Concurrentie- En Relatiebedingen Bij Detachering Van Werknemers – Het Belemmeringsverbod

Een beding dat een gedetacheerde werknemer verbiedt om bij de inlener in dienst te treden is nietig. Verrassend voor de werkgever is dat daarmee ook het gehele concurrentie- en relatiebeding nietig is, ook voor het geval dat de werknemer niet naar de inlener overstapt, maar indirect naar een andere detacheerder overstapt, of direct bij een andere concurrent in dienst treedt. Het belemmeringsverbod heeft dus verregaande gevolgen.

Werkgevers lenen regelmatig personeel uit door dezen te detacheren bij een klant. Detachering kan de primaire activiteit zijn, maar regelmatig worden werknemers ook min of meer langdurig gedetacheerd in het kader van de levering van duurzame bedrijfsmiddelen zoals in de ICT, offshore of andere bedrijfstak.

De meeste werkgevers die personeel uitlenen hanteren in de relatie met de werknemer een concurrentie en relatiebeding, ter bescherming van knowhow en opleidingsinvestering. Het concurrentiebeding is in het algemeen bedoeld om te voorkomen dat een werknemer die van cruciaal belang is voor de werkgever zomaar kan overstappen naar een concurrerende onderneming, en daarbij belangrijke informatie, klantencontacten en ervaring meeneemt. Over de vraag of en in hoeverre een concurrentiebeding ook kan worden ingeroepen tegen een werkgever zijn vele beslissingen gegeven en boeken over volgeschreven. Enkele artikelen hierover vindt u op deze website.


Een werkgevers, die personeel incidenteel uitlenen of inlenen via een detacheringsovereenkomst, zijn soms niet bedacht op et bestaan van Wet Allocatie Arbeidskrachten door Intermediairs (WAADI). De WAADI kent een belemmeringsverbod dat inhoudt in dat een uitlener een werknemer niet mag verbieden om na afloop van de terbeschikkingstelling (detacheringsperiode) aan een inlener bij diezelfde inlener rechtstreeks of door middel van een zzp constructie in dienst te treden. Elk beding dat voor de werknemer een dergelijk verbod inhoud, of die het de werknemer praktisch gezien onmogelijk maakt om verbiedt om bij de inlener in dienst te treden is nietig. Nietigheid betekend dat het beding ongeldig is, en wordt geacht niet te zijn gemaakt. De werknemer zou dus de werkgever, die een dergelijke bepaling inroept, eenvoudig kunnen negeren, door daarvan de nietigheid in te roepen.
Artikel 9A WAADI bepaalt:
“Degene die arbeidskrachten ter beschikking stelt legt geen belemmeringen in de weg voor de totstandkoming van een arbeidsovereenkomst na afloop van de terbeschikkingstelling tussen de ter beschikking gestelde arbeidskracht en degene aan wie hij ter beschikking is gesteld.”

In artikel 9a lid 1 Waadi is afgeleid van  het artikel 6 lid 2 van de Europese Uitzendrichtlijn, die bepaalt dat een uitlener aan een arbeidskracht die hij ter beschikking niet mag verhinderen om na het einde van de terbeschikkingstelling in dienst te treden bij de inlener.

Wat wel mag is om van de inlener in zo`n geval een vergoeding te bedingen, hetgeen de economische- en bedrijfsbelangen van de detacheerder afdoende beschermt. (Artikel 9A lid 2 WAADI)

Een concurrentiebeding is vaak in een aantal bepaling ingebed waarin zowel een eenvoudig concurrentiebeding is opgenomen, als wel een relatie en een geheimhoudingsbeding. Soms is er ook een opleidingskostenregeling opgenomen, die voor een werknemer onaantrekkelijk kan maken over te stappen naar een andere werkgever.

Een beding dat de werknemer dus verbiedt om bij de inlener in dienst te treden is dus nietig, maar de vraag die dan rijst is of het volledige concurrentiebeding nietig is, inclusief het relatiebeding. Het belemmeringsverbod geldt immers alleen in een detacheringsrelatie. Stapt een gedetacheerde werknemer over naar een concurrent, waar hij niet was gedetacheerd, geldt dan ook zijn concurrentiebeding niet? m.a.w. Gehele of gedeeltelijke nietigheid?

Het effect van het belemmeringsverbod op een concurrentie- en/of relatiebeding

Een goed voorbeeld, dat tevens als een waarschuwing kan gelden, is een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 9 januari 2018. Een werkgever, Inforcontracting, had een aantal werknemers in dienst, waarvan zij een deel vervolgens uitleende aan een inlener, Kompak. Op alle arbeidscontracten was een concurrentiebeding van toepassing, inclusief een relatiebeding, een verbod om bij de inlener in dienst te treden. Nadat de detacheringsperiode was verstreken, trad een aantal werknemers direct in dienst van Kompak. Door het belemmeringsverbod konden zij dit ongestraft doen. Het belemmeringsverbod maakt het concurrentiebeding immers nietig.

Een aantal werknemers stapte echter niet over naar Kompak, maar bij een andere detacheerder, Tempo Team, die deze werknemers vervolgens ook weer uitleende aan Kompak.

De vraag die het gerechtshof diende te beantwoorden was of voor deze laatste groep medewerkers het relatiebeding wel gold omdat hun situatie niet onder de Waadi viel. In die relatie was immers geen sprake van een overgang naar de inlener, maar van een overgang naar een direct concurrerende detacheerder.

Het Gerechtshof Den Haag oordeelde allereerst dat het relatiebeding nietig was, maar tevens dat ook het gehele beding, dus inclusief een “regulier” concurrentiebeding, nietig is.

De omzetting naar een geldig beding dat de wet biedt blijft buiten toepassing (artikel 3:42 BW)omdat de strekking van het belemmeringsverbod zou worden gefrustreerd als het uitzendwerkgevers zou zijn toegestaan om een te ruim geformuleerd relatiebeding in de uitzendovereenkomst op te nemen. Het moet immers voor uitzendkrachten direct helder en duidelijk zijn dat bepaalde, door het relatiebeding verboden gedragingen, niet zijn toegestaan. Onduidelijkheid hierover beperkt de werknemer in de bewegingsvrijheid die de WAADI beoogd te beschermen.

Ook gedeeltelijke nietigheid (artikel 3:41 BW) is niet aan de orde, ook niet omdat gevolgen van dit relatiebeding deels wel een deels niet onder het bereik van artikel 9a lid 1 Waadi. Volgens het Hof is het gehele relatiebeding, ook het deel dat niet onder het bereik van artikel 9a lid 1 Waadi valt, nietig.

Het gevolg was is dat het geen der werknemers verboden kom worden direct of indirect in dienst te treden van de inlener, ongeacht of dat via een andere inlener gebeurd of niet. Dit arrest komt volledig tegemoet aan de uiteindelijke strekking van de WAADI.

Overigens heeft de kantonrechter Midden-Nederland op 15 september 2017 in een andere zaak wél  de partiële nietigheid

van  een relatiebeding aangenomen, omdat het beding alleen nietig is voor zover het in strijd zou zijn met het belemmeringsverbod. De kantonrechter haalde hier twee arresten aan (ECLI:NL:HR:2007:AZ2221 en ECLI:NL:HR:2007:AZ2224) van de Hoge Raad 5 januari 2007, waarin werd geoordeeld dat de nietigheid van een beding niet verder dient te reiken dan noodzakelijk is teneinde de strekking van het beding ongedaan te maken.

Andere uitspraken van kantonrechters volgens echter wel weer de uitspraak van het gerechtshof Den Haag. Het is duidelijk dat de rechtspraak ten aanzien van de algehele nietigheid niet enigszins verdeeld is.
Teneinde te voorkomen dat het gehele concurrentie- of relatiebeding zijn werking verliest zou een werkgever/ detacheerder dus in zijn concurrentie- of relatiebeding, dat werknemers verbiedt om bij relaties of concurrenten in dienst te treden, de clausule kunnen opnemen dat het beding geen werking heeft in alle situaties van detachering, waarbij de werknemer overstapt naar de inlener. Daarmee wordt de suggestie tegengegaan dat hier sprake is van een belemmeringsverbod, terwijl uitdrukkelijk de situatie, dat een werknemer via een concurrerende detacheerder, alsnog bij de inlener aan het werk gaat, wordt voorkomen.

wilt u meer weten over relatie- of concurrentiebedingen, de nietigheid en matiging daarvan, of andere arbeidsrechtelijke vragen bel met 0900-advocaten of stuur een email aan info@advocaten.nl.

€ 500.000,- Boete Wegen Schending Van Het Concurrentiebeding

Een werknemer van een handelsbedrijf die overstapte naar een concurrent moet een half miljoen euro aan boetes betalen. Volgens de rechter schond hij zijn concurrentie-, relatie- en geheimhoudingsbeding. De boete is nauwelijks in overeenstemming met het salaris van de werknemer, maar door omstandigheden lijkt de boete alsnog redelijk en rechtvaardig.

In het arbeidsrecht vanaf 1 januari 2015 is de hoofdregel dat een concurrentiebeding alleen rechtsgeldig kan worden overeengekomen indien er sprake is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
Dit geldt als dwingend recht zodat afwijkende bedingen kunnen worden vernietigd.

Een concurrentiebeding moet, teneinde te kunnen worden ingeroepen, schriftelijk worden aangegaan. Geldt een concurrentiebeding, dan voorkomt dat niet dat een werknemer overstapt naar een concurrent.

Artikel 7:653 lid 3 sub b BW geeft de kantonrechter de mogelijkheid om op verzoek van de werknemer een concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk vernietigen op de grond dat, in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever, de werknemer door dat beding onbillijk wordt benadeeld.

Het vertrekken van een ervaren werknemer is dus op zich onvoldoende belang om een werknemer te beletten te vertrekken naar een concurrent. Als een ervaren werknemer naar een concurrent vertrekt is het onvermijdelijk dat hij kennis en ervaring meeneemt, maar dat betekent nog niet dat het bedrijfsdebiet van de oud werkgever wordt aangetast.

In een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 24 september 2019, GHARL:2019:7739 overweegt het hof in een dergelijk geval:
“Daarvan (aantasting van het bedrijfsdebiet, kantonrechter) zal bijvoorbeeld sprake zijn wanneer de betrokken werknemer door zijn functie op de hoogte is van essentiële relevante informatie of van unieke werkprocessen en strategieën en hij deze kennis ten behoeve van zijn nieuwe werkgever kan gebruiken, waardoor de nieuwe werkgever in de concurrentieslag met de oude werkgever in het voordeel is, of bijvoorbeeld doordat de werknemer zo intensief samenwerkt met bepaalde klanten van de oude werkgever dat deze klanten overstappen naar diens nieuwe werkgever”.

Zelfs zonder het bestaan van een concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst kan handelen dat gericht is op het ronselen van klanten onrechtmatig zijn. Lees daarover hier meer.

In de meeste overeenkomsten is een combinatie van een concurrentie-, relatie- en geheimhoudingsbeding opgenomen. Al deze bedingen dienen bij elkaar te worden beschouwd als een regeling teneinde de bedrijfsbelangen van de werkgever te beschermen. Schending van een beding kan al een boete opleveren, schending van het gehele samenstel van bedingen kan een ernstige schade bij de ex-werkgever veroorzaken.

Recent legde de kantonrechter een boete op van 500.000,- aan een ex-werknemer, te wiens aanzien een concurrentie-, relatie- en geheimhoudingsbeding gold, wegens een flagrante schending van dat beding.

Een werknemer van een handelsbedrijf die overstapte naar een concurrent moet een half miljoen euro aan boetes betalen. Volgens de rechter schond hij zijn concurrentie-, relatie- en geheimhoudingsbeding. De boete is nauwelijks in overeenstemming met het salaris van de werknemer, maar door omstandigheden lijkt de boete alsnog redelijk en rechtvaardig

De werknemer was als commercieel medewerker sinds 2017 in dienst van het Leidse handelsbedrijf West Coast Supply. Dit bedrijf kwam voort uit een splitsing van het Amsterdamse handelsbedrijf Van Caem Klerks Group (VCKG) die eveneens handelt in dranken, parfums en etc.. Deze bedrijven zijn dus directe concurrenten van elkaar.
Medio 2020 stapte de werknemer over naar Van Caem, in navolging van andere collega`s die al eerder waren overgestapt. Korte tijd na zijn overstap, die de werknemer vanzelfsprekend niet aan West Coast Supply had gemeld, kreeg de werkgever gegevens in handen waaruit men mocht afleiden dat de werknemer inmiddels in nagenoeg dezelfde functie actief was voor de concurrent Van Caem. Daarbij had de werknemer zakelijke informatie van de oude werkgever gebruikt. In een eerste actie in 2021 legde de rechtbank Amsterdam al op verzoek van West Coast aan Van Caem een ronselverbod op.

Vervolgens heeft West Coast Supplies ook de werknemer aangesproken wegens schending van zijn concurrentie-, relatie-, en geheimhoudingsbeding uit zijn arbeidscontract. Het concurrentiebeding bevatte een boete van 1 miljoen euro, maar een rechter an een dergelijke contractuele boete altijd matigen indien daartoe voldoende aanleiding is. De kantonrechter vond die aanleiding maar meende toch dat een boete van een half miljoen gerechtvaardigd was, ondanks het magere salaris van 3800 bruto per maand.

De werknemer erkende dat hij bij de overgestapt gebruik had gemaakt van gevoelige bedrijfsinformatie van West Coast Supply. In zijn verweer tegen de gevorderde megaboete voerde de werknemer het volgende aan:
Allereerst meende hij dat de bepalingen in het arbeidscontract onbegrijpelijk waren en te stringent, omdat de termijnen voor de werking van het concurrentie- en relatiebeding drie jaar was. Ook zou hij door de overstap van collega’s gemeend hebben dat de werkgever het concurrentiebeding niet zou inroepen. Verder stelde hij dat hij maar enkele maanden voor Van Caem had gewerkt, en dat daarom de schade voor zijn oude werkgever niet zeer groot kon zijn. Ook zijn salaris van 3800,- zou niet in verhouding staan tot de boete. Tot slot voerde de werknemer aan dat hij in die korte periode bij de werkgever (ca 5 jaren) bloot was gesteld aan ‘pesterijen, scheldkanonnades en intimidatie’.

De kantonrechter meende inderdaad dat de termijn in het concurrentiebeding te lang was, en wijzigde dit naar 1 jaar, de gebruikelijke termijn. Voor het overige ging de rechter niet mee in het betoog van de werknemer.
Wegens de erkenning van de werknemer oordeelde de rechter dat er duidelijk sprake was van een flagrante schending van het concurrentiebeding, geheimhoudingsbeding en relatiebeding. De kantonrechter vond in dit geval de hoge boete passend bij de ernst van de schendingen. Zo zou de werknemer ook nadat de vorige werkgever de schending ontdekte, nog zijn doorgegaan onder een schuilnaam om verdere ontdekking te voorkomen.
Een belangrijke overweging is echter ook te lezen in de vaststelling dat Van Caem in deze procedure had beloofd de boetes voor de werknemer te zullen betalen. Dit laatste is belangrijk, omdat in een eerder vonnis reeds een ronselverbod was opgelegd aan Van Caem, en de kantonrechter kennelijk een deel van de verantwoordelijkheid neerlegde bij deze werkgever.

Meer informatie over de schorsing van een concurrentiebeding leest u hier.

Meer informatie over het concurrentiebeding na verlenging van het arbeidscontract leest u hier.

Hebt u meer vragen over de toepasselijkheid van een concurrentiebeding, bel dan 0900-advocaten of stuur een email aan advocaten.nl