Aansprakelijkheid voor schade door niet-ondergeschikten

Dat een werkgever aansprakelijk is voor fouten die zijn ondergeschikten maken en waardoor derden schade lijden, is niet verrassend. De werkgever heeft nu eenmaal een hiërarchische zeggenschap over het doen en laten van zijn ondergeschikten. Hij draagt de verantwoordelijkheid jegens derden als er schade wordt toegebracht, zolang er een verband is tussen die schade en de opgedragen taak. Dat een werkgever echter ook aansprakelijk kan zijn als er geen ondergeschiktheidsrelatie aanwezig is, is minder vanzelfsprekend. Artikel 171 van Boek 6 Burgerlijk Wetboek geeft hier een regel voor.

Dit heeft de volgende achtergrond. De wetgever wil de benadeelde partij niet belasten met het achterhalen van de precieze arbeidsverhoudingen en ziet een schadelijke fout die begaan is door een werknemer (ondergeschikt of niet) als een verzekerbaar bedrijfsrisico. In de praktijk gaat het meestal om zelfstandige opdrachtnemers die niet te maken hebben met een gezagsverhouding tot hun opdrachtgever, maar die wel deelnemen aan de bedrijfsvoering van hun opdrachtgever. De benadeelde derde moet het bedrijf van de opdrachtgever en dat van de opdrachtnemer als een zekere eenheid kunnen beschouwen. Te denken valt aan een zelfstandige cateringdienst binnen een kantoorgebouw of aan een onderhoudsdienst die periodiek wordt ingehuurd voor de controle van bepaalde onderdelen van het bedrijfsproces. Ook hier geldt de voorwaarde dat er een ‘functioneel’ verband moet zijn tussen de schade die de benadeelde derde lijdt en de opgedragen (uitbestede) taak.

Een duidelijk praktijkvoorbeeld deed zich onlangs voor in een rechtszaak die door de Hoge Raad moest worden beslist. Een onderneming had opdracht gegeven aan een andere vennootschap om een perceel grond, bestemd voor de bloembollenteelt, te bespuiten met een bestrijdingsmiddel. Op het terrein van de buurman werden peentjes geteeld en die gingen, zoals uit deskundigenonderzoek bleek, als gevolg van de bespuitingen gebreken vertonen met als gederfde opbrengst 77.000 euro. De te verwachten oogst was immers reeds twee maanden voor de bespuiting als klasse 1-penen verkocht. De rechter oordeelde dat de benadeelde buurman het bedrijf van de tulpenteler en het bespuitingsbedrijf als een zekere eenheid mocht beschouwen en dat sprake was van het uitoefenen van activiteiten die tot de werkzaamheden behoorden van het bedrijf van zijn buurman. De benadeelde mocht dus de tulpenteler aansprakelijk houden, ook al was van meet af aan duidelijk wie de schadelijke bespuitingswerkzaamheden had verricht. De benadeelde heeft het recht om de opdrachtgever aansprakelijk te stellen en van hem schadevergoeding te verlangen. Wie uiteindelijk de schade heeft te dragen, is een interne (contractuele) kwestie tussen de opdrachtgever en de opdrachtnemer.

augustus 2010