Betalingstermijnen worden wettelijk vastgelegd

Betalingstermijnen in de wet geregeld

De betalingstermijnen bij overeenkomsten tussen bedrijven en bij overeenkomsten tussen bedrijven en overheden worden wettelijk vastgelegd. Nu bepaalt de wet alleen dat de betalingstermijn niet onredelijk mag zijn. De wijziging gaat in per 16 maart 2013.

Bij overeenkomsten tussen bedrijven geldt het volgende:

  • als u contractueel niets regelt, moet binnen 30 dagen na de factuurdatum worden betaald;
  • in de overeenkomst mag een langere betaaltermijn van maximaal 60 dagen worden afgesproken;
  • een betalingstermijn van langer dan 60 dagen is alleen toegestaan als aangetoond kan worden dat dit voor geen van beide partijen nadelig is.

Bij overeenkomsten tussen bedrijven en overheden dient binnen 30 dagen na de factuurdatum te worden betaald. Afwijken van deze termijn is vrijwel niet mogelijk.

Betaalt uw tegenpartij de factuur niet of te laat? Dan mag u een standaardvergoeding voor incassokosten vragen. U hoeft hiervoor geen aanmaning te sturen. Hebt u niets afgesproken over de hoogte van de vergoeding? Dan is de vergoeding een percentage van de rekening. Het minimumbedrag van de vergoeding is 40 euro. Daarnaast mag u wettelijke rente in rekening brengen.

Er is en er komt geen wettelijke minimumbetalingstermijn. U maakt hierover zelf afspraken met de tegenpartij. U kunt zelfs afspreken vooraf te betalen. Hierbij geldt dat de betalingstermijn niet onredelijk mag zijn.

De wijziging gaat in per 16 maart 2013. Dit is de datum waarop het wetsvoorstel ter uitvoering van de richtlijn uiterlijk in werking moet zijn getreden.

. . . lees verder op Internet

De ‘kleine lettertjes’ van het contract

De beruchte ‘kleine lettertjes’ in een contract kunnen vaak grote juridische gevolgen hebben. Deze kleine lettertjes worden door de wet algemene voorwaarden genoemd. Zij staan zelden ‘in’ het contract, maar vormen een bijlage die mede inzet is – of zou moeten zijn – van de onderhandelingen. De inhoud van de algemene voorwaarden moet hoe dan ook voor de wederpartij kenbaar zijn, uiterlijk op het moment van sluiten van de overeenkomst, want anders zijn de algemene voorwaarden vernietigbaar.

Een ondernemer doet er verstandig aan om de (concept) algemene voorwaarden van de partij met wie men onderhandelt over een contract kritisch te lezen, of door een deskundige te laten lezen. Algemene voorwaarden vullen als het ware de contractsafspraak nader in. Men dient hier te waken voor het veelal eenzijdige karakter van de ‘kleine lettertjes’. Zij bevatten vaak beperkingen van aansprakelijkheid van de wederpartij, een garantiebepaling die een opsomming behelst van de gevallen waarin juist geen garantie bestaat, korte termijnen voor de uitoefening van rechten door de andere partij, of boetebedingen bij schending van het contract door de andere partij, zonder dat een vergelijkbare boete verschuldigd zal zijn als de opsteller van de voorwaarden het contract schendt.

Algemene voorwaarden zijn volgens de wet snel toepasselijk. Dat bleek wederom uit een recent arrest van de Hoge Raad. De Hoge Raad oordeelde dat als tijdens uitvoerige onderhandelingen tussen professionele partijen door de één in haar offertes steeds wordt verwezen naar haar algemene voorwaarden en ook die algemene voorwaarden worden bijgesloten, zonder dat de ander afwijzend reageert, dat dan de opsteller van de algemene voorwaarden erop mag vertrouwen dat de algemene voorwaarden zijn geaccepteerd.

Dat de bijlage zo onderdeel is geworden van het contract is nog niet het hele verhaal. De wet kent ook een mogelijkheid om een beding in de algemene voorwaarden te vernietigen indien dat beding onredelijk uitpakt. Dat is voor ondernemers wel moeilijker dan voor consumenten. De ruime mogelijkheden tot vernietiging van een ‘onredelijk bezwarend’ contractsbeding zijn volgens Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek gereserveerd voor de consument die met algemene voorwaarden wordt geconfronteerd. De wet kent uitgebreide artikelen (de zogenaamde zwarte en grijze lijst) waarin bepaalde contractsclausules worden omschreven die onredelijk zijn, of die vermoed worden onredelijk te zijn behoudens tegenbewijs. De bijzondere rechtsbescherming van deze twee lijsten geldt niet voor ondernemers. De wetgever vindt dat ondernemers goed in staat moeten worden geacht om hun eigen belangen te behartigen.

concurrentiebeding deels geschorst

De kantonrechter in Amsterdam boog zich onlangs over een concurrentiebeding van een medewerker Personeelszaken en oordeelde dat het beding onredelijk zwaar was. Het concurrentiebeding wordt deels geschorst, maar de werknemer blijft gebonden aan zijn geheimhoudingsplicht.

Een medewerker bij Personeelszaken is in drie jaar opgeklommen tot de functie van seniorconsultant. Hij zit in zijn organisatie nu al aan zijn top. Hij kijkt uit naar een andere baan en kan aan de slag bij een concurrent van zijn werkgever, die ook nog eens een beter salaris biedt. Alleen: volgens het concurrentiebeding dat hij bij indiensttreding heeft getekend, mag hij gedurende twaalf maanden na zijn vertrek geen activiteiten uitoefenen die concurreren met zijn werkgever. Bovendien mag hij geen contact leggen met relaties van zijn vroegere baas en heeft hij een geheimhoudingsplicht over de werkzaamheden, klanten en collega’s daar.

. . . lees verder op Internet

augustus 2012