Invoering Compensatieregeling Transitievergoeding

De invoering van de Compensatieregeling Transitievergoeding biedt ter zake voor de werkgever, maar ook voor de werknemer, een oplossing.

Sinds de invoering van de Wet Werk en Zekerheid (“WWZ”) heeft ook een werknemer die langer dan 2 jaar ziek is en van wie het dienstverband wordt beëindigd, recht op een transitievergoeding. Voorheen was dit niet zo. Veel werkgevers vinden dit onterecht, omdat zij al ruim 2 jaar tijd, kosten en energie in de re-integratie hebben gestoken en al die tijd ook (in ieder geval voor 170% over 2 jaar) het loon hebben moeten doorbetalen

Kosten voorkomen met slapend dienstverband?
Om deze kosten te voorkomen, zijn er werkgevers die het dienstverband na 2 jaar ‘slapende’, dus in stand laten. In dat geval hoeft er geen transitievergoeding te worden betaald en ook geen loon meer, omdat die verplichting na 2 jaar ziekte stopt. De werknemer kan dan vervolgens zelf bij de Kantonrechter om beëindiging van het dienstverband vragen, maar dat wil niet zomaar zeggen dat er dan aanspraak kan worden gemaakt op een transitievergoeding, omdat er dan sprake moet zijn van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Bijvoorbeeld doordat deze tekortschiet in het nakomen van re-integratieverplichtingen. De andere kant van de medaille is dat een slapend dienstverband gereactiveerd kan worden indien de werknemer, daar kunnen soms jaren overheen gaan, weer gedeeltelijk of geheel arbeidsgeschikt wordt en (passende) arbeid claimt. Een werkgever is verplicht om, gedurende de duur van de arbeidsovereenkomst, passende arbeid aan te bieden.

Compensatieregeling Transitievergoedingen biedt oplossing
De invoering van de Compensatieregeling Transitievergoeding biedt ter zake voor de werkgever, maar ook voor de werknemer, een oplossing. In geval van beëindiging van het dienstverband kan de werkgever de betaalde transitievergoeding in de toekomst van het UWV terugvorderen. Dit zal naar verwachting kunnen vanaf 1 april 2020. Indien een werkgever een transitievergoeding voor 1 april 2020 heeft betaald, kan dit tot 6 maanden na de inwerkingtreding (1 april 2020) van het UWV teruggevorderd worden.

Voorwaarden voor terugbetaling door UWV
Een werkgever moet dan de volgende stukken bij het UWV indienen:

  • De arbeidsovereenkomst;
  • Het bewijs van betaling van de vergoeding;
  • De berekening en onderliggende bewijsstukken, waaruit blijkt waarop de transitievergoeding is gebaseerd, inclusief overlegging van loonstroken waaruit het loon tijdens ziekte blijkt. Uitsluitend de transitievergoeding berekend over de periode tot en met 2 jaar ziekte zal worden vergoed. Het UWV zal dus niet het gedeelte van de transitievergoeding compenseren, voor zover deze is gebaseerd op de duur van de arbeidsovereenkomst na 2 jaar ziekte;
  • Bewijsstukken waaruit blijkt dat de arbeidsovereenkomst op grond van de langdurige arbeidsongeschiktheid is geëindigd. Dit kan dus een ontbindingsbeschikking, ontslagvergunning of een vaststellingsovereenkomst zijn;
  • Een verklaring van de werkgever dat werknemer ziek/arbeidsongeschikt was op het moment dat de arbeidsovereenkomst tot een einde is gekomen, een vermelding van de ziekteperiode en de naam en contactgegevens van de bedrijfsarts. Is er sprake van een ontslagvergunning, dan is dit niet vereist;

Ook gunstig voor werknemer
Deze compensatieregeling is ook voor werknemers gunstig, omdat het de werkgever over de streep kan trekken om een transitievergoeding te betalen en het dienstverband dus niet slapend te houden, nu deze bij het UWV teruggevorderd kan worden.

Invoering Compensatieregeling Transitievergoeding

In geval van beëindiging van het dienstverband kan de werkgever de betaalde transitievergoeding in de toekomst van het UWV terugvorderen.

Sinds de invoering van de Wet Werk en Zekerheid (“WWZ”) heeft ook een werknemer die langer dan 2 jaar ziek is en van wie het dienstverband wordt beëindigd, recht op een transitievergoeding. Voorheen was dit niet zo. Veel werkgevers vinden dit onterecht, omdat zij al ruim 2 jaar tijd, kosten en energie in de re-integratie hebben gestoken en al die tijd ook (in ieder geval voor 170% over 2 jaar) het loon hebben moeten doorbetalen.

Kosten voorkomen met slapend dienstverband?
Om deze kosten te voorkomen, zijn er werkgevers die het dienstverband na 2 jaar ‘slapende’, dus in stand laten. In dat geval hoeft er geen transitievergoeding te worden betaald en ook geen loon meer, omdat die verplichting na 2 jaar ziekte stopt. De werknemer kan dan vervolgens zelf bij de Kantonrechter om beëindiging van het dienstverband vragen, maar dat wil niet zomaar zeggen dat er dan aanspraak kan worden gemaakt op een transitievergoeding, omdat er dan sprake moet zijn van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Bijvoorbeeld doordat deze tekortschiet in het nakomen van re-integratieverplichtingen. De andere kant van de medaille is dat een slapend dienstverband gereactiveerd kan worden indien de werknemer, daar kunnen soms jaren overheen gaan, weer gedeeltelijk of geheel arbeidsgeschikt wordt en (passende) arbeid claimt. Een werkgever is verplicht om, gedurende de duur van de arbeidsovereenkomst, passende arbeid aan te bieden.

Compensatieregeling Transitievergoedingen biedt oplossing
De invoering van de Compensatieregeling Transitievergoeding biedt ter zake voor de werkgever, maar ook voor de werknemer, een oplossing. In geval van beëindiging van het dienstverband kan de werkgever de betaalde transitievergoeding in de toekomst van het UWV terugvorderen. Dit zal naar verwachting kunnen vanaf 1 april 2020. Indien een werkgever een transitievergoeding voor 1 april 2020 heeft betaald, kan dit tot 6 maanden na de inwerkingtreding (1 april 2020) van het UWV teruggevorderd worden.

Voorwaarden voor terugbetaling door UWV
Een werkgever moet dan de volgende stukken bij het UWV indienen:

  • De arbeidsovereenkomst;
  • Het bewijs van betaling van de vergoeding;
  • De berekening en onderliggende bewijsstukken, waaruit blijkt waarop de transitievergoeding is gebaseerd, inclusief overlegging van loonstroken waaruit het loon tijdens ziekte blijkt. Uitsluitend de transitievergoeding berekend over de periode tot en met 2 jaar ziekte zal worden vergoed. Het UWV zal dus niet het gedeelte van de transitievergoeding compenseren, voor zover deze is gebaseerd op de duur van de arbeidsovereenkomst na 2 jaar ziekte;
  • Bewijsstukken waaruit blijkt dat de arbeidsovereenkomst op grond van de langdurige arbeidsongeschiktheid is geëindigd. Dit kan dus een ontbindingsbeschikking, ontslagvergunning of een vaststellingsovereenkomst zijn;
  • Een verklaring van de werkgever dat werknemer ziek/arbeidsongeschikt was op het moment dat de arbeidsovereenkomst tot een einde is gekomen, een vermelding van de ziekteperiode en de naam en contactgegevens van de bedrijfsarts. Is er sprake van een ontslagvergunning, dan is dit niet vereist;

Ook gunstig voor werknemer
Deze compensatieregeling is ook voor werknemers gunstig, omdat het de werkgever over de streep kan trekken om een transitievergoeding te betalen en het dienstverband dus niet slapend te houden, nu deze bij het UWV teruggevorderd kan worden.

Invalleerkrachten mogen binnenkort vaker invallen

Sinds de invoering van de Wet werk en zekerheid (Wwz) vallen scholen in het bijzonder onderwijs onder de zogenoemde ketenbepaling. Dit betekent dat invallers na een aantal tijdelijke contracten recht krijgen op een vaste baan.

Vanaf volgend schooljaar mogen invalkrachten vaker bijspringen. Scholen in het basisonderwijs en speciaal onderwijs kunnen invalkrachten vanaf komend schooljaar meerdere contracten achter elkaar aanbieden. Nu zijn dergelijke invalkrachten, die soms maar één dag of enkele dagen komen, al snel door hun maximumaantal contracten heen

Minister Wouter Koolmees (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) heeft besloten in te grijpen, hoewel hij de wet al wilde wijzigen. Hij reageert op een verzoek van de werkgevers en werknemers. Zij moeten de aanpassing in hun cao’s vastleggen.

Sinds de invoering van de Wet werk en zekerheid (Wwz) vallen scholen in het bijzonder onderwijs onder de zogenoemde ketenbepaling. Dit betekent dat invallers na een aantal tijdelijke contracten recht krijgen op een vaste baan. Voor het primair onderwijs bleek de ketenbepaling een probleem.

Ongeschiktheid voor verrichten bedongen arbeid kritisch getoetst

De werknemer is sinds 9 januari 2012 in dienst van de werkgever in de functie van finance manager Nederland tegen een salaris van € 4.840,= bruto exclusief vakantietoeslag. Wegens interne problemen is één directielid afgetreden en moest de werknemer vanaf 1 september 2014 aan de overgebleven directeur rapporteren. Op 15 juli 2015 heeft deze directeur aangegeven de arbeidsovereenkomst met de werknemer te willen beëindigen. De werkgever vraagt ontbinding primair op basis van art. 7:669 lid 3 onder d BW, de ongeschiktheid van de werknemer tot het verrichten van de bedongen arbeid, en subsidiair op grond van een verstoorde arbeidsverhouding (de g-grond) alsmede verwijtbaar handelen (de e-grond).

De kantonrechter stelt vast dat de door de werkgever aan het ontslag ten grondslag gelegde feiten niet de conclusie rechtvaardigen dat de werknemer ongeschikt is voor het verrichten van de bedongen arbeid. Voor de beoordeling daarvan is in de eerste plaats van belang of de werknemer bij de uitvoering van zijn werkzaamheden voldoet aan hetgeen volgens de functieomschrijving van hem wordt verwacht. Daarvan is hier geen sprake. Het door de werkgever op 22 april 2015 opgestelde verbeterplan kan de toets der kritiek niet doorstaan. Een verbeterplan dient betrekking te hebben op voor de werknemer kenbare tekortkomingen in de uitoefening van zijn functie. Het dient heldere afspraken te bevatten over wat precies van de werknemer ter verbetering wordt verwacht. Het noemen van aspecten van functioneren die niet met de werknemer zijn besproken, is in strijd met het goed werkgeverschap. De slotsom is dat de werkgever zijn wens om tot een andere wijze van samenwerking te komen ten onrechte heeft gegoten in een verbeterplan met een eenzijdige lijst van op tal van punten onduidelijke geboden. Evenmin is gebleken van een zodanig verwijtbaar handelen en nalaten dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortbestaan. Duidelijk is dat de verhouding tussen de directeur en de werknemer is verstoord. Dit is echter niet zonder meer voldoende om van een verstoorde arbeidsverhouding ex art. 7:669 lid 3 onder g BW te spreken. Daarvoor is vereist dat van de werkgever redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortbestaan. De werkgever heeft echter slechts in termen van tekortschieten en verwijtbaar handelen gecommuniceerd in plaats van een redelijk en constructief gesprek te voeren over de wederzijdse verwachtingen. Het ontbindingsverzoek wordt afgewezen.

Lees hier de uitspraak

Deze uitspraak is een indicatie dat onder de Wwz kritisch wordt getoetst of ontbinding daadwerkelijk noodzakelijk is en dat niet snel wordt overgegaan tot ontbinding vanwege een verstoorde relatie.

Geen maatregelen tegen ontwijking transitievergoeding

Volgens Minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn er geen maatregelen nodig  tegen ontwijking van de transitievergoeding. Wel meent hij aan dat als een bedrijf een medewerker alleen in dienst houdt ter vermijding van de vergoeding dit onfatsoenlijk werkgeverschap is.

Transitievergoeding
Asscher geeft toe dat er bedrijven zijn die gebruik maken van ontwijking van de transitievergoeding. Nu geldt de regeling: wanneer een medewerker in dienst langdurig ziek is, er een transitievergoeding moet worden meegegeven wanneer deze medewerker het uiteindelijke ontslag krijgt. Asscher merkt wel op dat er wekelijks toch nog voor gemiddeld 46 werknemers bij het UWV toestemming voor ontslag wordt aangevraagd wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. Asscher geeft hiermee aan dat er niet veelvuldig van de ontwijking van de vergoeding gebruik wordt gemaakt. In 2014 lag dit aantal wekelijks nog op 84, dus er is een zichtbare daling.

Volgens Asscher ligt het ‘in dienst houden van een langdurig zieke medewerker’ niet alleen aan het feit dat werkgevers deze vergoeding willen ontduiken. Het kan ook zijn dat de werkgever op korte termijn verbetering van de conditie van de medewerker verwacht, of dat er op korte termijn ander passend werk voor de medewerker beschikbaar is.

WIA-uitkering
Wanneer een werknemer een WIA-uitkering toegewezen krijgt, is het belangrijk dat de werkgever er alsnog alles aan doet om de medewerker te re-integreren en passend arbeid aan te bieden op het moment dat dit mogelijk is. Een medewerker komt overigens pas voor de WIA-uitkering in aanmerking wanneer hij of zij aan de gestelde voorwaarden voldoet en de werkgever zich daarvóór al voldoende heeft ingezet voor eventuele re-integratie.

Besluit
“Van de WWZ maakt onderdeel uit dat een werknemer zich tot de rechter kan wenden als hij meent dat een werkgever zijn verplichtingen die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst niet nakomt. Om die reden kan de rechter tevens verzoeken de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Als de rechter oordeelt dat er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever kan hij aan de werknemer een billijke vergoeding toekennen en heeft de werknemer, op grond van artikel 7:673 lid 1, onder b, van het Burgerlijk Wetboek,recht op een transitievergoeding. Ik meen dat hiermee kan worden volstaan en er geen aanvullende maatregelen nodig zijn”, aldus Asscher.

Bron: P&O Actueel

Motieregen naar aanleiding van WWZ

Sinds onder andere het nieuwe ontslagrecht, onderdeel van de WWZ, is ingegaan op 1 juli dienden al verschillende Tweede Kamerleden moties in tegen de wet. Zij roepen de regering op onderdelen van de wet te herzien.GroenLinks heeft de meeste verbeterpunten voor de wet ingezonden, maar ook CDA, D66, SP en de Vrijzinnige Partij van Norbert Klein geven aan dat ze graag een verandering zien in enkele onderdelen van de wet.

Financiering vaste medewerkers

De overheid medefinanciert verschillende instanties. Vaak gaat het dan om kortdurende financiering, die het lastig maakt voor de organisaties om vaste contracten aan werknemers te kunnen bieden. Linda Voortman van GroenLinks roept de regering op te onderzoeken of het mogelijk is om langduriger te financieren, zodat organisaties die overheidsbudget krijgen gemakkelijker mensen in vaste dienst kunnen nemen of langere contracten kunnen bieden.

Langere tijdelijke contracten

Ook hoopt Voortman dat de regering voorstellen zal doen om meerjarige tweede contracten mogelijk te maken. Zij realiseert zich dat een langer tijdelijk contract weliswaar niet de zekerheid geeft van een vast contract, maar werknemers wel meer keuzevrijheid en werkzekerheid biedt en een brug kan slaan tussen vast en flex. Daarnaast is het wel mogelijk om een eerste contract meerdere jaren te laten duren.

Ingehuurde werknemers in vaste dienst

Lagere overheden en overheidsinstanties zouden een voorbeeld moeten nemen aan het Rijk, dat schoonmakers die onder een payrollconstructie werken in vaste dienst heeft aangenomen. Voortman verzoekt de regering dan ook provincies, gemeenten en uitvoeringsorganisaties te stimuleren bijvoorbeeld schoonmaak-, beveiligings- en cateringwerknemers in vaste dienst te nemen in plaats van deze taken uit te besteden.

Payrollmedewerkers in vaste dienst

Het kabinet heeft toegezegd dat payrollmedewerkers met een arbeidscontract voor onbepaalde tijd door het Rijk in dienst worden genomen. De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), is van plan om 19 van de 49 payrollmedewerkers met een contract voor onbepaalde tijd toch niet in dienst te nemen. Kamerlid Steven van Weyenberg van D66 vindt dat het kabinet niet alleen moet handelen naar de geest van het sociaal akkoord, maar ook de eigen beloften moet nakomen en verzoekt de regering dan ook om in ieder geval alle payrollmedewerkers met een arbeidscontract voor onbepaalde tijd ook daadwerkelijk in dienst te nemen.

Seniorendagen

Norbert Klein, fractievoorzitter van zijn eigen Vrijzinnige Partij, stelt bijvoorbeeld voor de ‘oude lullendagen’ af te schaffen. Deze extra verlofdagen maken oudere werknemers duur en daardoor onaantrekkelijk voor werkgevers. Werkloosheid onder 45-plussers ligt gemiddeld hoger dan onder andere leeftijdsgroepen en het onnodig extra duur maken van deze medewerkers maakt dat deze groep nog minder snel een baan zal kunnen vinden.

Ketenregeling

Volgens Linda Voortman van GroenLinks en Pieter Heerma van het CDA stellen dat de verkorting van de ketenregeling tot twee jaar voor veel flexwerkers zal betekenen dat zij eerder hun baan verliezen. Daarom verzoeken zij de regering de ketenregeling voor tijdelijke contracten terug te brengen naar de oorspronkelijke drie jaar.

Werkgeverslasten

Linda Voortman en Paul Ulenbelt (SP) vermoeden dat werkgevers minder vaak voor flexwerkers zullen kiezen als zij duurder zijn dan vaste medewerkers. Een manier om vaste medewerkers goedkoper te maken,  is bijvoorbeeld de werkgeverspremie voor de WW en de ontslagvergoeding te verlagen. Werknemers met een vast contract hebben immers vier keer minder kans om werkloos te raken dan flexwerkers. Voortman en Ulenbelt hopen dat er binnen zes maanden voorstellen kunnen liggen om de werkgeverslasten voor flexwerkers te laten stijgen en voor mensen met een vast contract te laten dalen.

Geef WWZ een kans

Minister Lodewijk Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de initiatiefnemer van de wet, is bereid de WWZ aan te passen als na een paar jaar blijkt dat de wet niet het beoogde effect heeft. Hij wil de wet in huidige vorm wel eerst een kans geven.Bron: P&O Actueel

Nieuwe regels WW geven nog geen problemen

Door de nieuwe Wet Werk en Zekerheid (WWZ) worden WW’ers voortaan gestimuleerd om naast hun uitkering ook te gaan werken. Van elke verdiende euro mogen ze 30 cent houden.

De nieuwe regels bij de uitbetaling van WW-uitkeringen zorgen vooralsnog voor weinig problemen bij uitkeringsinstantie UWV. Mensen die na 1 juli werkloos zijn geworden, moeten maandelijks doorgeven of ze toch niet nog wat bijverdiensten hebben gehad. Pas als ze dat hebben gedaan krijgen ze hun uitkering.

Het UWV heeft afgelopen weekend al van een derde van de 36.000 mensen waarvoor de wijziging geldt, een ingevuld formulier ontvangen over de afgelopen maand. Die worden nu verwerkt.

De instantie was bang dat veel mensen zouden vergeten door te geven of ze wel of geen inkomsten hebben gehad. Ook rekende het UWV op veel fouten bij het invullen daarvan. Er werd 5 miljoen euro uitgetrokken om alles in goede banen te leiden. Met succes, zo lijkt het nu. Het instructiefilmpje dat het UWV op het internet zette, is wel 17.000 keer bekeken. De klantenservice van het UWV bleef afgelopen weekend open en kon 2300 telefoontjes met vragen beantwoorden.

De nieuwe wet heeft ook het hele systeem van ontslagvergoedingen wat op de schop gegooid. Voor sommige ontslagen zijn werkgevers nu meer geld kwijt, voor andere minder. Of dit nog van invloed was op het aantal ontslagaanvragen afgelopen maand, is vooralsnog lastig te zeggen. In de cijfers van het UWV zijn volgens de woordvoerder nog geen grote veranderingen zichtbaar.

Het aantal mensen met een WW-uitkering is de laatste maanden aan het teruglopen. De arbeidsmarkt herstelt zich beetje bij beetje, nu de economie ook weer aantrekt.

Bron: De Telegraaf

Wetgeving frustreert ZZP’er

Zolang de overheid de administratieve lastendruk en complexe wetgeving voor werkgevers niet aanpakt, blijven bedrijven terughoudend met nieuw personeel. De complexiteit van werkgeverschap is ook voor ZZP’ers een doorn in het oog. Ruim 42 procent van de zelfstandigen overweegt namelijk alsnog mensen in dienst te nemen, als de overheid het werkgeverschap vereenvoudigt. Omdat er bijna 1 miljoen éénpitters in Nederland actief zijn, blijft nu een goede kans voor aanzienlijke banengroei onbenut.

Dat blijkt uit een onderzoek van Please Payrolling onder 532 ondernemers, uitgevoerd door MKB-platform BC.nl. Doel van het onderzoek was in kaart te brengen wat volgens bedrijven de grootste uitdagingen zijn van het werkgeverschap.

Bij te benen
De steeds veranderende wetgeving blijkt voor veel (kleine) ondernemers zonder specialist in dienst, moeilijk om bij te benen. De voor werkgevers belangrijke wijzigingen rond de Wet werk en zekerheid (WWZ) blijken bij veel respondenten niet bekend. Maar liefst 57 procent geeft aan de wet wel bij naam te kennen, maar dat de precieze inhoud onbekend is. Bijna 8 procent heeft zelfs nog nooit van de WWZ gehoord. In deze wet is onder meer het nieuwe ontslagrecht geregeld. Het eerste deel van de wet werd 1 januari 2015 van kracht. Deel twee volgt al 1 juli aanstaande.

Eénpitters
Door het enorme aantal éénpitters zonder personeel, heeft deze groep ondernemers veel invloed op de arbeidsmarkt. Ze vormen door hun flexibiliteit vaak een interessant alternatief voor mensen met een vast dienstverband. Bijvoorbeeld als flexibele schil die bedrijven kunnen afstemmen op de economische conjunctuur.

Erg opvallend is vooral dat ruim 42 procent van de zelfstandigen overweegt alsnog werkgever te worden, als de overheid de wetgeving en personeelsadministratie voor kleine ondernemers makkelijker maakt. Indien een deel van deze zelfstandigen daadwerkelijk personeel in dienst neemt, zou dat de werkgelegenheid een aanzienlijke impuls geven. Met tienduizenden en uiteindelijk misschien wel honderdduizenden nieuwe banen als resultaat.

Bron: De Ondernemer

Flexibele arbeidsovereenkomst vanaf 1 juli 2015: 7+7+8-regel

De nieuwe flexregels  vanaf 1 juli 2015

Op 1 juli 2015 treedt de Wet Werk en Zekerheid (WWZ) in werking. Doel van deze wet is een nieuw evenwicht te bereiken tussen flexibiliteit en zekerheid op de arbeidsmarkt. De regering streeft ernaar om de toenemende tweedeling tussen enerzijds werknemers met een vast contract en anderzijds flexibele arbeidskrachten en zzp’ers in te dammen. Flexibiliteit blijft, maar wordt ingedamd. Het antwoord hierop? De 7+7+8- regel.

Op dit moment kunnen werkgevers hun personeel in 3 jaar tijd 3 keer een overeenkomst voor bepaalde tijd aanbieden, de zgn. 3-in-3- regel. Daarna ontstaat een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Dat gaat per 1 juli 2015 veranderen. Voortaan mag een werkgever in 2 jaar tijd 3 keer een overeenkomst voor bepaalde tijd aangaan (3-in 2-regel). Uitzonderingen hierop (bijvoorbeeld een projectovereenkomst) zijn beperkt toepasbaar.

En op dit moment bestaat de mogelijkheid om een proeftijd van 1 maand op te nemen in arbeidsovereenkomsten die niet langer duren dan 2 jaar. Die regel wordt ingeperkt . Voortaan geldt geen proeftijd bij arbeidsovereenkomsten van 6 maanden of korter.

Tenslotte wordt een ‘transitievergoeding’ ingevoerd. Werkgevers die een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd willen beëindigen dienen een ontslagvergoeding te betalen waarvan de hoogte onder andere afhankelijk is van de duur van het dienstverband.

Het antwoord op deze beperkende maatregelen is de 7+7+8-regel. Een werkgever die onder de WWZ toch maximale flexibiliteit wil houden biedt eerst een arbeidscontract van 7 maanden aan. In dat geval kan een proeftijd worden bedongen van maximaal 1 maand. Bij gebleken geschiktheid kan de arbeidsovereenkomst nogmaals voor 7 en vervolgens 8 maanden worden verlengd. De totale duur van deze keten komt op 23 maanden, zodat geen arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaat en dus ook geen transitievergoeding verschuldigd is. Andere combinaties zijn ook mogelijk, mits de eerste overeenkomst niet korter duurt dan 6 maanden, niet meer dan 3 arbeidsovereenkomst worden aangegaan en de totale keten niet langer duurt dan 24 maanden.

Let op, dat vanaf 1 juli 2015 bij de beëindiging van arbeidsovereenkomst voor de duur van 6 maanden of meer een ‘aanzegging’ verplicht wordt: de werkgever dient de werknemer tenminste een maand van te voren mee te delen, dat de arbeidsovereenkomst aan het einde van de bepaalde tijd niet zal worden verlengd. De werknemer weet dan waar hij/zij aan toe is en kan tijdig anticiperen op het ontslag. Vergeet de werkgever de aanzegging te doen, dan wordt hij schadeplichtig. Nu al zijn er werkgevers die hebben bedacht, dat zij de aanzegging direct aan het begin van de termijn doen, zodat zij sowieso op tijd zijn. Dat kan, maar het is de vraag of dat de loyaliteit van een werknemer zal bevorderen.

Indien u vragen hebt naar de mogelijkheden onder de Wet Werk en Zekerheid, neem dan contact op met uw advocaten.nl  

voorstel: Geen transitievergoeding bij baangarantie

Overgangsregeling transitievergoeding flexwerkers

In een brief aan de Tweede kamer heeft minister Asscher van Sociale zaken en Werkgelegenheid vandaag een aantal overgangsmaatregelen voorgesteld ten aanzien van de transitievergoeding.

De huidige regeling van de transitievergoeding in de WWZ bepaalt dat werkgevers vanaf 1 juli a.s. een transitievergoeding moeten betalen als een arbeidsovereenkomst ten minste 24 maanden heeft geduurd en op initiatief van de werkgever wordt beëindigd of niet wordt verlengd. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen vaste en flexibele werknemers. Voor het bepalen van het recht op en de hoogte van de transitievergoeding tellen tijdelijke arbeidsovereenkomsten mee die elkaar met tussenpozen van ten hoogste zes maanden hebben opgevolgd.

Ten aanzien van de transitievergoeding is geen overgangsrecht opgenomen. Vanuit verschillende hoeken zijn hier bezwaren tegen geuit. Werkgevers zouden tijdelijke werknemers (onder andere bij seizoensgebonden arbeid) mogelijk niet opnieuw willen inhuren als de vergoeding per juli 2015 direct in werking zou treden en het arbeidsverleden voor 1 juli volledig mee zou tellen bij berekening van de vergoeding.

Minister Asscher erkent nu dat dit een ongewenst effect van de regeling zou zijn. In een brief aan de Tweede Kamer heeft hij daarom enkele maatregelen voorgesteld om dit tegen te gaan. Deze maatregelen zijn opgenomen in de tweede nota van wijziging bij het Wetsvoorstel aanpak schijnconstructies.

De voorgestelde maatregelen luiden als volgt:

Uitstel transitievergoeding bij garantie werk;
Allereerst hoeft geen transitievergoeding te worden betaald als een werkgever bij afloop van een arbeidscontract de garantie biedt dat de werknemer binnen zes maanden weer bij hem aan de slag kan. Die garantie moet bestaan uit een nieuwe (tijdelijke of vaste) arbeidsovereenkomst die ingaat binnen 6 maanden, te rekenen vanaf het moment waarop de tijdelijke arbeidsovereenkomst eindigt. De betreffende periode van het dienstverband kan op een later moment overigens wel weer meetellen voor het recht op en de hoogte van de transitievergoeding.

Overgangsrecht onderbrekingsperiode
Asscher stelt nu voordat bij berekening van de transitievergoeding arbeidsovereenkomsten die voor 1 juli 2012 zijn afgelopen én elkaar met een onderbreking van meer dan drie maanden hebben opgevolgd (of een kortere termijn, als die op grond van de cao gold) niet worden meegeteld. Tijdelijke arbeidsovereenkomsten die elkaar na 1 juli 2012 met een periode van ten hoogste zes maanden opvolgen, tellen wel mee.

Overgangsrecht contracten voor onbepaalde tijd
Om het aangaan van contracten voor onbepaalde tijd te bevorderen, wordt voorgesteld dat als een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd op of na 1 juli 2015 wordt aangegaan, voorafgaande arbeidsovereenkomsten niet worden meegeteld als zij voor 1 juli zijn geëindigd én onderbroken zijn geweest met een periode langer dan drie maanden (of de termijn die op grond van de cao, gold). Hier staat tegenover dat de betreffende werknemer beschikt over een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met bijbehorende zekerheid.

Bron: P&O Actueel