Invoering Compensatieregeling Transitievergoeding

De invoering van de Compensatieregeling Transitievergoeding biedt ter zake voor de werkgever, maar ook voor de werknemer, een oplossing.

Sinds de invoering van de Wet Werk en Zekerheid (“WWZ”) heeft ook een werknemer die langer dan 2 jaar ziek is en van wie het dienstverband wordt beëindigd, recht op een transitievergoeding. Voorheen was dit niet zo. Veel werkgevers vinden dit onterecht, omdat zij al ruim 2 jaar tijd, kosten en energie in de re-integratie hebben gestoken en al die tijd ook (in ieder geval voor 170% over 2 jaar) het loon hebben moeten doorbetalen

Kosten voorkomen met slapend dienstverband?
Om deze kosten te voorkomen, zijn er werkgevers die het dienstverband na 2 jaar ‘slapende’, dus in stand laten. In dat geval hoeft er geen transitievergoeding te worden betaald en ook geen loon meer, omdat die verplichting na 2 jaar ziekte stopt. De werknemer kan dan vervolgens zelf bij de Kantonrechter om beëindiging van het dienstverband vragen, maar dat wil niet zomaar zeggen dat er dan aanspraak kan worden gemaakt op een transitievergoeding, omdat er dan sprake moet zijn van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Bijvoorbeeld doordat deze tekortschiet in het nakomen van re-integratieverplichtingen. De andere kant van de medaille is dat een slapend dienstverband gereactiveerd kan worden indien de werknemer, daar kunnen soms jaren overheen gaan, weer gedeeltelijk of geheel arbeidsgeschikt wordt en (passende) arbeid claimt. Een werkgever is verplicht om, gedurende de duur van de arbeidsovereenkomst, passende arbeid aan te bieden.

Compensatieregeling Transitievergoedingen biedt oplossing
De invoering van de Compensatieregeling Transitievergoeding biedt ter zake voor de werkgever, maar ook voor de werknemer, een oplossing. In geval van beëindiging van het dienstverband kan de werkgever de betaalde transitievergoeding in de toekomst van het UWV terugvorderen. Dit zal naar verwachting kunnen vanaf 1 april 2020. Indien een werkgever een transitievergoeding voor 1 april 2020 heeft betaald, kan dit tot 6 maanden na de inwerkingtreding (1 april 2020) van het UWV teruggevorderd worden.

Voorwaarden voor terugbetaling door UWV
Een werkgever moet dan de volgende stukken bij het UWV indienen:

  • De arbeidsovereenkomst;
  • Het bewijs van betaling van de vergoeding;
  • De berekening en onderliggende bewijsstukken, waaruit blijkt waarop de transitievergoeding is gebaseerd, inclusief overlegging van loonstroken waaruit het loon tijdens ziekte blijkt. Uitsluitend de transitievergoeding berekend over de periode tot en met 2 jaar ziekte zal worden vergoed. Het UWV zal dus niet het gedeelte van de transitievergoeding compenseren, voor zover deze is gebaseerd op de duur van de arbeidsovereenkomst na 2 jaar ziekte;
  • Bewijsstukken waaruit blijkt dat de arbeidsovereenkomst op grond van de langdurige arbeidsongeschiktheid is geëindigd. Dit kan dus een ontbindingsbeschikking, ontslagvergunning of een vaststellingsovereenkomst zijn;
  • Een verklaring van de werkgever dat werknemer ziek/arbeidsongeschikt was op het moment dat de arbeidsovereenkomst tot een einde is gekomen, een vermelding van de ziekteperiode en de naam en contactgegevens van de bedrijfsarts. Is er sprake van een ontslagvergunning, dan is dit niet vereist;

Ook gunstig voor werknemer
Deze compensatieregeling is ook voor werknemers gunstig, omdat het de werkgever over de streep kan trekken om een transitievergoeding te betalen en het dienstverband dus niet slapend te houden, nu deze bij het UWV teruggevorderd kan worden.

Invoering Compensatieregeling Transitievergoeding

In geval van beëindiging van het dienstverband kan de werkgever de betaalde transitievergoeding in de toekomst van het UWV terugvorderen.

Sinds de invoering van de Wet Werk en Zekerheid (“WWZ”) heeft ook een werknemer die langer dan 2 jaar ziek is en van wie het dienstverband wordt beëindigd, recht op een transitievergoeding. Voorheen was dit niet zo. Veel werkgevers vinden dit onterecht, omdat zij al ruim 2 jaar tijd, kosten en energie in de re-integratie hebben gestoken en al die tijd ook (in ieder geval voor 170% over 2 jaar) het loon hebben moeten doorbetalen.

Kosten voorkomen met slapend dienstverband?
Om deze kosten te voorkomen, zijn er werkgevers die het dienstverband na 2 jaar ‘slapende’, dus in stand laten. In dat geval hoeft er geen transitievergoeding te worden betaald en ook geen loon meer, omdat die verplichting na 2 jaar ziekte stopt. De werknemer kan dan vervolgens zelf bij de Kantonrechter om beëindiging van het dienstverband vragen, maar dat wil niet zomaar zeggen dat er dan aanspraak kan worden gemaakt op een transitievergoeding, omdat er dan sprake moet zijn van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Bijvoorbeeld doordat deze tekortschiet in het nakomen van re-integratieverplichtingen. De andere kant van de medaille is dat een slapend dienstverband gereactiveerd kan worden indien de werknemer, daar kunnen soms jaren overheen gaan, weer gedeeltelijk of geheel arbeidsgeschikt wordt en (passende) arbeid claimt. Een werkgever is verplicht om, gedurende de duur van de arbeidsovereenkomst, passende arbeid aan te bieden.

Compensatieregeling Transitievergoedingen biedt oplossing
De invoering van de Compensatieregeling Transitievergoeding biedt ter zake voor de werkgever, maar ook voor de werknemer, een oplossing. In geval van beëindiging van het dienstverband kan de werkgever de betaalde transitievergoeding in de toekomst van het UWV terugvorderen. Dit zal naar verwachting kunnen vanaf 1 april 2020. Indien een werkgever een transitievergoeding voor 1 april 2020 heeft betaald, kan dit tot 6 maanden na de inwerkingtreding (1 april 2020) van het UWV teruggevorderd worden.

Voorwaarden voor terugbetaling door UWV
Een werkgever moet dan de volgende stukken bij het UWV indienen:

  • De arbeidsovereenkomst;
  • Het bewijs van betaling van de vergoeding;
  • De berekening en onderliggende bewijsstukken, waaruit blijkt waarop de transitievergoeding is gebaseerd, inclusief overlegging van loonstroken waaruit het loon tijdens ziekte blijkt. Uitsluitend de transitievergoeding berekend over de periode tot en met 2 jaar ziekte zal worden vergoed. Het UWV zal dus niet het gedeelte van de transitievergoeding compenseren, voor zover deze is gebaseerd op de duur van de arbeidsovereenkomst na 2 jaar ziekte;
  • Bewijsstukken waaruit blijkt dat de arbeidsovereenkomst op grond van de langdurige arbeidsongeschiktheid is geëindigd. Dit kan dus een ontbindingsbeschikking, ontslagvergunning of een vaststellingsovereenkomst zijn;
  • Een verklaring van de werkgever dat werknemer ziek/arbeidsongeschikt was op het moment dat de arbeidsovereenkomst tot een einde is gekomen, een vermelding van de ziekteperiode en de naam en contactgegevens van de bedrijfsarts. Is er sprake van een ontslagvergunning, dan is dit niet vereist;

Ook gunstig voor werknemer
Deze compensatieregeling is ook voor werknemers gunstig, omdat het de werkgever over de streep kan trekken om een transitievergoeding te betalen en het dienstverband dus niet slapend te houden, nu deze bij het UWV teruggevorderd kan worden.

Mag je kosten reintegratie aftrekken van transitievergoeding?

Ongeveer een jaar geleden deed de transitievergoeding zijn intrede. Toch rijzen nog regelmatig vragen over deze vergoeding, die bedoeld is als compensatie voor ontslag en de transitie naar een andere baan voor de werknemer moet vergemakkelijken.

Eén van die vragen luidt: mag een werkgever de kosten van re-integratie aftrekken van de transitievergoeding bij ontslag van een langdurige zieke werknemer?

Werknemers wiens dienstverband langer dan twee jaar heeft geduurd en eindigt door ontbinding, opzegging of het niet voortzetten op initiatief van de werkgever, hebben recht op een transitievergoeding. Dit geldt ook als de werknemer langdurig ziek is geweest. Tijdens de behandeling van de wet Werk en Zekerheid in de Eerste en Tweede Kamer is op deze situatie expliciet ingegaan. De vraag of na twee jaar ziekte al dan niet een transitievergoeding betaald zou moeten worden bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst op initiatief van de werkgever, is als volgt beantwoord: ‘Gelet op het doel van de transitievergoeding dat tweeledig is (compensatie voor ontslag en bevordering transitie van werk naar werk) bestaat geen rechtvaardiging om onderscheid te maken tussen arbeidsongeschikte werknemers (met een IVA-uitkering) en andere werknemers.’
Niet in mindering

Dit houdt in dat de werkgever – ook na twee jaar (volledige) arbeidsongeschiktheid – een transitievergoeding verschuldigd is aan de werknemer als het dienstverband op initiatief van de werkgever eindigt. In de Eerste en Tweede Kamer is ook aan de orde gekomen dat de kosten van re-integratieverplichtingen en kosten van loondoorbetaling bij ziekte niét op de transitievergoeding in mindering kunnen worden gebracht.

Bron: XpertHRactueel

Geen maatregelen tegen ontwijking transitievergoeding

Volgens Minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn er geen maatregelen nodig  tegen ontwijking van de transitievergoeding. Wel meent hij aan dat als een bedrijf een medewerker alleen in dienst houdt ter vermijding van de vergoeding dit onfatsoenlijk werkgeverschap is.

Transitievergoeding
Asscher geeft toe dat er bedrijven zijn die gebruik maken van ontwijking van de transitievergoeding. Nu geldt de regeling: wanneer een medewerker in dienst langdurig ziek is, er een transitievergoeding moet worden meegegeven wanneer deze medewerker het uiteindelijke ontslag krijgt. Asscher merkt wel op dat er wekelijks toch nog voor gemiddeld 46 werknemers bij het UWV toestemming voor ontslag wordt aangevraagd wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. Asscher geeft hiermee aan dat er niet veelvuldig van de ontwijking van de vergoeding gebruik wordt gemaakt. In 2014 lag dit aantal wekelijks nog op 84, dus er is een zichtbare daling.

Volgens Asscher ligt het ‘in dienst houden van een langdurig zieke medewerker’ niet alleen aan het feit dat werkgevers deze vergoeding willen ontduiken. Het kan ook zijn dat de werkgever op korte termijn verbetering van de conditie van de medewerker verwacht, of dat er op korte termijn ander passend werk voor de medewerker beschikbaar is.

WIA-uitkering
Wanneer een werknemer een WIA-uitkering toegewezen krijgt, is het belangrijk dat de werkgever er alsnog alles aan doet om de medewerker te re-integreren en passend arbeid aan te bieden op het moment dat dit mogelijk is. Een medewerker komt overigens pas voor de WIA-uitkering in aanmerking wanneer hij of zij aan de gestelde voorwaarden voldoet en de werkgever zich daarvóór al voldoende heeft ingezet voor eventuele re-integratie.

Besluit
“Van de WWZ maakt onderdeel uit dat een werknemer zich tot de rechter kan wenden als hij meent dat een werkgever zijn verplichtingen die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst niet nakomt. Om die reden kan de rechter tevens verzoeken de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Als de rechter oordeelt dat er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever kan hij aan de werknemer een billijke vergoeding toekennen en heeft de werknemer, op grond van artikel 7:673 lid 1, onder b, van het Burgerlijk Wetboek,recht op een transitievergoeding. Ik meen dat hiermee kan worden volstaan en er geen aanvullende maatregelen nodig zijn”, aldus Asscher.

Bron: P&O Actueel

Ontslagen werknemer krijgt vergoeding voor psychische schade

werkgever moet psychische schade vergoeden

Een werknemer krijgt een immateriële schadevergoeding van 5.000 euro omdat hij psychische schade heeft geleden door een onzorgvuldige degradatie, een onterecht ontslag en falende verzuimbegeleiding. De werkgever moet ook de inkomensschade van de werknemer vergoeden.

De situatie
Een chef bij een horecabedrijf werkt daar al 10 jaar als zich daar een grootschalige diefstal voordoet. De werkgever verwijt de chef dat hij dat onder zijn ogen heeft laten gebeuren. De chef wordt daarom in april 2008 overgeplaatst naar een lagere functie waarin hij schoonmaakwerkzaamheden moet doen. De werknemer meldt zich meteen ziek met psychische klachten. In mei wordt hij op staande voet ontslagen omdat hij de werkgever via de telefoon bedreigd zou hebben. De rechter en later het hof in hoger beroep oordelen dat het ontslag op staande voet onterecht is gegeven.
De chef komt niet meer aan het werk en krijgt een WIA-uitkering. In 2014 is hij nog steeds arbeidsongeschikt. De verplichte loondoorbetalingsperiode is inmiddels voorbij maar er bestaat nog steeds een formele arbeidsrelatie. De werknemer vraagt nu bij de rechter om een schadevergoeding voor zijn inkomensschade en voor de psychische schade.

Bij de rechter: werknemer wil schadevergoeding
De werknemer vraagt de rechter om zijn werkgever te veroordelen tot het vergoeden van de schade die hij heeft geleden: ruim 45.000 euro aan gederfde inkomsten, 138.000 euro toekomstige inkomstenderving en 8.000 euro immateriële schadevergoeding. Bij elkaar een bedrag van bijna 200.000 euro.
Door de degradatie, het onterecht gegeven ontslag en het gebrek aan re-integratie-inspanningen heeft hij psychische klachten gekregen en die zijn gebleven.
De immateriële schadevergoeding vraagt hij vanwege de gederfde levensvreugde en de aantasting van zijn eer en goede naam.

Het oordeel: werkgever heeft fatsoensnorm overtreden
De vordering van de werknemer is gestoeld op het goed werkgeverschap. In het geval van personeelsbeslissingen is het uitgangspunt dat de werkgever de beslissingen zorgvuldig moet nemen om psychisch letsel bij zijn werknemers te voorkomen. De degradatie en het ontslag op staande voet zijn onzorgvuldig genomen personeelsbeslissingen volgens de rechter. Samen met het tekortschieten in de re-integratieverplichtingen geeft dat de werknemer recht op een schadevergoeding.

Fatsoensnorm overtreden
De rechter concludeert dat de werkgever door zonder goede reden over te gaan tot degradatie, een fatsoensnorm heeft overtreden. Omdat het ‘alleen maar’ een overtreding van een fatsoensnorm is, krijgt de werkgever niet de hele schade op zijn bordje. Had de werkgever hier een veiligheidsnorm geschonden, bedoeld om het personeel op het gebied van veiligheid en gezondheid te beschermen, dan was de toerekening van de schade aan de werkgever veel ruimer geweest.

Inkomensschade over vier jaar vergoed
De werknemer krijgt niet de toekomstige inkomensderving vergoed die hij vraagt. De degradatie was aanvankelijk de reden voor het ontstaan van de psychische klachten maar er waren ook nog andere factoren in de privésfeer. En omdat er ook een ‘meer dan geringe kans op herstel’ bestaat, besluit de rechter de schadevergoeding voor inkomensderving toe te kennen over een periode van vier jaar. In een volgende zitting wordt vastgesteld hoe hoog die inkomstenderving precies is. De hoogte van de immateriële schadevergoeding wordt vastgesteld op 5.000 euro, ingegeven door het feit dat de opeenvolgende diffamerende personele maatregelen ernstige psychische klachten hebben veroorzaakt.

Bron: P&O Actueel 

Loonschade door derden en regresrecht


Loonschade door derden

Langdurig ziekteverzuim is voor zowel de werknemer als de werkgever vervelend. Het loon moet worden doorbetaald, een vervanger moet worden gezocht, verzuimbegeleiding moet worden ingeschakeld. Ontstaat het verzuim omdat een derde partij bijvoorbeeld een verkeersongeval veroorzaakt, of als sprake is van mishandeling, kan de werkgever dan al de kosten die gepaard gaan met het verzuim op de veroorzaker van het incident verhalen?

Als een werknemer uitvalt door ziekte betaalt de werkgever gedurende de periode van ziekte en in beginsel tot twee jaar het loon. Daarnaast komen kosten voor verzuimbegeleiding en re-integratie voor rekening van de werkgever. Als de werknemer uitvalt door een incident dat door een derde, bijvoorbeeld een leerling of een automobilist, is veroorzaakt, dan heeft de werkgever op grond van de wet de mogelijkheid zijn schade, zoals loonkosten, te verhalen op die derde. Dit wordt aangeduid met het regresrecht of verhaalsrecht van de werkgever.

Het maakt hierbij niet uit of het incident onder werktijd of daarbuiten heeft plaatsgevonden. Wel moet het aantoonbaar zijn dat de schade door die derde is toegebracht aan de werknemer. De werknemer zal aan de werkgever dan ook de informatie hierover moeten geven. Wel geldt nog een beperking bij het regresrecht. Mocht namelijk het incident zijn veroorzaakt door een collega van de werknemer, dan kan de werkgever de schade in beginsel niet verhalen op die collega. De schade die namelijk binnen het dienstverband wordt opgelopen, blijft voor rekening van de werkgever.

De wetgever wil hiermee een verstoring in de arbeidsrelatie voorkomen. Die kan snel ontstaan als de werkgever een werknemer aanspreekt voor de schade die een collega-werknemer door zijn toedoen heeft geleden. Bovendien nemen werknemers niet altijd alle noodzakelijke voorzichtigheid in acht bij het uitvoeren van hun werkzaamheden.

Een passend voorbeeld hierbij is een werkplaats met werktuigen waar meerdere werknemers werken. Dan kan het zijn dat de werknemers zich niet altijd stipt aan de regels houden. Mocht er sprake zijn van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer dan kan de werkgever de schade wel verhalen.

De werkgever moet het loon aan de werknemer doorbetalen. De loonkosten bestaan uit het vaste loon, vakantietoeslag en ook de variabele beloning als een gratificatie als de werknemer daar recht op heeft. Behalve de loonbetaling aan de werknemer is er ook de belastingafdracht. De werkgever kan echter alleen de netto gemaakte loonkosten verhalen, het loon dat aan de werknemer wordt betaald. Dat is ook de schade die de werknemer lijdt en waarvoor de derde aansprakelijk is. Hoewel dit als onrechtvaardig kan worden ervaren, is dit in de rechtspraak bevestigd. Volgens de rechter is het netto loon een eenvoudige en goed hanteerbare maatstaf voor de praktijk, ook in regreskwesties.

Van de werkgever wordt verwacht dat deze de nodige inspanningen levert om de werknemer weer aan het werk te krijgen. Ook deze re-integratiekosten kunnen op de derde worden verhaald. Maar dan moet het wel om redelijke kosten gaan. Te denken valt aan kosten van administratieve activiteiten van de werkgever, zoals het opstellen en het evalueren van het plan van aanpak of het opstellen van het re-integratieverslag. Ook valt onder deze kosten de ondersteuning van een re-integratiebureau of een tweede spoortraject.

Daarnaast kan het zo zijn dat de werkplek van de werknemer moet worden aangepast of een bepaalde stoel of tafel voor de werknemer moet worden aangeschaft. Gezien de beperkingen die de werknemer ondervindt van het incident, is het mogelijk dat de werknemer moet worden bijgeschoold. Als het redelijke kosten zijn, kan de werkgever ook deze op de derde verhalen.
Is de derde niet bereid om de kosten te betalen, dan zal de werkgever een gerechtelijke procedure moeten voeren om deze alsnog vergoed te krijgen. Ook die procedure kost geld. Uit de rechtspraak volgt dat de werkgever niet met lege handen hoeft te staan. Rente en buitengerechtelijke kosten, mits deze redelijk zijn, kunnen ook worden verhaald op de derde.

De kosten voor vervanging zijn niet te verhalen op de derde.
Immers, de werknemer hoeft deze extra kosten niet zelf te betalen. Ook een eventueel door het UVW opgelegde loonsanctie, als de werkgever onvoldoende aan haar re-integratieverplichtingen voldoet, kan niet op de derde worden verhaald. Deze heeft immers geen schuld aan het feit dat de werkgever haar verplichtingen niet is nagekomen.

De werkgever heeft vanaf de eerste dag van de uitval van de werknemer vijf jaar de tijd om van het regresrecht gebruik te maken, dus de derde aan te spreken. Het is dus van belang om deze termijn goed in de gaten te houden.
Elke situatie staat op zich, maar het is voor de werkgever zeker de moeite waard om serieus te kijken naar de kosten die zijn gemaakt in het kader van de uitval van een werknemer als deze uitval door een derde is veroorzaakt. 

Mislukken re-integratie dankzij werkgever én werknemer: geen ontbindingsvergoeding

De kantonrechter stelt voorop dat beide partijen verplicht zijn te trachten tot een succesvolle re-integratie te komen. In het 1e spoor of in het 2e spoor. Voldoende aannemelijk is dat de werkgever met betrekking tot de re-integratie behoorlijke steken heeft laten vallen: ondanks herhaalde en uitdrukkelijke adviezen van de bedrijfsarts heeft zij niet (tevens) re-integratie in het 2e spoor onderzocht, en heeft zij geen arbeidsdeskundig advies ingewonnen noch heeft zij een (gecertificeerd) re-integratiebureau ingeschakeld. Ook heeft werkgever zich op diverse punten ook niet gehouden aan de voor re-integratie geldende termijnen (inschakeling bedrijfsarts, plan van aanpak, eerstejaarsevaluatie), zo stelt de kantonrechter vast.

Het mislukken van de re-integratie is aan werkgever te verwijten (waarvoor hij ook een loonsanctie opgelegd heeft gekregen), maar óók aan werkneemster nu zij na de loonsanctie een jaar lang stil is blijven zitten, zo volgt uit deze uitspraak.    

. . . lees verder op Internet