Nieuw IPR-huwelijksvermogensrecht

Alle achttien lidstaten waar de verordening gaat gelden (waaronder Nederland), passen voortaan dezelfde conflictregels toe. En als het goed is, komt men op grond daarvan tot hetzelfde oordeel over het toepasselijke huwelijksvermogensrecht. Dit betekent dat bijvoorbeeld huwelijkse voorwaarden gemakkelijker in het buitenland worden erkend.

Niet alleen in Nederland houdt de wetgever zich met het huwelijksvermogensrecht bezig. Ook de Europese wetgever laat zich op dit terrein niet onbetuigd. In het kader van een nauwere samenwerking binnen de Europese Unie dient vanaf volgend jaar de Huwelijksvermogensrechtverordening te worden toegepast. Deze verordening bepaalt onder meer welk huwelijksvermogensrecht in grensoverschrijdende situaties van toepassing is

Uniforme regels voor huwelijksvermogensrecht

Verschillen de echtgenoten van nationaliteit of wonen zij bijvoorbeeld in het buitenland, dan rijst de vraag welk recht hun huwelijksvermogensregime beheerst. Nu nog bepaalt Nederland dit aan de hand van het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978, waarbij naast Nederland alleen Frankrijk en Luxemburg zijn aangesloten. Verder past ieder land zijn eigen regels toe. Niet erg handig natuurlijk, in een wereld waarin steeds meer mensen hun heil ook buiten de eigen landsgrenzen zoeken.

Dat gaat met de komst van de Huwelijksvermogensrechtverordening veranderen. Alle achttien lidstaten waar de verordening gaat gelden (waaronder Nederland), passen voortaan dezelfde conflictregels toe. En als het goed is, komt men op grond daarvan tot hetzelfde oordeel over het toepasselijke huwelijksvermogensrecht. Dit betekent dat bijvoorbeeld huwelijkse voorwaarden gemakkelijker in het buitenland worden erkend. Ook het belangrijke estateplanningsinstrument van de rechtskeuze zal in alle deelnemende lidstaten geldig zijn.

Welk recht is van toepassing?

Hebben de echtgenoten geen rechtskeuze uitgebracht, dan geldt voor hen het recht van het land waar zij zich na hun huwelijk hebben gevestigd. Blijven zij in verschillende landen wonen, dan is het recht van hun gemeenschappelijke nationaliteit van toepassing. Ontbreekt ook die, dan geldt het recht waarmee de echtgenoten het nauwst zijn verbonden.

In het kader van de estate planning verdient het natuurlijk aanbeveling dat de echtgenoten zelf het toepasselijke recht vastleggen. Dit kan bijvoorbeeld door in de huwelijkse voorwaarden een rechtskeuzebeding op te nemen. De keuzemogelijkheden zijn beperkt tot rechtsstelsels waarmee een nauwe band bestaat. De echtgenoten mogen kiezen voor het recht van het land van de nationaliteit of de gewone verblijfplaats van een van hen.

Naast het toepasselijke recht, regelt de Huwelijksvermogensrechtverordening ook de internationale bevoegdheid van de rechter en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen en authentieke akten op het terrein van de huwelijksvermogensrecht.

Geregistreerde partnerschappen

In aanvulling op de verordening voor huwelijksvermogensstelsels gaat een tweede verordening gelden voor de vermogensrechtelijke gevolgen van grensoverschrijdende geregistreerde partnerschappen. Ook hier worden de regels van rechtsmacht, toepasselijk recht en erkenning en tenuitvoerlegging binnen de deelnemende lidstaten – waaronder Nederland – geharmoniseerd. Als de partners niet zelf een rechtskeuze zijn overeengekomen, wordt hun partnerschapsvermogensregime onder de verordening beheerst door het recht van het land waar het partnerschap is aangegaan.

Vooruitgang?

De Europese verordeningen betekenen zeker een vooruitgang voor de eenvoud van de afwikkeling van grensoverschrijdende huwelijksboedels en partnerschapsvermogensregimes in de deelnemende landen. De kring van achttien lidstaten kan bovendien nog groter worden. Ook nemen de mogelijkheden om maatregelen van estate planning in het buitenland erkend te krijgen, toe. Dit geldt overigens alleen voor de civiele aspecten; fiscale zaken blijven buiten schot.

Ingangsdatum

De verordeningen zijn van toepassing op huwelijken en geregistreerde partnerschappen die op of na 29 januari 2019 worden gesloten. Voor huwelijken en partnerschappen van vóór deze datum blijven de oude regels gelden, tenzij na deze datum een rechtskeuze wordt uitgebracht. Ook echtgenoten en partners die reeds voor 29 januari 2019 zijn gehuwd of als partners zijn geregistreerd, kunnen op deze wijze van de estateplanningsinstrumenten uit de nieuwe verordeningen profiteren.

Bron: SDU

vernietiging van een overeengekomen verdeling wegens dwaling

Veel echtscheidingen komen partijen een verdeling overeen die in een document, vaak convenant genoemd, wordt vastgelegd.

Achteraf kan een partij, die inmiddels wordt geconfronteerd met een heel ander leven, menen dat hij of zij welbeschouwd er bekaaid van af is gekomen, en door bijvoorbeeld afstand te hebben gedaan van alles.

Vernietiging van de verdeling

Voor de onvrede die dat meebrengt heeft de wet een correctiemiddel. Artikel 3:196 van het Burgerlijk wetboek bepaalt onder andere:

… een verdeling ook vernietigbaar, wanneer een deelgenoot omtrent de waarde van een of meer der te verdelen goederen en schulden heeft gedwaald en daardoor voor meer dan een vierde gedeelte is benadeeld. Wanneer een benadeling voor meer dan een vierde is bewezen, wordt de benadeelde vermoed omtrent de waarde van een of meer der te verdelen goederen en schulden te hebben gedwaald.

Met andere woorden, indien de ex-partners hun handtekening hebben gezet onder een convenant waarin de verdeling is vastgelegd, kan een partij die overeenkomst vernietigen wegens dwaling. Benadeling voor meer dan kwart levert dus een vermoeden van dwaling op. De andere partij moet dan het bewijs te leveren van het tegendeel.

Wat is dwaling

Dwaling betekent in dit geval dat een partij stelt dat, indien hij de werkelijk feiten had gekend of begrepen, hij niet akkoord was gegaan met die verdeling. Hij heeft dan een onjuiste voorstelling van zaken gehad omtrent de waarde van die goederen in die verdeling.
Er zijn verschillende mogelijkheden.

Een partij is voor tenminste 25% benadeeld.

Mits die bewijst dat daadwerkelijk werd benadeeld voor tenminste 25%, kan hij gewoon de vernietiging inroepen. Dat kan door middel van een brief, dagvaarding of deurwaardersexploot.

De andere partij, die is bevoordeeld, dient dan te bewijzen dat er geen sprake is van dwaling. Die moet dan dus bewijzen dat die andere partij willens en wetens met die verdeling akkoord is gegaan, bijvoorbeeld omdat daarvoor een bijzondere reden is genoemd, zoals een dringende reden van moraal en fatsoen.

Een partij kan niet bewijzen dat hij voor tenminste 25% is benadeeld.

In dat geval kan hij ook vernietigen, maar zal hij zelf het bewijs dienen aan te dragen dat hij heeft gedwaald omtrent de verdeling. Dat is in de meeste gevallen geen eenvoudige opgave.

Het is immers niet altijd met terugwerkende kracht vast te stellen dat een partij bij vaststelling van de waarde van goederen een onjuiste voorstelling heeft gehad. Vaak is de waarde van goederen immers niet eenvoudig te bepalen. Dat heeft dus niet in alle gevallen geleid tot succes.

Een beroep doen op dwaling

Bij een beroep op dwaling komt het dus aan op de vraag op partijen bewijs kunnen leveren van hun voorstelling van zaken ten tijde van het sluiten van die overeenkomst. Van belang daarbij zijn onder andere de volgende vragen.

  • Was er voldoende en heldere informatie beschikbaar die partijen konden bergrijpen?
  • Werden zij voorzien van deskundige bijstand?

Daar schort het in veel gevallen aan. Veel convenanten komen tot stand tussen partijen zelf, zonder bijstand van accountants, juristen. Ook mediators hebben niet altijd voldoende kennis om dergelijke problemen te voorkomen. In veel gevallen is daar aan ook geen behoefte, bijvoorbeeld indien de verdeling een zaak van geringe waarde betreft is of slechts één zaak moet worden verdeeld.

Maar ook in geval slechts een zaak moet worden verdeeld, zoals de gemeenschappelijke woning, kan het al fout gaan Soms wordt uitgegaan van een grove schatting van de waarde van de woning, zoals de OZB waarde of worden “spaartegoeden “in de vorm van hypotheekverzekeringen vergeten. Bij complexe verdelingen is een vergissing dus al snel gemaakt.

De regel in artikel art. 3:196 BW maakt het in zo`n geval makkelijk om de verdeling nog eens goed te bezien en, indien partijen niet alsnog komen tot een eerlijke verdeling, de rechter om een beslissing te vragen.

Voor meer informatie over de mogelijkheden doe u in zo1n geval hebt kunt u altijd contact opnemen met Advocaten.nl.