Bedrijfsongeval en omkering bewijslast

Een verpleegster legt verbandmiddelen en voorverpakte naalden op de verbandkar. Ineens glijdt zij ondersteboven en breekt haar heup. De oorzaak van de glijpartij weet zij niet zeker. Het vermoeden is dat zij is uitgegleden over een voorverpakt artikel. Maar bewijzen dat dat zo is, kan zij niet.
De kantonrechter oordeelt dat de werkgever (het ziekenhuis) niet tekortgeschoten is in haar zorgplicht en wijst de schadeclaim van de verpleegkundige af. De rechtbank doet dat ook en zegt dat het anders zou zijn indien de verpleegster zou bewijzen dat het ziekenhuis tekortgeschoten is in het in acht nemen van veiligheidsvoorschriften. Nu zij dat bewijs niet kan leveren, wordt de vordering afgewezen.

De Hoge Raad oordeelt anders en verwijst naar de kritiek van de Tweede Kamer op de bewijslastverdeling, die in een recente wet is gewijzigd. Vanaf heden geldt, ook voor ongevallen die vóór de wetswijziging zijn ontstaan, het volgende. Als een werknemer in de uitoefening van zijn werk schade lijdt, is de werkgever aansprakelijk tenzij de werkgever bewijst dat alle verplichtingen zijn nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. De werknemer hoeft zelf niet te bewijzen aan welke oorzaak het ongeval te wijten is. Als de werkgever denkt te kunnen bewijzen aan alle veiligheidsvoorschriften te hebben voldaan, moet deze in feite ook de oorzaak bewijzen, omdat tevens moet worden bewezen dat nakoming van veiligheidsvoorschriften dat ongeval met die oorzaak dan zou hebben voorkomen. De moraal is dat indien een werknemer door onduidelijke oorzaak tijdens het werk schade oploopt, de werkgever tegen een onmogelijke bewijslast oploopt en dus de zaak meteen kan doorsturen naar de WA-verzekeraar.

februari 2000