Let Op Bij Verjaring: Executoriaal Beslag Stuit De Verjaring Niet

De Hoge Raad heeft bevestigd dat executoriaal derdenbeslag niet gelijkgesteld kan worden met de stuiting van een rechtsvordering door het instellen van een eis. Deze uitspraak heeft gevolgen voor de interpretatie van verjaringstermijnen en de vereiste acties voor stuiting bij tenuitvoerlegging van rechterlijke of arbitrale uitspraken.

In een beslissing van enkele jaren (30 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2222) terug heeft de Hoge Raad duidelijkheid verschaft over de reikwijdte van stuiting van verjaring in het geval van executoriaal derdenbeslag. Deze uitspraak, die een belangrijke invloed heeft op de praktijk van tenuitvoerlegging van rechterlijke uitspraken, werpt licht op de interpretatie van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) betreffende verjaring.

De zaak vindt zijn oorsprong in een verstekvonnis gedateerd 17 juni 1982. In mei 2002 legde een advocaat executoriaal derdenbeslag voor zijn cliënt, waarbij hij op de rand van de twintigjarige verjaringstermijn van artikel 3:324 lid 1 BW handelde. De vraag die hieruit voortvloeide was of na deze actie elke vijf jaar een nieuwe actie ter stuiting van de verjaring vereist was. Het Hof Amsterdam bevestigde aanvankelijk dat de vordering in 2007 verjaard was, maar veranderde later van mening en stelde dat het beslag de verjaring continu stuitte.

De cruciale vraag in deze zaak betrof de aard van stuiting bij het leggen van executoriaal derdenbeslag. De Hoge Raad verhelderde dat dergelijk beslag niet gelijkgesteld kan worden met stuiting van een rechtsvordering zoals omschreven in artikel 3:316 BW. Dit betekent dat de stuiting van de verjaring door een daad van tenuitvoerlegging, zoals in dit geval, niet als voortdurend beschouwd kan worden.

Deze interpretatie is in lijn met het stelsel van verjaringsregeling in Boek 3 BW, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen verjaring van rechtsvorderingen en verjaring van de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van rechterlijke en arbitrale uitspraken. De Hoge Raad bevestigde dat na stuiting een nieuwe verjaringstermijn begint te lopen, die gelijk is aan de oorspronkelijke termijn maar niet langer dan vijf jaar kan duren.

Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor zorgvuldigheid bij het uitvoeren van tenuitvoerleggingen en het monitoren van verjaringstermijnen. Het verduidelijkt ook de beperkingen van de stuitende werking van executoriaal derdenbeslag in verjaringscontexten. Het dossier is verwezen naar een ander hof voor verdere beoordeling van de beroepsfout van de advocaat.

Samenvatting

Casus: De zaak gaat over de beroepsaansprakelijkheid van een advocaat in relatie tot de verjaring van de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van een rechterlijk vonnis.
Vonnis: Een verstekvonnis van 17 juni 1982 was de basis waarop op 28 mei 2002 executoriaal derdenbeslag werd gelegd, net binnen de twintigjarige termijn.

Juridische Kwestie

Verjaring: De kwestie was of na het leggen van het beslag elke vijf jaar een nieuwe stuitingshandeling nodig was om verjaring te voorkomen.

Hof Amsterdam

Eerste Beslissing: Het hof oordeelde dat de vordering in 2007 was verjaard omdat geen nieuwe stuitingshandelingen waren verricht.
Tweede Beslissing: In een latere procedure stelde het hof dat het executoriale derdenbeslag de verjaring voortdurend had gestuit.

Hoge Raad

Oordeel: De Hoge Raad verwierp de redenering van het hof. Volgens de Hoge Raad kan executoriaal derdenbeslag niet gelijkgesteld worden aan stuiting van een rechtsvordering.
Verjaringstermijn: Na stuiting begint een nieuwe termijn te lopen, die in beginsel gelijk is aan de oorspronkelijke termijn, maar maximaal vijf jaar duurt.

Belangrijkste Punten

Stuiting: De Hoge Raad verhelderde dat een daad van tenuitvoerlegging, zoals executoriaal derdenbeslag, niet gezien kan worden als een voortdurende stuiting van de verjaring.
Juridische Implicaties: Dit oordeel heeft belangrijke gevolgen voor de praktijk, met name in zaken waarbij verjaring een rol speelt.

Conclusie en Implicaties

Deze uitspraak benadrukt het belang van het nauwkeurig in de gaten houden van verjaringstermijnen bij executoriaal beslag en stuitingshandelingen. Het onderstreept ook de noodzaak voor juridische professionals om alert te zijn op de specifieke vereisten van verjaringsregels in het Nederlands recht.

Voor meer inzicht en duiding over deze kwestie, kunt u terecht op de website uitspraken.rechtspraak.nl voor de volledige uitspraak van de Hoge Raad, en wetten.overheid.nl voor de relevante wetsartikelen.
Wilt u meer weten over dit onderwerp, stel een vraag aan advocaten.nl of bel met 0900-advocaten.

Executie van een vonnis in het buitenland

Toepasselijkheid van de EEX-verordening

De vernieuwde EEX-verordening 1215/2012) is in 2015 in werking getreden. De verordening regelt binnen de Europese Unie de rechterlijke bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in grensoverschrijdende rechtszaken. In veel gevallen is er geen verlof (exequatur) meer nodig voor tenuitvoerlegging van een vonnis dat door een rechter in een andere lidstaat is gegeven.

Voorwaarden voor toepassing

De nieuwe Europese EEX-verordening is van toepassing indien het volgende van toepassing is:

  • Het vonnis is gewezen na 10 januari 2015
  • Het betreft een burgerlijke of handelszaak zoals incasso gelden (belastingvorderingen, alimentatie, arbitrale vonnissen en faillissementsprocedures zijn uitgezonderd
  • De gedaagde woont binnen de Europese Unie. Gaat het om een onroerende zaak in de Europese Unie dat is de verordening altijd van toepassing, ongeacht de woonplaats van de gedaagde. Door een forumkeuze, waarin een Europese rechter wordt aangewezen, wordt de verordening eveneens van toepassing

Is aan deze voorwaarden voldaan dan gelden de Europese regels voor executie van een vonnis of een ander voor tenuitvoerlegging vatbaar document.

Door de verordening is bepaald dat een vonnis afkomstig uit een lidstaat automatisch wordt erkend door alle lidstaten. De erkende beslissing kan vervolgens in alle lidstaten ten uitvoer worden gelegd zonder dat er een aanvullend verlof nodig is. Een exequatur is dus niet meer nodig en het Europese vonnis kan direct ten uitvoer worden gelegd. Alleen indien een vonnis kennelijke strijdig is met de openbare orde wordt de erkenning van een beslissing op verzoek van een belanghebbende partij geweigerd en kan de beslissing niet ten uitvoer worden gelegd.

Certificaat betreffende een beslissing in burgerlijke en handelszaken

Een vonnis dat in het buitenland, binnen de Unie, ten uitvoer moet worden gelegd, moet een ‘certificaat betreffende een beslissing in burgerlijke en handelszaken’ worden verkregen bij de rechtbank. Het certificaat maakt het mogelijkheid om via de bevoegde uitvoeringsautoriteit in de andere lidstaat het vonnis te executeren. Het certificaat kan direct worden verzocht bij dagvaarding of gedurende de procedure om de executie van het vonnis te versnellen.

Voor meer informatie belt u met 0900-advocaten