Terugvordering studiekosten Oud-werknemers na vroegtijdig vertrek

Voormalige werknemers moeten gedeeltelijk studiekosten terugbetalen nadat ze voortijdig vertrokken bij een garagebedrijf. De kantonrechter heeft besloten dat ze elk 11.900 euro moeten restitueren. Dit is gebaseerd op het ontbreken van specifieke bepalingen over loon tijdens de opleidingsuren in de studiekostenovereenkomst. Ondanks het argument van de werknemers over het ontbreken van een leermeester, oordeelde de rechtbank dat de werkgever voldoende inspanning heeft geleverd om praktijkervaring te bieden.

Voormalige werknemers dienen gedeeltelijk studiekosten terug te betalen na hun voortijdige vertrek bij een garagebedrijf. De kantonrechter heeft besloten dat ze elk 11.900 euro moeten restitueren.

Studiekostenovereenkomst

Het gedeeltelijk terugbetalen is enkel van toepassing omdat de studiekostenovereenkomst slechts vermeldt dat de ex-werknemers de gemaakte opleidingskosten moeten vergoeden. De financiële gevolgen van het loon tijdens de opleidingsuren waren niet specifiek vermeld, wat volgens de rechtbank resulteert in onvoldoende duidelijkheid voor de ex-werknemers. Daarom zijn ze alleen verplicht om de opleidingskosten terug te betalen.

Restitutie

De voormalige werknemers betoogden dat ze niets verschuldigd waren vanwege het ontbreken van een leermeester, wat hun vertrekreden was. De kantonrechter verwierp dit argument. De voormalige werkgever heeft gemotiveerd betwist en aangetoond direct te hebben gezocht naar zowel een nieuwe leermeester als een passende oplossing na het vertrek van de leermeester. Door de krapte op de arbeidsmarkt kon het bedrijf echter geen nieuwe leermeester aannemen. Hierop volgend is overeengekomen dat de werknemers de vereiste praktijkoefeningen mochten uitvoeren op de opleidingslocatie, op kosten van de werkgever. Volgens de kantonrechter heeft de werkgever voldoende inspanningen geleverd om de werknemers adequate praktijkervaring te bieden.

Rechtbank Amsterdam, ECLI:NL:RBAMS:2023:4156

Onderhoudsplicht voor ‘jongmeerderjarigen’

Hoe staat het ook al weer met onderhoudslicht aan jong meerderjarigen (18-21 jr)?

Ouder moeten hun kinderen tot hun 18e jaar voeden kleden en verzorgen. Daarna zijn ze meerjarig en eindigt die plicht. Eindigt daarmee elke verplichting?
Nee, die verplichting jegens ‘jongmeerderjarigen’ loopt door tot het 21ste jaar, en soms zelf daarna. Ouders moeten een kind financieel tot het 21e jaar financieel steunen als het gaat om de kosten van levensonderhoud, studie en opleiding.

Voor wie geldt de verplichting?
Deze verplichting geldt voor gescheiden ouders, stiefouders, voogden, adoptiefouders, de verwekker, of de levensgezel van de moeder. Dit is een beginselplicht, maar er zijn uitzonderingen, waarvan de belangrijkste hieronder worden besproken.

Tegenover wie geldt de verplichting?
In principe bestaat er onderhoudsplicht, ook in geval het kind niet studeert, ongeacht of het thuis woont of elders, en of het al of niet werkt.

Hoe hoog is de verplichting?
De hoogte van het bedrag wordt in de meeste gevallen bepaald door het bedrag dat al tijdens de minderjarigheid is door de rechter is vastgesteld door partijen overeengekomen. De betaling loopt meestal dus door tot het kind 21 wordt, maar vanaf het 18e jaar dient de betaling rechtstreeks aan het kind te worden betaald.

Het kind kan ook zelf naar de rechter indien voor de Vaststelling of wijziging indien de alimentatiebehoefte is gestegen vanwege hoge studiekosten.

De rechter is hierbij niet gebonden aan Nibud-normen of de normen uit de Wet Studiefinanciering. Alleen de werkelijke behoefte van de jongmeerderjarige en de draagkracht van de ouders zijn hier beslissend.

De rechter houdt echter rekening met de werkelijke behoefte. Die behoefte wordt beïnvloed door het inkomen dat deze verdiend of redelijkerwijs kan verdienen straight from the source.

Matigingsrecht
De rechter kan deze onderhoudsplicht matigen of op nihil bepalen op grond van alle omstandigheden van het geval, waarbij de drie belangrijkste hier zijn:
– het kind heeft geen aanwijsbare studieresultaten;
– de gestelde studiedoelen zijn niet realistisch
– de gedragingen van het kind zijn zodanig dat er moreel gezien de ouder geen onderhoudsplicht bestaat

Financiële steun ná de 21e verjaardag
Ook na het 21e jaar kan een ouder worden aangesproken om te betalen voor het levensonderhoud een kind.
Voorwaarde is ten eerste dat de ouder ook draagkracht heeft, en dat de ouders ook hebben toegezegd om bij te dragen in de studiekosten. In de praktijk gaat het om een korte periode die eindig is, en die het kind in staat moet stellen zijn studie met succes “af te ronden”.
Kan een kind wegens een ernstige handicap niet zelf in zijn levensonderhoud voorzien, dan geldt die verplichting eveneens. Die situatie komt echter zelden voor, omdat meerderjarigen een zelfstandig beroep kunnen doen op hun uitkeringsrecht dat is gebaseerd op de sociale wetgeving.

Executie
Indien het kind de betaling wil afdwingen kan deze een deurwaarder of het LBIO inschakelen.