EU-parlement stemt in met wet voor tijdelijke medewerkers

Het Europees Parlement stemt in met nieuwe regels voor tijdelijke werknemers uit een ander EU-land. Die krijgen het recht op hetzelfde loon bij gelijk werk als de collega’s in het gastland.

Met de herziening van de zogenoemde detacheringsrichtlijn worden ”werknemers op de steiger, in de kas en op de scheepswerf weer collega’s van elkaar in plaats van concurrenten’’, aldus een ”superblije” Europarlementariër Agnes Jongerius (PvdA) die namens het parlement onderhandelde met de lidstaten en Europese Commissie.

Van de 652 uitgebrachte stemmen waren er 456 voor en 147 tegen, met 49 onthoudingen.

De maximale termijn voor detachering is nu onbeperkt maar gaat naar twaalf maanden, met een mogelijke verlenging van zes maanden. Werkgevers mogen reis- of verblijfskosten niet meer van het loon aftrekken. Voor alle werknemers gaat de cao gelden. De onderhandelingen duurden meer dan twee jaar.

Draaideurdetacheerders

Volgens Jeroen Lenaers (CDA) maakt de richtlijn ook ”een einde aan de draaideurdetacheerders die permanent op flexibele contracten zitten maar in de praktijk gewoon een vaste baan hebben.’’

Hij waarschuwt dat de wet staat of valt bij de handhaving ervan. ”We hebben niets aan betere regels als nationale en Europese inspecties te weinig middelen en bevoegdheden hebben om echt toe te zien op de eerlijke concurrentie in de markt.”

Vooral Oost-Europese landen hebben zich tegen de wetgeving verzet. Ze vrezen dat bijvoorbeeld Poolse bouwvakkers minder snel aan werk kunnen komen in rijkere landen. De arbeidsvoorwaarden voor de transportsector worden vastgelegd in een aparte wet waarover het parlement binnenkort zal stemmen.

Bonden

Vakbond FNV spreekt van een ”belangrijke stap in de goede richting”. ”Maar we zijn er nog niet”, zegt FNV’er Tuur Elzinga. ”Duizenden chauffeurs in het wegvervoer blijven uitgezonderd van de gelijke rechten, omdat ze niet onder dit akkoord vallen.”

CNV-voorzitter Maurice Limmen vindt de periode dat mensen uit andere EU-landen hier tijdelijk goedkoper mogen werken nog altijd te lang.

”Daarnaast zijn de voorstellen voor gelijk loon onvoldoende. Gedetacheerde werknemers uit het buitenland zijn voor inlenende bedrijven vaak nog fors goedkoper”, meent Limmen.

Bron: NU.nl                                                         

Wet Flexibel Werken – werktijden wijzigen

1 januari 2016 is de Wet Flexibel Werken in werking getreden. Voorheen was in de Wet Aanpassing Arbeidsduur voor een werknemer de mogelijkheid geregeld om een verzoek te doen om meer of minder uren te mogen werken. Met de inwerkingtreding van de Wet Flexibel Werken blijft die mogelijkheid bestaan, maar biedt deze wet voor een werknemer daarnaast ook de mogelijkheid dat deze een verzoek indient om werktijden te wijzigen of op een andere plek, dus een andere arbeidsplaats, te werken. Oftewel, werknemers hebben met deze wet dus de mogelijkheid gekregen om hun werkgever te vragen de arbeidsduur, de werktijden en arbeidsplaats te wijzigen. Let wel, een werkgever hoeft dit verzoek niet spoorslags te honoreren. Afhankelijk van het verzoek gelden er andere eisen om het verzoek wel/niet toe te wijzen.

Indien een werknemer een verzoek doet tot aanpassing van de arbeidsduur of de werktijd, dan zal de werkgever een dergelijk verzoek moeten honoreren, tenzij zwaarwegende bedrijfsbelangen zich daartegen verzetten. Voorbeelden van dergelijke belangen kunnen aanwezig zijn indien een dergelijk verzoek voor de werkgever ernstige problemen van financiële aard, veiligheid of roostertechnische aard tot gevolg heeft.

Indien een werknemer een verzoek doet tot aanpassing van de arbeidsplaats, dan gelden de criteria van zwaarwegende bedrijfsbelangen niet. Een werkgever zal een dergelijk verzoek met de werknemer dienen te overleggen en serieus in overweging moeten nemen. Een werkgever is dus niet verplicht om dit verzoek te honoreren. Een recht op thuiswerken kan bijvoorbeeld dus niet worden afgedwongen.

Met betrekking tot alle verzoeken geldt dat de werknemer, indien deze zo’n verzoek doet, minstens 26 weken in dienst moet zijn. Voorheen bedroeg deze termijn één jaar. Tevens dient werknemer een dergelijk verzoek qua ingangsdatum te motiveren. Dit dient schriftelijk te gebeuren en minstens 2 maanden voor de gewenste ingangsdatum te worden gedaan. Uiterlijk één maand voor de verzochte ingangsdatum moet een werkgever op het verzoek hebben beslist. Dit is in beginsel een fatale beslistermijn, want indien een werkgever nalaat om tijdig een besluit op dit verzoek te nemen, dan heeft dit de gevraagde wijziging tot gevolg. De beslissing van de werkgever moet schriftelijk zijn. Indien de werkgever het verzoek afwijst, dient de beslissing gemotiveerd te zijn.

In beginsel moet een werknemer, zowel in geval van afwijzing of goedkeuring van het verzoek, één jaar wachten alvorens een nieuw verzoek te kunnen doen.

De wetgever heeft voor wat betreft kleine werkgevers, in dit geval zijn dat werkgevers met minder dan 10 werknemers, een uitzondering gemaakt. Voornoemde wettelijke regelingen gelden niet. In geval van een verzoek tot aanpassing van de arbeidsduur dient de werkgever met de werknemer wel een regeling te treffen.

Oftewel, de Wet Flexibel Werken biedt voor de werknemer in beginsel meer mogelijkheden dan de Wet Aanpassing Arbeidsduur. Dit is ingegeven door de wens van de Wetgever om werknemers meer vrijheid te geven hun werk flexibel in te delen.

min-max contract is goed alternatief

min-max contract de oplossing?

Juist in tijden van economische crisis zijn werkgevers geneigd met name flexibele contracten met werknemers te sluiten, bijvoorbeeld contracten voor bepaalde tijd, nulurencontracten, oproepcontracten. Deze contracten voorzien in de behoefte aan werknemers op een bepaald moment en kunnen betrekkelijk eenvoudig beëindigd worden. In een recente uitspraak van de Kantonrechter Zutphen ging het ook over een flexibel contract, namelijk het min-max contract. Een dergelijk contract wordt in de praktijk veel minder gebruikt dan bijvoorbeeld het bekende nulurencontract. Echter, het min-max contract heeft wel degelijk voordelen ten opzichte van een nulurencontract.

Min-max
Een min-max contract is een arbeidsovereenkomst waarin partijen geen vast aantal arbeidsuren afspreken, maar een ondergrens en een bovengrens. Zo kunnen partijen bijvoorbeeld afspreken dat de werknemer minimaal 20 uur per week werkt (en daarmee dus een loonaanspraak heeft van minimaal 20 uur, óók tijdens ziekte en vakantie), maar in drukke perioden op verzoek van de werkgever ook meer uren kan werken tot aan het maximum, bijvoorbeeld 40 uur. Dit was ook overeengekomen tussen werkgever en werkneemster in de casus waarover de kantonrechter Zutphen moest oordelen. De kantonrechter bepaalde dat het wettelijk rechtsvermoeden van arbeidsomvang met de daarbij behorende loonaanspraak niet van toepassing is wanneer partijen uitdrukkelijk een minimum en een maximum aantal arbeidsuren zijn overeengekomen en de gemiddelde arbeidsduur binnen deze bandbreedte blijft. Uit bovengenoemde uitspraak blijkt ook dat partijen een vrij ruime bandbreedte kunnen afspreken.

Nulurencontract en risico grotere arbeidsomvang
Zoals gezegd wordt van het nulurencontract veel meer gebruik gemaakt. Het voordeel, de werkgever hoeft werknemer slechts die uren te betalen die werknemer daadwerkelijk werkt, lijkt te worden overschaduwd door de nadelen. Het hiervoor genoemde wettelijk rechtsvermoeden is namelijk wél van toepassing op het nulurencontract. Indien een werknemer hier een beroep op doet, kan de gemiddelde arbeidsduur aan de hand van de (doorgaans drie) voorgaande maanden worden berekend en de loonaanspraak overeenkomstig worden vastgesteld. Werkgever kan nog wel proberen een langere referteperiode dan drie maanden als uitgangspunt te laten zijn maar feit blijft dat werkgever zich toch geconfronteerd ziet met een regulier contract met een vaste arbeidsomvang (óók tijdens ziekte en vakantie).

Wet Werk en Zekerheid
Met de invoering van de Wet Werk en Zekerheid heeft de wetgever verdergaande rechtsbescherming willen toekennen aan werknemers met flexibele(re) contracten waaronder bijvoorbeeld het beperken van de mogelijkheid om de loonbetalingsverplichting uit te sluiten als er geen werk is. Dat mag tot 1 januari 2015 nog steeds gedurende de eerste zes maanden maar daarna niet meer, behoudens een zeer beperkte mogelijkheid bij cao (incidentele piekwerkzaamheden, niet volgens een vast patroon). Maar de Wet Werk en zekerheid laat zelfs de mogelijkheid voor de minister open om via het algehele verbod op het uitsluiten van de loonbetalingsplicht, het gebruik van nulurencontracten uit te sluiten. Een dergelijk verbod speelt in de zorg. Gebruikmaking van nulurencontracten wordt verder ingedamd.

Het min-max contract is dan ook zo gek nog niet in het licht van voornoemde uitspraak en de ontwikkelingen in bepaalde bedrijfstakken. Werkgevers dienen goed af te wegen welke bandbreedte gekozen wordt en ervoor waken dat niet een te hoog of te laag minimum wordt gekozen. Bij een te hoog minimum geldt dat dit het bijbehorende loon moet worden betaald, ook als niet wordt gewerkt in geval van ziekte, vakantie of geen voldoende werk. Als de arbeidsomvang op minder dan 15 uur per week ligt en de tijdstippen waarop moet worden gewerkt niet zijn vastgelegd, dan heeft de werknemer voor iedere periode van minder dan 3 uren werk, toch recht heeft op 3 uren loon.