Zorgplicht van bank bij uitwinning van zekerheden

Bedrijfskrediet pleegt door een bank te worden verstrekt onder de verplichting van de geldlener om zekerheden te verstrekken. Komt het tot uitwinning van de zekerheden, omdat de geldlener niet aan diens (terug)betalingsverplichting voldoet, dan doet zich de vraag voor welke spelregels daarbij gelden. Dit is met name relevant indien niet alleen de positie van de geldlener in het geding is, maar ook de positie van andere belanghebbenden, zoals een borgverstrekker, andere zekerheidsgerechtigde of beslaglegger.

De volgende zaak deed zich voor. De onderneming had voor een verkregen bankkrediet van 1 miljoen euro pandrecht op haar debiteurenportefeuille verstrekt. De onderneming had bij een andere financier nog eens een bedrag geleend van 400 duizend euro. Zij had daarvoor een tweede pandrecht op dezelfde debiteurenportefeuille verstrekt. De onderneming ging failliet. Per faillissementsdatum was de schuld aan de bank 900 duizend euro en aan de andere financier nog steeds 400 duizend euro. De debiteurenportefeuille bedraagt ca. 1,5 miljoen euro. De bank besloot de debiteurenportefeuille zelf uit te winnen. Uiteindelijk incasseerde de bank slechts een bedrag van 500 duizend euro. De rest van de vorderingen werd als oninbaar beschouwd. Voor de andere financier bleef niets over. De andere financier vroeg de bank om een toelichting, maar de bank achtte zich niet verplicht om zich jegens deze andere financier te verantwoorden. Volgens de bank bestaat er geen (contractuele) verplichting op grond waarvan de bank gehouden is zo’n verantwoording af te leggen.

Administratiekosten bij verkeersboetes niet in strijd met de wet

Het in rekening brengen van administratiekosten bij de inning van verkeersboetes is niet in strijd met de regelgeving, zo oordeelde het gerechtshof te Leeuwarden medio juni.

Een kantonrechter van de rechtbank Amsterdam oordeelde in februari van dit jaar anders. Volgens de kantonrechter was het in rekening brengen van administratiekosten in strijd met het uitgangspunt dat de kosten van het opleggen van straffen ten laste van de Staat komen. De officier van justitie kon zich niet verenigen met de uitspraak van de Amsterdamse kantonrechter en stelde hoger beroep in bij het gerechtshof te Leeuwarden.

Het gerechtshof heeft vastgesteld dat het in rekening brengen van administratiekosten bij het opleggen van een administratieve sanctie op een deugdelijke wettelijke grondslag rust. Het is aan de wetgever om te bepalen of de kosten van de inning van verkeersboetes bij de overtreders in rekening worden gebracht. Het in rekening brengen van administratiekosten is niet in strijd met internationale regelgeving.

De rechtspositie van de ZZP’er nader belicht

Vaak wordt gedacht dat de bescherming die het arbeidsrecht biedt geen enkele rol speelt tussen de ZZP’er en zijn opdrachtgever. Dit is echter een misvatting.

Zo zijn slechts weinig werkgevers op de hoogte van het feit dat voor een beëindiging van een overeenkomst met een ZZP’er in bepaalde gevallen een ontslagvergunning van het UWV Werkbedrijf noodzakelijk is. Dit is kortgeleden nog bevestigd in een zaak bij de kantonrechter Rotterdam, waar het ging om een culinair journaliste die maandelijks een aantal recepten schreef voor een kookrubriek in het NRC Handelsblad. Bij zijn overwegingen verwees de kantonrechter naar art. 1 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 (BBA), waarin onder meer wordt bepaald dat degene die arbeid verricht voor minder dan twee opdrachtgevers ook als werknemer wordt beschouwd, tenzij deze arbeid voor hem slechts een bijkomstige werkzaamheid is.

Aangezien de relatie tussen de journaliste en het NRC Handelsblad voldeed aan het werknemersbegrip van het BBA, oordeelde de kantonrechter dat de opzegging van de opdrachtovereenkomst vernietigbaar was vanwege het ontbreken van een ontslagvergunning. Vervolgens werd het NRC veroordeeld tot doorbetaling van de overeengekomen maandelijkse vergoeding.