaliteit van de vader.

Tot slot kan het juridisch vaderschap verkregen worden door adoptie. Adoptie geschiedt door een uitspraak van de rechtbank en kan door één persoon of door twee personen, die met elkaar zouden mogen trouwen en reeds drie jaar hebben samengeleefd, verzocht worden. Ook kan de echtgenoot of geregistreerde partner of andere levensgezel van de ouder een kind van die ouder adopteren: dit wordt partneradoptie genoemd. Ook hier geldt de eis dat de verzoeker drie jaar met de ouder van het kind moet hebben samengeleefd. Voorts geldt er nog een aantal aanvullende voorwaarden, die door de rechter worden getoetst, voordat het verzoek tot adoptie zal worden toegewezen.

Bron: Actuele artikelen

kindgebonden budget vóór 2015 ook verdisconteerd in draagkracht, niet in behoefte

Ook voor het kindgebonden budget zoals dat vóór 2015 (invoering alleenstaande ouderkop) bestond, geldt dat dit niet wordt verdisconteerd in de behoeftebepaling van het kind, maar in de draagkrachtbepaling van de ouder die het kindgebonden budget ontvangt (vgl. HR 9 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3011, CB 2015-146).

Prejudiciële beslissing over alleenstaande ouderkop

Op 9 oktober 2015 deed de Hoge Raad uitspraak op een prejudiciële vraag van het gerechtshof te Den Haag over de wijze waarop de per 1 januari 2015 ingevoerde alleenstaande ouderkop (Wet Hervorming Kindregelingen) in de alimentatieberekening moet worden verdisconteerd. Het antwoord luidde – in afwijking van de aanbeveling van de Expertgroep Alimentatienormen – als volgt:

1. Bij de vaststelling van de door de ouders verschuldigde onderhoudsbijdrage voor hun minderjarige kinderen dienen het kindgebonden budget en de daarvan deel uitmakende alleenstaande ouderkop niet in aanmerking te worden genomen bij de bepaling van de behoefte van het kind, maar bij de berekening van de draagkracht van de ouder die het kindgebonden budget ontvangt.

2. Er dient geen onderscheid te worden gemaakt tussen de alleenstaande ouderkop en het overige deel van het kindgebonden budget.

Het tweede deel van het antwoord heeft de annotatoren Wortmann (NJ 2015/465 ) en Vledder ( JIN 2015/218) aanleiding gegeven tot de vraag of de door de Hoge Raad geformuleerde regel ook opgaat voor het kindgebonden budget van vóór 2015, al kende dat nog geen alleenstaande ouderkop. De thans bestreden uitspraak (ECLI:NL:GHARL:2015:6074, rov. 5.7) gaf gelegenheid om deze vraag aan de Hoge Raad voor te leggen. Het betrof een verzoek tot wijziging van alimentatie met betrekking tot de jaren 2014 en 2015. Bij de bepaling van die alimentatie overwoog het hof nadrukkelijk dat over zowel 2014 als 2015 het kindgebonden budget in mindering moet worden gebracht op de behoefte van de kinderen.

De vrouw heeft dat oordeel in cassatie met succes bestreden. Conform de conclusie van A-G Wesseling-van Gent oordeelt de Hoge Raad dat zijn eerdere antwoord (onder 2) “niet alleen betrekking [heeft] op de regeling van het kindgebonden budget met alleenstaande ouderkop zoals deze geldt sinds de inwerkingtreding op 1 januari 2015 van de Wet Hervorming Kindregelingen, maar ook op de regeling van het kindgebonden budget zoals die vóór 1 januari 2015 gold.”

Het oordeel van het hof getuigt dus van een onjuiste rechtsopvatting. Het verwijzingshof zal de alimentatie opnieuw moeten vaststellen, waarbij het kindgebonden budget moet worden meegenomen in de draagkrachtbepaling in plaats van in de behoeftebepaling.

Bron: Cassatieblog.nl

Einde partneralimentatie indien ex gaat samenwonen

Welke bewijs is nodig voor samenwoning?

Indien bij de echtscheiding een bedrag aan partneralimentatie is vastgesteld, dient dit bedrag (uitzonderingen daargelaten) gedurende een termijn van 12 jaar te worden betaald. In die tijd kan er uiteraard veel veranderen in de situatie van zowel de betalende als de ontvangende partij. Om die reden is het mogelijk, indien de omstandigheden zijn gewijzigd ten opzichte van de situatie op het moment van vaststellen van de alimentatie, een wijzigingsverzoek bij de rechtbank in te dienen. Lees verder “Einde partneralimentatie indien ex gaat samenwonen”

Recht op alimentatie kun je verspelen

Mensen die scheiden van hun partner kunnen beter niet te veel met modder gooien naar hun ex. Dat kan ze namelijk hun partneralimentatie kosten.

Dat blijkt uit een uitspraak van het gerechtshof Den Haag, waarin duidelijke grenzen worden gesteld aan wat ex-partners elkaar mogen aandoen. Het hof bepaalde dat een man zijn ex-vrouw niet langer een onderhoudsbijdrage hoeft te betalen, omdat zij het recht daarop met haar „malicieus gedrag” verspeelde.

In uitzonderlijke gevallen kan worden geconcludeerd dat aan de lotsverbondenheid tussen de gewezen echtgenoten, welke lotsverbondenheid de grondslag vormt van een onderhoudsverplichting als bedoeld in artikel 1:157 Burgerlijk Wetboek (BW), een einde is gekomen op de grond dat de één zich zodanig grievend jegens de ander heeft gedragen dat in redelijkheid betaling van partneralimentatie door die ander niet langer gevergd kan worden.  De vrouw maakte onder meer haar kinderen wijs dat ze door hun vader werden mishandeld en liet ze daarvan aangifte doen, en ze bedreigde haar ex twee keer met een mes.

De uitspraak is uitzonderlijk, omdat er volgens de wet een verplichting is om alimentatie te betalen vanwege de ,,lotsverbondenheid” die uit het huwelijk voortvloeit. Die lotsverbondenheid kan worden verbroken

Source: Telegraaf.nl

Onderhoudsplicht voor ‘jongmeerderjarigen’

Hoe staat het ook al weer met onderhoudslicht aan jong meerderjarigen (18-21 jr)?

Ouder moeten hun kinderen tot hun 18e jaar voeden kleden en verzorgen. Daarna zijn ze meerjarig en eindigt die plicht. Eindigt daarmee elke verplichting?
Nee, die verplichting jegens ‘jongmeerderjarigen’ loopt door tot het 21ste jaar, en soms zelf daarna. Ouders moeten een kind financieel tot het 21e jaar financieel steunen als het gaat om de kosten van levensonderhoud, studie en opleiding.

Voor wie geldt de verplichting?
Deze verplichting geldt voor gescheiden ouders, stiefouders, voogden, adoptiefouders, de verwekker, of de levensgezel van de moeder. Dit is een beginselplicht, maar er zijn uitzonderingen, waarvan de belangrijkste hieronder worden besproken.

Tegenover wie geldt de verplichting?
In principe bestaat er onderhoudsplicht, ook in geval het kind niet studeert, ongeacht of het thuis woont of elders, en of het al of niet werkt.

Hoe hoog is de verplichting?
De hoogte van het bedrag wordt in de meeste gevallen bepaald door het bedrag dat al tijdens de minderjarigheid is door de rechter is vastgesteld door partijen overeengekomen. De betaling loopt meestal dus door tot het kind 21 wordt, maar vanaf het 18e jaar dient de betaling rechtstreeks aan het kind te worden betaald.

Het kind kan ook zelf naar de rechter indien voor de Vaststelling of wijziging indien de alimentatiebehoefte is gestegen vanwege hoge studiekosten.

De rechter is hierbij niet gebonden aan Nibud-normen of de normen uit de Wet Studiefinanciering. Alleen de werkelijke behoefte van de jongmeerderjarige en de draagkracht van de ouders zijn hier beslissend.

De rechter houdt echter rekening met de werkelijke behoefte. Die behoefte wordt beïnvloed door het inkomen dat deze verdiend of redelijkerwijs kan verdienen straight from the source.

Matigingsrecht
De rechter kan deze onderhoudsplicht matigen of op nihil bepalen op grond van alle omstandigheden van het geval, waarbij de drie belangrijkste hier zijn:
– het kind heeft geen aanwijsbare studieresultaten;
– de gestelde studiedoelen zijn niet realistisch
– de gedragingen van het kind zijn zodanig dat er moreel gezien de ouder geen onderhoudsplicht bestaat

Financiële steun ná de 21e verjaardag
Ook na het 21e jaar kan een ouder worden aangesproken om te betalen voor het levensonderhoud een kind.
Voorwaarde is ten eerste dat de ouder ook draagkracht heeft, en dat de ouders ook hebben toegezegd om bij te dragen in de studiekosten. In de praktijk gaat het om een korte periode die eindig is, en die het kind in staat moet stellen zijn studie met succes “af te ronden”.
Kan een kind wegens een ernstige handicap niet zelf in zijn levensonderhoud voorzien, dan geldt die verplichting eveneens. Die situatie komt echter zelden voor, omdat meerderjarigen een zelfstandig beroep kunnen doen op hun uitkeringsrecht dat is gebaseerd op de sociale wetgeving.

Executie
Indien het kind de betaling wil afdwingen kan deze een deurwaarder of het LBIO inschakelen. 

Vernietiging en vervangende toestemming tot erkenning

Kort nadat de biologische vader van de minderjarige een procedure aanhangig heeft gemaakt omtrent het vaststellen van een omgangsregeling heeft de moeder haar partner vervangende toestemming tot erkenning gegeven. Daarmee heeft zij echter misbruik van haar bevoegdheid gemaakt. De erkenning wordt vernietigd en aan de biologische vader wordt vervangende toestemming verleend.

De feiten
Uit de affectieve relatie tussen M en V wordt in 2010 zoon Z geboren, over wie V het eenhoofdig ouderlijk gezag uitoefent. Niet veel later beëindigen M en V hun relatie. Inmiddels woont V (samen met Z) samen met haar nieuwe partner X.
In januari 2012 volgt uit DNA-onderzoek dat M de verwekker van Z is. Op 23 februari 2012 verzoekt M (bij brief van zijn advocaat) daarom aan V toestemming om Z erkennen. V weigert.
Op 13 maart 2012 ontvangt V een dagvaarding: M eist in kort geding omgang met Z. Exact een week later, op 21 maart 2012, wordt Z – met toestemming van V – door X erkend.
In juni 2013 bevestigt een tweede DNA-onderzoek de conclusie van het eerste onderzoek: M is de biologische vader van Z.

Het verzoek
M verzoekt de rechtbank (1) de erkenning van Z door X te vernietigen en (2) hem vervangende toestemming te verlenen om Z te erkennen. De rechtbank willigt de verzoeken in. V en X gaan in hoger beroep.

Standpunten van partijen
V en X gingen er, tot de uitslag van het tweede DNA-onderzoek, vanuit dat X de biologische vader van Z was. V stelt dat zij enkel toestemming aan X tot erkenning van Z heeft gegeven om de belangen van Z te behartigen en de bestaande gezinssituatie te bevestigen. Zij wist niet dat M ook Z wilde erkennen. X stelt daarbij dat de erkenningsprocedure al was gestart vlak na de geboorte van Z. Door het ontbreken van een aantal papieren (die uit Polen moesten komen) is deze procedure echter vertraagd, waardoor de erkenning toevalligerwijze kort na uitbrengen van de dagvaarding in kort geding is gerealiseerd.
M stelt dat X niet de gehele tijd de intentie had om Z te erkennen en onderbouwt dit aan de hand van Facebookberichten. Daarnaast blijkt uit niets dat de erkenningsprocedure is vertraagd door het ontbreken van papieren, aldus M, die zich beroept op misbruik van bevoegdheid aan de zijde van V (artikel 1:205 BW).

Beoordeling
Het hof is – met de rechtbank – van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat V, gelet op alle omstandigheden van het geval, voldoende op de hoogte was van het feit dat M zich als de biologische vader van Z beschouwde en de wens tot erkenning van zijn vaderschap had. Daarmee heeft V zowel het belang van Z als dat van M geschaad en misbruik van haar bevoegdheid gemaakt door aan X toestemming tot erkenning van Z te geven, met het oogmerk de belangen van de M te schaden.

Aangezien tussen partijen vast staat dat M de verwekker van Z is, kan hem de mogelijkheid tot erkenning in beginsel niet worden onthouden. Het is aan V om feiten en omstandigheden te stellen en, bij betwisting, aannemelijk te maken waaruit kan worden afgeleid dat de belangenafweging ex artikel 1:204 lid 3 BW dient te leiden tot afwijzing van het verzoek van M.
V heeft gesteld dat M haar in het verleden heeft gestalkt en bedreigd en haar nog immer en met grote regelmaat lastig valt. Zij heeft hiervan meldingen en aangiften gedaan bij de politie, waarvan zij processen verbaal heeft overgelegd. M heeft gemotiveerd betwist dat hij heeft gehandeld en zich heeft gedragen op de wijze als door V gesteld.
Het hof is van oordeel dat V, tegenover de gemotiveerde betwisting door M, haar stelling onvoldoende heeft onderbouwd. Voor zover V haar stelling al met concrete gegevens heeft gestaafd, valt uit de feiten en omstandigheden niet de vergaande conclusie te trekken dat door de erkenning de ongestoorde verhouding tussen V en Z in het gedrang komt. Ook brengt de erkenning geen wijziging in de feitelijke gezinssituatie van V en X, waardoor niet valt aan te nemen dat de emotionele weerstand of belasting van V negatieve gevolgen voor Z zou kunnen hebben. Ook overigens zijn geen feiten en omstandigheden gesteld of gebleken die zich verzetten tegen de erkenning.
Het belang van M bij vervangende toestemming tot erkenning van Z behoort dan ook te prevaleren boven het belang van V bij het achterwege blijven daarvan. Nu ook niet is gebleken dat er ten gevolge van de erkenning reële risico’s zijn dat Z wordt belemmerd in een evenwichtige en gezonde ontwikkeling, acht het hof het in het belang van Z dat voor hem duidelijk wordt wie zijn biologische vader is en dat de juridische werkelijkheid in overeenstemming wordt gebracht met de biologische.

bron: SDU
Rechtspraak.nl ECLI:NL:GHAMS:2014:6148      

de financiële gevolgen van vreemdgaan

Dat vreemdgaan kan leiden tot een relatiebreuk met alle financiële gevolgen van dien spreekt voor zich. De vraag is of vreemdgaan verdergaande financiële consequenties heeft dan een relatiebreuk die niet door vreemdgaan is veroorzaakt. U verliest in ieder geval niet uw recht op partneralimentatie als u vreemd bent gegaan, noch moet u meer partneralimentatie betalen als gevolg van vreemdgaan. Vreemdgaan beïnvloedt evenmin de verdeling of verrekening van het vermogen. Desondanks kan het verzwijgen van een relatie u in heel bijzondere omstandigheden duur komen te staan als u uit elkaar gaat.

Dwaling is een wettelijke grondslag om een overeenkomst ongedaan te maken. Bij of na een echtscheiding wordt regelmatig een beroep op dwaling of een aanverwante grondslag gedaan, maar dergelijke pogingen lopen in de meeste gevallen op niets uit.
Samenlevingscontract

Dat was anders in een zaak waar ons hoogste rechtscollege vorig jaar over had te oordelen. De casus is als volgt: de man en de vrouw wonen sinds 1986 ongehuwd samen. Beiden hebben voor een korte periode een relatie met een ander gehad. In augustus 2004 hebben zij na een evaluatie van hun relatie besloten samen verder te gaan. In dat kader hebben zij een samenlevingsovereenkomst opgesteld, met als doel de vermogenspositie van de vrouw te verbeteren check my source.

Eind augustus 2007 beëindigt de man de relatie. Hij vindt dat het samenlevingscontract vernietigd moet worden, want achteraf is hem gebleken dat de vrouw heeft verzwegen dat zij vlak voor de sluiting van het samenlevingscontract nogmaals een relatie met een ander heeft gehad. Hij stelt dat als hij dat had geweten hij het samenlevingscontract nooit zou hebben gesloten.

Overspel

De Hoge Raad formuleert als hoofdregel dat partners in een affectieve relatie vrij zijn om te bepalen in hoeverre hoogstpersoonlijke informatie wordt gedeeld. Echter, gelet op de eerdere evaluatie na het overspel had de vrouw de man voor de ondertekening van het contract moeten inlichten, aldus de Hoge Raad. Ze had behoren te weten dat dit essentiële informatie voor de man was. De Hoge Raad acht het beroep van de man op dwaling daarom gegrond met als gevolg dat de samenlevingsovereenkomst ongedaan is gemaakt.

Lees verder in De telegraaf