Verdeling van Aanmerkelijkbelangaandelen bij Scheiding

Hier de recente ontwikkelingen in de verdeling van aanmerkelijkbelangaandelen (ab-aandelen) bij echtscheidingen, met een focus op de wijzigingen sinds 2012. Belangrijke punten omvatten de vereiste van een notariële akte voor de overdracht van ab-aandelen en de nieuwe interpretatie van het verdelingstijdstip als het moment van wilsovereenstemming. De verduidelijkingen zijn van groot belang voor directeur-grootaandeelhouders (dga’s) en hun adviseurs.

De in 2018 uitgebrachte beleidsaanpassing aangaande aanmerkelijk belang onthult een belangrijk aspect betreffende de timing van het verdelen van aanmerkelijkbelangaandelen (ab-aandelen) in echtscheidingssituaties.

Rectificatie van een Veelvoorkomende Misvatting

Het exact vaststellen van het moment van verdeling is van cruciaal belang voor dga’s in een echtscheiding. Een verdeling binnen twee jaar na ontbinding van de huwelijksgemeenschap wordt niet beschouwd als een overdracht van ab-aandelen. Een wijdverbeid misverstandbetreft een dga die in gemeenschap van goederen is getrouwd, en diens echtgenoot automatisch voor de helft eigenaar is van de bv-aandelen. Dit betekent dat bij een echtscheiding alle bezittingen binnen de huwelijksgemeenschap, inclusief de ab-aandelen, verdeeld dienen te worden.

Juridische Overdracht is Essentieel

Schilder benadrukt dat voor het toewijzen van de 50% ab-aandelen van de ex-partner aan de dga, een notariële akte noodzakelijk is. Dit is een juridische stap die vaak over het hoofd wordt gezien, aangezien de aandelen juridisch reeds op naam van de dga staan en de economische overdracht vaak al is geregeld in het echtscheidingsconvenant of de vaststellingsovereenkomst. Hij waarschuwt dat het niet voldoen aan deze wettelijke vereiste in de toekomst kan leiden tot problemen, zoals bij de verkoop van de aandelen.

Civiele Wijziging in 2012 en het Bepalende Tijdstip

Sinds een aanpassing in het civiel recht in 2012, is de termijn voor het ontbinden van de huwelijksgemeenschap vervroegd, wat vragen oproept over het bepalende tijdstip voor de tweejaarstermijn om een fiscale afrekening over de ab-claim te voorkomen. Vóór 2012 het tijdstip van ontbinding van de huwelijksgemeenschap het moment was waarop de echtscheidingsbeschikking bij de Burgerlijke Stand werd ingeschreven. Sinds 2012 is dit het moment van indiening van het echtscheidingsverzoek.

Het Moment van Wilsovereenstemming

De Staatssecretaris van Financiën heeft in het verzamelbesluit over aanmerkelijk belang verduidelijkt dat het moment van wilsovereenstemming als het verdelingstijdstip geldt. Dit is het moment waarop er overeenstemming is bereikt over de verdeling van de goederen en de financiële gevolgen ervan. Deze verduidelijking in lijn is met een Hoge Raad-arrest uit 2013 en dat het moment van ondertekening van een echtscheidingscon

Voor meer informatie en professionele ondersteuning gerelateerd aan echtscheidingen en de verdeling van bedrijfsbelangen, bezoek advocaten.nl en 0900-advocaten. Hier vindt u gespecialiseerde juridische bijstand die u kan helpen bij het navigeren door complexe situaties zoals deze.

Vaststelling draagkracht directeur-grootaandeelhouder

Ingeval een directeur-grootaandeelhouder alimentatieplichtig is, gaat het bij de in aanmerking te nemen inkomsten niet alleen om zijn uit de onderneming genoten salaris, maar kan ook de in de vennootschap behaalde winst een rol spelen bij de draagkrachtberekening.

Achtergrond

In deze alimentatiezaak gaat het om de vraag of bij de bepaling van de draagkracht van een directeur-grootaandeelhouder voor het vaststellen van kinderalimentatie naast zijn salaris uit de vennootschap ook rekening kan worden gehouden met de winstreserves in die vennootschap. Verzoekster in deze zaak (de vrouw) heeft verzocht om vaststelling van kinderalimentatie ten laste van verweerder (de man). De vrouw stelt zich op het standpunt dat bij het bepalen van het inkomen van de man niet alleen zijn salaris in aanmerking moet worden genomen, maar ook de als dividend door de vennootschap aan de man uit te keren winst. De vrouw heeft daartoe aangevoerd dat de onderneming goede resultaten behaalt en dat er geen noodzaak is om de winst op te potten. De man heeft aangegeven dat er bij het bepalen van zijn inkomen geen rekening dient te worden gehouden met de winstreserves, omdat hij de winst niet wil uitkeren in verband met de continuïteit van de onderneming.

Zowel de rechtbank als het hof hebben bij het bepalen van de draagkracht van de man de winstreserves niet bij het inkomen geteld. Naar het oordeel van het hof is er geen aanleiding om de in de vennootschap gemaakte winst als inkomen aan te merken. Dat winstreserves aanwezig zijn betekent volgens het hof nog niet dat ruimte is voor dividenduitkeringen. Dit is in beginsel ter beoordeling van de bestuurder van de vennootschap, die daarbij rekening dient te houden met zijn wettelijke verplichtingen uit hoofde van boek 2 BW en de belangen van de vennootschap, aldus het hof.

Cassatie

De vrouw komt van dit oordeel in cassatie en klaagt (onder meer) dat het hof heeft miskend dat het aan de man is om te onderbouwen waarom van hem in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij naast zijn salaris meer inkomsten uit zijn onderneming genereert. De Hoge Raad acht deze klacht gegrond en overweegt daartoe het volgende:

‘Bij de beoordeling van deze onderdelen wordt vooropgesteld dat bij het vaststellen van de draagkracht van de alimentatieplichtige niet alleen acht dient te worden geslagen op de inkomsten die de alimentatieplichtige zich feitelijk verwerft, maar ook op de inkomsten die hij zich in redelijkheid kan verwerven. Ingeval een directeur-grootaandeelhouder alimentatieplichtig is, gaat het bij de in aanmerking te nemen inkomsten niet alleen om zijn uit de onderneming genoten salaris, maar kan ook de in de vennootschap behaalde winst een rol spelen bij de draagkrachtberekening (HR 6 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1335 , NJ 2014/297).’ (Het arrest van 6 juni 2014 is besproken in CB 2014-109)

Door geen aandacht te besteden aan de essentiële stellingen van de vrouw heeft het hof zijn oordeel volgens de Hoge Raad ontoereikend gemotiveerd. De Hoge Raad vernietigt dan ook de beschikking van het hof en verwijst het geding naar een ander hof ter verdere behandeling en beslissing.

Bron: Cassatieblog