De loonbetalingsverplichting na 104 weken ziekte

In beginsel duurt de loondoorbetalingsverplichting bij ziekte 104 weken. Wanneer in deze twee jaar in de ogen van het UWV onvoldoende aan de re-integratieverplichting is voldaan, kan het UWV de werkgever een loonsanctie opleggen zodat langer moet worden doorbetaald.

Wanneer alles echter volgens het boekje is gegaan, kan de loonbetaling toch nog een staart krijgen zo blijkt uit een recent gepubliceerd (maar al in de zomer gewezen) arrest van het Hof in Den Haag.

Een werkneemster was, na een dienstverband van ruim tien jaar, uitgevallen met RSI en burn out klachten. Na verloop van tijd re-integreert zij weer, maar niet in haar eigen functie. Omdat de functies waar zij achtereenvolgens re-integreert bij de werkgever vervallen, wordt extern gezocht naar re-integratie op het tweede spoor. Aanvankelijk vindt zij extern een baan, maar daar valt zij toch weer uit. Zij werkt dan wel al weer 7 uur per dag. De werkgever garandeert aan het UWV dat het dienstverband ook het derde ziektejaar in stand wordt gehouden. Hoewel er best wat op te merken was over de re-integratie-inspanningen in het eerste ziektejaar, wordt mede op basis van die garantie geen loonsanctie opgelegd. Het UWV acht haar in het kader van de WIA minder dan 35% arbeidsongeschikt.

Na ommekomst van de twee jaar zegt de werkgever niet meer te hoeven betalen; de garantie aan het UWV betreft immers niet de loonbetaling doch alleen het in stand houden van de arbeidsovereenkomst. De werkneemster verklaart zich daarop hersteld en beschikbaar voor passend werk. De werkgever reageert daarop dat alleen nog extern wordt gezocht.

De kantonrechter wijst de loonvordering van de werkneemster af, maar het Hof zegt dat, wanneer een zieke werknemer zich beschikbaar houdt voor passende werkzaamheden, de werkgever zo spoedig mogelijk moet onderzoeken of er passend werk is en daarover duidelijkheid moet verschaffen aan die werknemer.

Wanneer een werkgever niet reageert of zonder deugdelijke grond een werknemer niet toelaat tot passende werkzaamheden, heeft de werknemer vanaf de datum van zijn aanbood aanspraak op loon, zelfs als achteraf alsnog zou blijken dat bij de werkgever geen passend werk voorhanden was. Het kan dan nog wel zijn dat slechts aanspraak bestaat op een lager loon, namelijk het loon dat bij die passende werkzaamheden hoort.

Hoewel nog niet duidelijk is of deze zaak in cassatie stand houdt, is het vooralsnog zaak om, wanneer een werknemer die arbeidsongeschikt is voor zijn eigen werk, zich beschikbaar houdt voor passend werk, daarop tijdig en inhoudelijk te reageren. Het loont de moeite ook na ommekomst van twee jaar, toch de bedrijfsarts en een arbeidsdeskundige in te schakelen om te bezien wat een werknemer kan en of binnen het bedrijf dergelijke werkzaamheden bestaan.

Uiteraard speelt dit alles alleen indien en voor zover er nog een arbeidsrelatie bestaat. Het is dus tevens zaak om na twee jaar ziekte de arbeidsrelatie zo snel mogelijk te verbreken door middel van een ontbinding, een verkregen ontslagvergunning of via een beëindiging met wederzijds goedvinden.

februari 2010