De nieuwe kantonrechtersformule

 De nieuwe kantonrechtersformule

Wanneer een werkgever of werknemer een dienstverband wenst te beëindigen, is één van de wegen die daartoe kan leiden het daartoe strekkende verzoekschrift bij de kantonrechter. De rechter moet het verzoek beoordelen en kent, indien daartoe aanleiding bestaat, een vergoeding naar billijkheid toe. Dit is bepaald in artikel 7:685 BW.

In 1996 is getracht eenheid te brengen in de toe te kennen vergoeding en zijn voor het eerst aanbevelingen vastgelegd op welke wijze die vergoeding diende te worden berekend. Deze aanbevelingen heten in de wandelgangen de kantonrechtersformule.

Bij een beëindiging, waar geen van beide partijen een overwegend verwijt kan worden gemaakt, wordt de zogenaamde neutrale vergoeding toegekend. Al naar gelang de ene partij wel meer een verwijt kan worden gemaakt, gaat de vergoeding omhoog of omlaag.

Recentelijk zijn deze aanbevelingen aangepast. Bij ontbindingsverzoeken die vanaf 1 januari 2009 worden ingediend, worden de nieuwe aanbevelingen in beginsel toegepast. Hierbij is het belangrijk om in het achterhoofd te houden dat het gaat om aanbevelingen en de rechter niet verplicht is deze toe te passen. Wettelijk is de rechter enkel verplicht een vergoeding naar billijkheid toe te passen, de aanbevelingen geven hem een kader, waarvan hij mag afwijken.

De formule is opgebouwd uit de bekende AxBxC-berekening, waarbij A staat voor het aantal gewogen dienstjaren, B voor het maandsalaris (inclusief bepaalde emolumenten) en C voor de correctiefactor die samenhangt met de verwijtbaarheid.

Tot voor kort telden de dienstjaren die voor het 40e levensjaar waren gewerkt, voor 1, tussen de 40 en de 50 voor 1,5 en daarboven voor 2.
Daarin komt nu een wijziging. De jaren tot 35 tellen nog maar voor 0,5 mee, tussen de 35 en de 45 voor 1, tussen 45 en 55 voor 1,5 en daarboven voor 2. Voor zowel de oudere als de jongere werknemers betekent dit een forse achteruitgang.

Nieuw is ook dat bij de C-factor wordt aanbevolen dat de rechter de arbeidsmarktpositie van de werknemer laat meewegen. Wanneer sprake zou zijn van een afwijkende arbeidsmarktpositie kan dat door middel van een, bij voorkeur door een deskundige opgemaakt, rapport worden aangetoond. Mogelijk is ook voldoende dat een werkgever bijvoorbeeld recente vacatures in de omgeving, die passend zijn voor de werknemer met het verzoekschrift meezendt zodat aannemelijk wordt gemaakt dat de werknemer naar verwachting binnen zeer afzienbare tijd een andere baan zou kunnen vinden.

In de C-factor werd onder de huidige praktijk al rekening gehouden met de financiële positie van de werkgever door de verwijzing naar de overige bijzonder omstandigheden. Nu is in de aanbevelingen de financiële positie van de werkgever met zoveel woorden als meewegende factor vastgelegd. In de toelichting daarop staat dat voor de beoordeling daarvan aansluiting wordt gezocht bij de criteria die het CWI hanteert bij ontslagaanvragen wegens een bedrijfseconomische noodzaak. Wil een rechter acht slaan op het verweer dat de werkgever niets heeft, dan moeten op zijn minst winst- en verliesrekeningen over de afgelopen drie jaar worden ingediend, vergezeld van een heldere toelichting. Daarnaast moet een prognose voor de komende zes maanden worden gegeven en moet worden uitgelegd waar de haast vandaan komt en hoe groot de ingreep binnen het bedrijf is.

Onder de oude aanbevelingen was het gebruik ontstaan dat, behoudens immateriële schade, de vergoeding nooit hoger zou zijn dan hetgeen iemand met behoud van zijn dienstverband tot zijn 65ste zou verdienen. Omdat de leeftijd waarop met pensioen wordt gegaan in beweging is, is nu meer specifiek vastgelegd dat moet worden gekeken naar de verwachte inkomstenderving tot aan de redelijkerwijs te verwachten pensioendatum. Telt iemand de dagen af totdat hij met prepensioen mag, dan wordt rekening gehouden met die datum. Is anderzijds iemand duidelijk in zijn gevoel dat zijn werk zijn lust en zijn leven is en hij tot ver na zijn 70ste wil doorgaan, dan wordt niet meer uitgegaan van 65 jaar.

Tot slot is een geheel nieuwe aanbeveling opgenomen, met betrekking tot de vergoeding bij kortdurende dienstverbanden voor onbepaalde tijd en bepaalde tijd waarbij de tussentijdse opzeggingsmogelijkheid is bedongen. In die gevallen wordt in beginsel de formule gewoon toegepast. Bij dienstverbanden voor bepaalde tijd zonder dat de mogelijkheid is opgenomen dat tussentijds wordt opgezegd daarentegen, is de richtlijn dat als vergoeding het resterend aantal maandsalarissen binnen het contract wordt toegekend.

Nogmaals wordt benadrukt dat het gaat om aanbevelingen waarvan kantonrechters mogen afwijken.

februari 2009