partner- en kinderalimentatie

partner- en kinderalimentatie

    

Een huwelijk kan worden ontbonden door een echtscheiding. Een dergelijke ontbinding is niet zonder gevolgen, ook wel rechtsgevolgen genoemd. Sommige van die rechtsgevolgen kunnen moeilijkheden met zich brengen. Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (verder: Bw) bevat daarom een groot aantal bepalingen omtrent de rechtsgevolgen van een echtscheiding. Een van de belangrijkste rechtsgevolgen is de alimentatie. In ons recht kennen we twee soorten alimentatie: de partneralimentatie en de kinderalimentatie. Alimentatie is een bijdrage in de kosten van het levensonderhoud van een bepaald persoon of van bepaalde personen. Dit levensonderhoud bestond al tijdens het huwelijk (of na de geboorte van de kinderen) en blijft na een scheiding over het algemeen bestaan. Dit staat in art. 1:81 en art. 1:82 BW. De verplichting tot het betalen van alimentatie ontstaat enkel doordat er een huwelijk is geweest. De duur van het huwelijk of de aanwezigheid van kinderen in het huwelijk bepalen deze plicht juist niet.

Iemand wordt pas alimentatieplichtig na een scheiding. Een echtscheiding komt tot stand doordat een rechter een beschikking geeft. Deze beschikking moet in kracht van gewijsde zijn gegaan om gelding te hebben. Dit betekent dat de partijen daarna niet meer in hoger beroep op kunnen komen tegen de beschikking van de rechtbank. Is de beschikking eenmaal in kracht van gewijsde gegaan, dan moet deze beschikking binnen zes maanden worden ingeschreven in het register van de burgerlijke stand, anders is er nog steeds een huwelijk, aldus art. 1:163 BW. De echtscheidingsbeschikking moet aan de huwelijksakte worden bevestigd, wil deze van kracht zijn.

Partneralimentatie

Op grond van de wet kan een persoon voor zijn ex-partner alimentatieplichtig zijn. Dit betekent dat deze persoon aan zijn ex-partner maandelijks (of jaarlijks) een bedrag moet betalen zodat de persoon in kwestie in zijn of haar levensonderhoud kan voorzien. Dit noemt men wel de partneralimentatie. Een dergelijke regeling kan ook gelden ten aanzien van de kinderen, dit heet de kinderalimentatie.

De rechter kan alimentatie toekennen, dit hoeft dus niet, ook niet als partijen hierom verzoeken. In de meeste gevallen zullen personen die behoeftig zijn en dus niet in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien, alimentatie krijgen. Een verzoek om alimentatie kan door een rechter worden afgewezen wanneer blijkt dat de verzoeker van alimentatie zich flink heeft misdragen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de volgende gevallen: een persoon probeert zijn ex-partner te vermoorden, de verzoeker bedreigt de andere partij of de desbetreffende persoon probeert de kinderen uit het huwelijk op een verkeerde manier te beïnvloeden.

Het is de rechter die bepaalt of iemand niet in zijn eigen levensonderhoud kan voorzien, hij mag bij zijn beoordeling alle omstandigheden van het geval meerekenen. Zo hoeft de rechter niet enkel te kijken naar de financiële positie van de behoeftige partij, ook andere factoren mogen een rol spelen bij de toekenning van alimentatie. Om te bepalen wat de inkomsten voor de mogelijk behoeftige partij waren en nu worden, wordt gekeken naar de laatste jaren van het huwelijk. Voor de juiste maatstaf voor het toekennen van alimentatie moet gekeken worden naar art. 1:397 BW. In dit artikel zien wij dat de rechter niet alleen moet kijken naar de behoeftigheid van de ene partner, maar ook naar de draagkracht van de persoon die moet betalen. Of een persoon behoeftig is, hangt af van diens inkomsten. Deze factor hangt natuurlijk weer af van de arbeidsmarkt, promotiekansen, verzorging en opvoeding van de kinderen en de leeftijd en gezondheid van de persoon waar het om draait.
Bij de bepaling van de draagkracht van de alimentatieplichtige mag de rechter ook rekening houden met alle omstandigheden van het geval. Hierbij tellen bijvoorbeeld alle inkomsten (ook uit vermogen) en alle schulden mee. Wat het inkomen betreft: er wordt ook gekeken naar de toekomst. Wat kan de alimentatieplichtige in redelijkheid in de nabije toekomst gaan verdienen? Verdient de alimentatieplichtige echter minder dan werd verwacht, dan hoeft de rechter hier in beginsel geen rekening mee te houden. Verliest degene die moet betalen door zijn eigen toedoen inkomen en is dit verlies onherstelbaar, dan hoeft de rechter ook hier geen rekening mee te houden. Hierbij moet gekeken worden of de verplichte betaler zich van het gedrag dat het onherstelbare inkomstenverlies veroorzaakte, had moeten onthouden. Is het inkomstenverlies nog herstelbaar en door eigen toedoen veroorzaakt, dan zal de rechter ook hier vaak geen rekening mee houden. Let op: dit principe mag er niet toe leiden dat de onderhoudsplichtige zelf niet meer in zijn eigen levensonderhoud kan voorzien! Dit trouwens weer met de uitzondering dat het inkomensverlies herstelbaar is: dan geldt deze regel dus weer niet.

Is eenmaal vastgesteld of en hoeveel alimentatie moet worden betaald, dan kan nog getwist worden over de duur van de alimentatie. Dit wordt in beginsel vastgesteld door de rechter, maar partijen kunnen dit zelf ook regelen, mits zij er samen uitkomen natuurlijk. De wet stelt een maximum in art. 1:157 lid 3 BW. Dit maximum bedraagt twaalf jaar. De alimentatieperiode kan, volgens lid 6, ook korter zijn. Dit kan alleen voor zolang het huwelijk niet langer dan vijf jaar duurde en er geen kinderen uit het huwelijk zijn voortgekomen. Onderling kunnen partijen ook andere afspraken maken over de alimentatietermijn, zelfs langere termijnen dan wettelijk is toegestaan zijn mogelijk. De termijn begint pas te lopen wanneer de beschikking van de rechtbank is ingeschreven in een register van de burgerlijke stand. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid kan de rechter de maximale termijn na verloop van tijd verlening. Dit kan alleen in zeer uitzonderlijke situaties. De verlening van de alimentatieperiode, maar ook een verzoek tot beëindiging hiervan, wordt niet snel aangenomen. De partij die verzoekt om één van beide zal zich moeten houden aan hoge motiveringseisen, aangezien een dergelijke beslissing zeer ingrijpend kan zijn.

Een rechterlijke uitspraak of een overeenkomst tot het vaststellen van alimentatie kan niet snel gewijzigd worden. Art. 1:401 BW geeft echter wel een aantal gronden waarop een uitspraak of een overeenkomst toch gewijzigd kan worden. Dit is onder andere het geval als is uitgegaan van onjuiste of onvolledige gegevens.

Een alimentatieplicht eindigt met de dood van de behoeftige partij. Daarnaast eindigt de verplichting wanneer de behoeftige partij hertrouwd of op een andere manier samen gaat leven met een ander, art. 1:160 BW.

Kinderalimentatie

Zijn er uit een huwelijk kinderen geboren, dan moeten de ouders hierover bij een scheiding ook het één en ander regelen. Zo zijn de ouders verplicht om bij een verzoek tot echtscheiding een ouderschapsplan in te dienen bij de rechter betreffende de verzorging en opvoeding van de kinderen. Tijdens het huwelijk hebben beide ouders van een kind de plicht dit kind op te voeden en te verzorgen en na hun achttiende levensjaar levensonderhoud te verschaffen voor bijvoorbeeld hun studie. Deze verplichting blijft bestaan op het moment van echtscheiding. Beide ouders behouden namelijk in beginsel het gezag over hun kinderen (voor zo ver zij samen bijvoorbeeld het gezamenlijk gezag uitoefenden over hun kinderen) en blijven dus ook verantwoordelijk voor hun verzorging en opvoeding. In de meeste gevallen zal de ouder die niet dagelijks voor de kinderen zorgt na een echtscheiding kinderalimentatie moeten betalen aan de andere ouder.

Op basis van art. 1:404 lid 1 BW zijn ouders verplicht naar hun draagkracht bij te dragen aan de verzorging en opvoeding van hun kinderen. Art. 1:406 lid 1 BW vertelt ons daarnaast dat als een ouder zijn of haar verplichting tot het bijdragen in de kosten voor verzorging en opvoeding van de kinderen niet nakomt, de ouder waaraan betaald moet worden naar de rechter kan stappen. De rechter bepaalt dan het bedrag wat moet worden betaald. Dit zal voornamelijk na een echtscheiding een vraagstuk zijn. Ook hier gelden de regels van behoeften, behoeftigheid en draagkracht. De rechter zal op dezelfde manier zoals hierboven is uitgelegd komen tot een eerlijke regel betreffende de kinderalimentatie. Hiervoor wordt echter niet gekeken naar de behoeftigheid van het minderjarige kind, maar wel naar de behoeftigheid van de andere ouder. Er wordt door de rechter gekeken naar de leeftijd van het kind (de kinderen) en er wordt op basis daarvan bepaald hoeveel kosten een kind zal gaan maken. De ouders kunnen hiernaast ook zelf een overeenkomst sluiten over de bijdrage van de ene ouder aan de andere ouder betreffende kinderalimentatie. De rechter is hier echter niet aan gebonden en kan een andere regeling treffen indien dit gewenst is.