Aangesproken wegens een inbreuk op auteursrecht: welke boete is redelijk?

Afhankelijk van het formaat, naamsvermelding, verspreiding en duur van de inbreuk kan een fotograaf honderden tot duizenden euro vergoeding vorderen voor een inbreuk. Maar wat is redelijk?

Om te beginnen met de boete: strikt genomen is er geen sprake van een boete, want die kan alleen in het strafrecht of bestuursrecht worden opgelegd, of indien u in een overeenkomst sloot waarin dat is bepaald. Wel voelt het alsof een boete word opgelegd. U wordt immers geconfronteerd met een vordering die u niet zag aankomen. Maar het gaat wel om een vergoeding voor de schade die de maker stelt te hebben geleden.

Het is verleidelijk,en ook kinderlijk eenvoudig, om uw website op te leuken met foto´s die u vindt op het internet. Maar in veel gevallen betreft het een foto waarop auteursrechten rust. Of eenvoudiger gezegd, u moet toestemming hebben van de maker van de foto om die te gebruiken. Het maakt daarbij niet uit of u de foto op uw persoonlijke website plaatst die u als hobby hebt ingericht voor uw zangvereniging, of dat u een commerciële website hebt waarop u spullen ter verkoop aanbiedt.

Een maker, bijvoorbeeld de fotograaf zelf, kan u nu om een schadevergoeding vragen voor dat gebruik. In de meeste gevallen wordt u dan benaderd door een brancheorganisatie of een advocatenkantoor die voor meerdere rechthebbenden het internet doorzoekt naar inbreukmakende publicaties, en daarvoor systematisch vergoedingen voor vraagt.

In bijna alle gevallen wordt u geconfronteerd met een schikkingsvoorstel. Dit schikkingsbedrag is zonder uitzondering zo hoog dat u zich terecht zult afvragen of dat bedrag wel redelijk is. Met andere woorden, hoe komt een dergelijk bedrag tot stand? Volgens de wet wordt een schadevergoeding bepaald aan de hand van diverse factoren zodanig dat de fotograaf in dezelfde positie is indien er wel om toestemming was gevraagd. Een eerste factor die dus een rol speelt is de voorwaarde voor het verlenen van die toestemming: in de meeste gevallen vraagt een fotograaf om een vaste vergoeding. De toestemming is dan een licentie, een gebruiksrecht.

Van te voren is niet duidelijk welke licentievergoeding geldt, maar men kan een vergelijking maken met vergoedingen die met in het algemeen pleegt te vragen voor het gebruik van de foto. Volgens vaste rechtspraak kan daar nog iets worden bijgeteld voor eventuele reputatieschade en voor de kosten van de opsporing en vaststelling van de inbreuk.

De eerste reactie is die van verzet, en niet betalen, maar dat helpt vaak niet, omdat juristen die dergelijke inbreuken behandelen vaak dreigen om de zaak voor te leggen aan de rechter. De kosten kunnen dan behoorlijk oplopen.

De eerste actie die u kunt nemen is het vaststellen of werkelijk inbreuk is gemaakt. Is er werkelijk sprake van een foto waarop auteursrecht rust?

Om dat vast te stellen kunt u zelf onderzoek doen. Indien het gaat om een rechtenvrije foto, om een foto die onder voorwaarde vrij ter beschikking is gesteld door de maker (creative commons) of een foto zonder enige creativiteit, zoals een packshot, dan kan de vordering onterecht zijn. Zekerheid is er dan echter nog niet. Er bestaat immers geen beeldbank waarmee men met zekerheid kan vaststellen of op een foto auteursrechten rust.

In de meeste gevallen valt er nog wel te onderhandelen met de fotograaf of de jurist die u aanspreekt. Er is sprake van een businessmodel dat de hoogste opbrengst genereert indien een vergoeding wordt verkregen zonder het voeren van een dure procedure. Dit brengt mee dat men in de meeste gevallen bereid is water bij de wijn te doen. Niets betalen is echter vaak geen optie. De kans is immers groot dat u de procedure verliest, en dat u daarmee ook het risico loopt op een hoge proceskostenveroordeling, die soms een veelvoud kan zijn van het schikkingsvoorstel. Het maakt daarbij weinig uit welk oogmerk u hebt gehad met het plaatsen van de foto, commercieel of als hobby.

De wet bepaalt bovendien dat voor procedure die gaan om een bescherming van intellectuele eigendomsrechten, zoals het auteursrecht, een volledige proceskostenvergoeding kan worden gevorderd. Die kan enkele duizenden euro`s bedragen, hoewel in een enkel geval rechters slechts enkele honderden euro toekennen. De rechter is dat in beginsel vrij in. De meeste rechtbanken hanteren voor de proceskosten een staffel, de zogenaamde indicatietarieven.

Hoe hoog uiteindelijk het bedrag is dat een redelijk vergoeding voor de maker inhoud valt van te voren moeilijk in te schatten. Voor bijzondere foto`s met een actuele nieuwswaarde of die van een unieke creativiteit getuigen kan een fotograaf vele duizenden euro´s vragen. Voor de meeste  foto’s worden doorgaans – afhankelijk van het formaat, of er naamsvermelding was, de mate waarin de foto via internet al is verspreid, en hoe lang de foto reeds is gebruikt – een vergoeding van enkele tientjes tot een paar honderd euro gerekend. Daarnaast rekent men (net als de rechter vaak toewijst) met een opslag van circa 25% procenten wegens aantasting van exclusiviteit, en de redelijke opsporingskosten. Het aldus berekende bedrag kan na onderhandeling nog omlaag; door akkoord te gaan met een lagere vergoeding vermijdt de maker dat er geprocedeerd moet worden. Hoewel hij een forse proceskostenveroordeling kan bedingen, loopt hij dan toch het risico dat de rechter zijn vordering voor een veel lager bedrag toewijst. Zijn kosten voor de rechtsbijstand  blijven echter gelijkt, en dus is zijn opbrengst navenant lager. Dat risico sluit hij uit door een regeling te treffen.

Sommige voorstellen rekenen echter met een opslag van 100% of meer wegens aantasting van exclusiviteit, een extra bedrag wegens reputatieschade en schade voor opsporing en juridische bijstand. In zo´n geval is het nuttig om te onderhandelen. Voor meer informatie kunt u bellen met 0900-0600, met 0900-advocaten of een vraag stellen via de website.

Uw foto zonder toestemming gebruikt in publicatie: Inbreuk op auteursrecht

Een beroepsfotograaf heeft als eerste het recht zijn creaties te exploiteren, door betaling te vragen voor toestemming tot publicatie. Wat te doen bij een publicatie waarvoor toestemming ontbreekt, en dus schade veroorzaakt?

Een fotograaf is de maker en eigenaar van zijn foto, en heeft het recht die te exploiteren. Een foto op internet is echter eenvoudig te kopiëren door iedereen en te gebruiken op een eigen website. De schade voor de maker behoeft geen uitleg.

De maker van de foto lijkt machteloos tegen dergelijke inbreuk, maar niets is minder waar. De auteurswet geeft de maker de mogelijkheid om daar tegen op te treden. Inmiddels komt dit zo vaak voor dat tal van professionals, meestal juristen zich hebben toegelegd op deze soort van schade.

Vaststelling van het gebruik

Allereerst dient de het gebruik te worden vastgesteld. Dit kan door het maken van een opname of een afdruk van de pagina met de foto. Belangrijk is dat daarop de datum en website te zien zijn. Een andere mogelijkheid is natuurlijk een afdruk van de way-back machine op het internet-archive.

Vaststelling van het ontbreken van de toestemming

Vervolgens dient te worden vastgesteld of de gebruiker niet via een derde wel toestemming kreeg voor het gebruik. Als de werkgever van de maker die toestemming gaf, of indien licenties zijn vertrekt via een package deal, is er toestemming verleend. Het kan ook zijn dat de publicatie is `gelinked´, dat wil zeggen Dat deze slechts via een link van andere website zichtbaar is. Aldus wordt vastgesteld of er gebruik is en of de toestemming ontbreekt.

Vaststelling van de schade

Indien het gebruik en de inbreuk vaststaan kan de schade worden begroot. Die schade bestaat in de meeste gevallen uit de inkomsten die men kan bedingen voor publicatie van de foto. Schade kan echter ook bestaan in gemis aan publiciteit die publicatie zonder naamsvermelding meebrengt. Ook kan schade bestaan in gemis aan extra exploitatiemogelijkheden. Indien een foto al wijdt verspreid wordt is men minder bereid een goede prijs te betalen. Ook kan reputatieschade ontstaan door manipulatie of door gebruik in publicaties waarmee men niet geassocieerd wil worden. De schade kan op die wijze oplopen tot een veelvoud van de normaal verwachte vergoeding voor de publicatie van een foto. Naast de schade die men vordert vraagt men ook het staken van de publicatie. De foto dient verwijderd te worden. Gaat het om drukwerk, dan kan men vorderen dat de gehele oplage waarin de publicatie voorkomt wordt vernietigd.

Schikken of procederen?

Het is niet in alle gevallen verstandig om direct de inbreukmaker voor de rechter te slepen. Een schikking is goedkoper en sneller, en heeft geen procesrisico. Op het internet zijn diverse voorbeelden te vinden van een brief waarin men een schikkingsvoorstel kan doen. Basisprincipe bij een schikking is dat slechts een redelijk deel van de totale schade wordt gevraagd. Partijen kunnen goedkoop hun geschil onderling oplossen, en vermijden de hoge proceskosten. Dit weegt op tegen de lagere opbrengst.

Kosten van een procedure

Komt er geen schikking tot stand, dan kunt u de vordering voorleggen aan de rechter. Kan men geen beroep doen op een rechtsbijstandverzekering dan dient rekening te worden gehouden met juridische kosten. Bent u aangesloten bij een brancheorganisatie dan is het verstandig de zaak aan hen voor te leggen.

Vergoeding voor proceskosten

De kosten van een procedure zijn in het algemeen hoog, en wegen soms niet op tegen de schade die men leed. Dit komt omdat de wet in Nederland in procesrecht slechts een gemaximeerde proceskostenveroordeling kent. In het auteursrecht, en in alle zaken betreffende intellectuele eigendom, geeft de wet echter een uitzondering. In beginsel kunnen all juridische kosten worden teruggevorderd van de inbreukmaker. Ook hier heeft de rechtspraak weer een systeem ontwikkeld waarbij die kosten worden gematigd aan de hand van de complexiteit van de procedure. Men dient er dus rekening mee te houden dat ook hier niet alle proceskosten kunnen worden teruggewonnen.

Incassorisico en schadeverhaal

Een belangrijke factor waarmee men nog rekening dient te houden, maar die vaak over het hoofd wordt gezien, is het incassorisico: een toewijzing van de schadevordering, en een forse proceskostenveroordeling daar boven, is natuurlijk mooi, maar als de inbreukmaker failliet gaat of met de noorderzon verdwijnt schiet men weinig op. Dan blijft men wel zitten met de advocaatkosten, en heeft men nog steeds geen vergoeding van de schade!

De advocaat zal in voorkomend geval eerst onderzoeken of verhaal ook daadwerkelijk mogelijk is. Zo nodig zal hij tijdig, voorafgaande aan een procedure, zekerheid moeten krijgen voor verhaal door een conservatoir beslag.

Voor meer informatie omtrent uw auteursrechten, een geconstateerde inbreuk, schadeberekening en verhaal, kunt u bellen met 0900-0600, met 0900-advocaten of een email zenden aan advocaten.nl.

Thuiskopieheffing compenseert niet voor schade door illegale downloads

De thuiskopieheffing is niet bedoeld om het nadeel te compenseren van kopieën uit illegale bron.

De zaak over het “illegaal downloaden”. Tja, wat kon de Hoge Raad nog toevoegen aan het arrest van het Hof van Justitie van de EU uit 2014? Het Hof had deze zaak immers al beslist, maar eisers tot cassatie besloten twee jaar later om de zaak toch nog op te brengen voor voortprocederen. De Hoge Raad rondt de zaak af zonder verrassingen.

Thuiskopieheffingen

Waar ging het ook alweer over? Een groep fabrikanten en importeurs van apparaten waarop thuiskopieën kunnen worden gemaakt, begon een principiële zaak tegen Stichting de Thuiskopie, die thuiskopievergoedingen int en verdeelt, en de SONT, de stichting waarin rechthebbenden en fabrikanten elkaar treffen om te onderhandelen over de hoogte van de thuiskopievergoeding. De fabrikanten vorderden een hele reeks verklaringen voor recht over met welk soort kopieën allemaal wel of niet rekening mocht worden gehouden bij het vaststellen van de vergoedingen. Dat is namelijk niet zo duidelijk.

De Auteursrechtrichtlijn

De Auteursrechtrichtlijn (Arl.) bepaalt alleen dat als een lidstaat de “thuiskopie-exceptie” implementeert (toestemming geeft aan consumenten om, zeg maar, voor niet-commercieel privégebruik kopieën te maken), een “billijke vergoeding” moet worden geheven ter compensatie van de rechthebbenden. Vaste jurisprudentie van het HvJEU luidt dat deze “billijke vergoeding” een autonoom, unierechtelijk begrip is dat uniform in de EU-lidstaten moet worden uitgelegd. Diezelfde rechtspraak geeft tegelijkertijd een grote vrijheid aan de lidstaten, onder meer om de hoogte van de vergoeding en de wijze van inning vast te stellen.

Dat geeft onduidelijkheid en elk jaar verschijnen meerdere arresten van het HvJEU waarin over allerlei aspecten knopen worden doorgehakt. Soms wordt de nationale wetgever inderdaad alle ruimte gelaten, maar in andere gevallen komt het HvJEU met regels op een detailniveau dat nogal contrasteert met de vage bewoordingen van de Arl. Menige lidstaat heeft zijn uitvoeringswet- en regelgeving al moeten aanpassen omdat het HvJEU oordeelde dat het recht anders in elkaar stak dan men dacht.

Misschien wel het meest contentieuze onderwerp in deze procedure vormden de “kopieën uit niet-geoorloofde bron”, of in de volksmond: illegale downloads. In Nederland werd in de parlementaire geschiedenis ervan uitgegaan dat met de thuiskopieheffing ook daar een vergoeding voor werd geïnd. Dat is een praktisch resultaat waar veel voor te zeggen valt: illegaal downloaden is in de praktijk moeilijk tegen te gaan, de schade per download is relatief gering, en door ook te heffen voor illegale downloads worden de rechthebbenden tenminste nog enigszins gecompenseerd. In cassatie legde de Hoge Raad hierover twee vragen voor aan het HvJEU, kort gezegd: (1) vallen downloads uit ongeoorloofde bron ook onder de thuiskopie-exceptie uit de Auteursrechtrichtlijn, en zo nee: (2) mag een lidstaat de schade van rechthebbenden door zulke kopieën dan toch compenseren met een thuiskopieheffing? In een nogal rechtlijnig arrest beantwoordde het HvJEU beide vragen met ‘nee’. De Hoge Raad kon vervolgens de zaak zelf afdoen en verklaart voor recht:
“dat de in art. 16c Aw bedoelde billijke vergoeding uitsluitend bedoeld is om het nadeel (te verstaan als: de voor de desbetreffende kopieerhandeling gederfde licentievergoeding) dat de rechthebbenden ondervinden van de reproductiehandelingen die binnen het toepassingsbereik van art. 16c Aw vallen, te compenseren, alsmede dat bij de bepaling van de hoogte van de thuiskopievergoeding geen rekening dient te worden gehouden met de schade die het gevolg is van illegaal kopiëren (inclusief downloaden) uit een illegale bron”.

Voor de Nederlandse wetgeving heeft dit overigens verder geen gevolgen: de Hoge Raad had in zijn tussenarrest al geoordeeld dat art. 16c Auteurswet, dat de thuiskopieheffing implementeert, hoe dan ook richtlijnconform kan worden uitgelegd. De tekst van de wet maakt namelijk geen onderscheid tussen legale en illegale bron en duidelijk blijkt uit de wetsgeschiedenis dat de wetgever bedoeld heeft om de Auteursrechtrichtlijn getrouw uit te voeren. Dan moet volgens vaste rechtspraak van het HvJEU de wet richtlijnconform worden uitgelegd, ook al zou in de wetsgeschiedenis een verkeerde interpretatie van de richtlijn zijn gegeven.

Proceskosten

De Hoge Raad had naar aanleiding van het incidentele cassatieberoep van Thuiskopie nog een vraag gesteld aan het HvJEU: was op deze procedure de Handhavingsrichtlijn (2004/48/EG) van toepassing, zodat art. 1019h Rv aanspraak zou geven op een volledige proceskostenvergoeding? Het HvJEU oordeelde van niet, en Thuiskopie trok daarna haar incidentele beroep in. Maar ja, zegt de Hoge Raad, nu waren de kosten in het incidentele beroep al gemaakt, dus Thuiskopie wordt toch daarin veroordeeld. Maar dus wel tegen het forfaitaire tarief.

Bron: Cassatieblog.nl                    

Nieuwe regelingen proceskosten in zaken over intellectuele eigendom

De regelingen voor de proceskosten in rechtszaken over auteursrechten, merken, handelsnamen e.d. (‘intellectuele eigendom’) zijn aangepast. Dat geldt voor de Hoge Raad, de gerechtshoven en de rechtbanken.

De proceskosten in dat soort zaken zijn meestal hoger dan in andere zaken. Dat komt door Europese regelgeving en omdat dit soort zaken vaak ingewikkeld en langlopend zijn.

Het doel van de aanpassing is om de voorspelbaarheid van het proceskostenrisico te vergroten. Daardoor kunnen de procederende partijen beter en vroegtijdiger inschatten wat de proceskosten zullen zijn die ze moeten betalen als ze de zaak verliezen. Daarnaast zijn de regelingen ook aangepast in verband met nieuwe Europese en Nederlandse rechtspraak.

De regelingen zijn op rechtspraak.nl gepubliceerd:

Indicatietarieven IE-zaken Hoge Raad (pdf, 137,5 KB)
Indicatietarieven IE-zaken gerechtshoven (pdf, 277,8 KB)
Indicatietarieven IE-zaken rechtbanken (pdf, 24,4 KB)
Ze worden toegepast vanaf 1 april 2017.

Bron: Rechtspraak

De curator en onbetaalde proceskosten

De vraag of een curator persoonlijk aansprakelijk gesteld kan worden moet worden beantwoord aan de hand van een voor curatoren geldende bijzondere zorgvuldigheidsnorm. De Hoge Raad heeft hiertoe in het bekende ‘Maclou-arrest’ een maatstaf gegeven: een curator behoort te handelen zoals in redelijkheid mag worden verlangd van een over voldoende inzicht en ervaring beschikkende curator die zijn taak met nauwgezetheid en inzet verricht.

Deze norm moet worden gezien tegen de achtergrond van de taak van een curator. Een curator vervult zijn taak niet als advocaat en treedt ook niet als een dergelijke of daarmee vergelijkbare beroepsbeoefenaar op. Ook ontbreekt een contractuele betrekking tot degenen wiens belangen worden behartigd. Daarnaast dient een curator vaak tegenstrijdige belangen te behartigen en bij het nemen van beslissingen soms rekening te houden met belangen van maatschappelijke aard. De bijzondere positie van een curator kan aldus een rechtvaardiging opleveren van een anders wellicht onrechtmatig handelen. Bij toetsing aan deze norm past terughoudendheid.

Voor persoonlijke aansprakelijkheid is vereist dat de curator ook persoonlijk een verwijt kan worden gemaakt van zijn handelen. Daarvoor is vereist dat hij heeft gehandeld terwijl hij het onjuiste van zijn handelen inzag dan wel redelijkerwijs behoorde in te zien.

De rechtbank Noord-Nederland oordeelde op 7 oktober 2015 dat voor een succesvol verhaal van schade op de curator sprake moet zijn van (i) een onrechtmatig handelen (ii) waarvan de curator zich had behoren te onthouden, omdat dat handelen in strijd is met wat in redelijkheid mag worden verlangd van een over voldoende inzicht en ervaring beschikkende curator die zijn taak met nauwgezetheid en inzet verricht.

Volgens de rechtbank was in dit geval geen sprake van onrechtmatig handelen bij het starten van een (arbitrale) procedure door de curator terwijl er onvoldoende financiële dekking bestond voor een eventuele proceskostenveroordeling.

Het ontbreken van voldoende financiële dekking leverde volgens de rechtbank geen misbruik van recht op omdat gesteld noch gebleken is dat de curator zijn vordering in de arbitrale procedure heeft gebaseerd op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden.

Daarnaast kan volgens de rechtbank ook niet gesproken worden van onrechtmatig handelen omdat het in artikel 6 EVRM geborgde recht op effectieve toegang tot de rechter met zich kan brengen dat zelfs in die gevallen dat een vordering tot het stellen van zekerheid in de zin van art. 224 Rv kan worden verlangd, de vordering tot het stellen van zekerheid toch geheel of ten dele moet worden afgewezen.

Het stond de curator dus – terwijl de boedel over onvoldoende financiële middelen beschikte om een eventuele proceskostenveroordeling te kunnen voldoen – vrij om bij de overheidsrechter een eis in te stellen. Volgens de rechtbank dient ten aanzien van een arbitrage waarop het NAI-reglement van toepassing is niet anders geoordeeld te worden.

Opgemerkt zij dat de rechtbank in onderhavig geval niet toekomt aan de vorderingen en het verweer dat partijen ten grondslag hebben gelegd aan de toepassing van de door de Hoge Raad geformuleerde Maclou-norm. Aan invulling van deze norm komt men immers pas toe wanneer de vraag voorligt of de bijzondere positie van een curator een rechtvaardiging kan opleveren van zijn anders onrechtmatige gedraging. Van een onrechtmatige gedraging was in dit geval volgens de rechtbank echter geen sprake.

Conclusie

De rechtbank Noord-Nederland concludeert dat het onder de hiervoor genoemde omstandigheden niet onrechtmatig is om als curator een procedure te starten als er geen financiële dekking bestaat voor een eventuele proceskostenveroordeling, ook niet wanneer het een arbitrale procedure betreft.

Voor kwesties als deze is tot slot van belang dat het NAI-reglement onder omstandigheden de mogelijkheid tot vordering van zekerheidsstelling biedt. Uit openbare faillissementsverslagen is veelal kenbaar dat de boedel geen of moeilijk verhaal zou (kunnen) bieden. In een dergelijk geval kan door de wederpartij van de curator zekerheidsstelling gevorderd worden voor het geval er een proceskostenveroordeling ten laste van de boedel zou worden uitgesproken. Dit is ook in onderhavig geval door de rechtbank in haar overweging meegenomen en dus goed om in het achterhoofd te houden.

Intrekken ontslagverzoek brengt verplichtingen met zich mee

Als een werkgever een verzoek om ontbinding van de arbeidsovereenkomst intrekt, betekent dit wel dat hij moet gaan werken aan herstel van de arbeidsverhoudingen. Doet hij dat niet, dan kan dat voor hem duur uitpakken, zoals blijkt uit een uitspraak van de kantonrechter in Haarlem.

Een technisch advies- en installatiebureau vraagt de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met een afdelingshoofd te ontbinden. Dat verzoek wordt gehonoreerd, maar wel onder toekenning van een ontslagvergoeding van 75.000 euro. Het bedrijf schrikt van dat bedrag en trekt het verzoek in. Daarna wordt de werknemer getreiterd. Zo wordt het salaris systematisch te laat betaald en wordt hij gevolgd door een bedrijfsrecherchebureau. De werknemer gaat nu zelf voor ontbinding naar de kantonrechter.

De kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst. Omdat hij moet constateren dat het bedrijf zich sinds de intrekking van het eerdere ontbindingsverzoek niet heeft ingespannen om de arbeidsverhoudingen te verbeteren, kent hij opnieuw een ontslagvergoeding van 75.000 euro toe. Daarnaast moet het bedrijf de proceskosten (bijna 5.000 euro) betalen.

. . . lees verder op Internet

Vergoeding buitengerechtelijke kosten

Na jaren van discussie over de vergoeding van buitengerechtelijke kosten is er vanaf 1 juli 2012 eindelijk een wettelijke regeling. Wat is de situatie? Wanneer een schuldenaar een vordering niet heeft voldaan, zal de schuldeiser proberen deze vordering te incasseren. Maar hoeveel mag de eiser in de procedure daarbij aan kosten claimen? Het is in de rechtspraktijk gebruikelijk om die kosten onder te verdelen in buitengerechtelijke kosten en proceskosten.

Proceskosten zijn de kosten die direct verband houden met het procederen, zoals het griffierecht en de kosten voor het opstellen van de processtukken. Hoofdregel is dat de verliezende partij wordt veroordeeld om deze kosten aan de winnende partij te vergoeden, zij het dat vrijwel nooit de werkelijk gemaakte kosten worden vergoed, maar slechts een vast tarief dat vrijwel nooit de gemaakte kosten dekt. Buitengerechtelijke kosten zijn de kosten die de eisende partij heeft gemaakt om buiten de rechter om zijn vordering voldaan te krijgen. Als deze kosten uitsluitend zijn gemaakt in de directe aanloop naar de procedure, krijgt de eisende partij die niet vergoed omdat die kosten dan geacht worden te zijn inbegrepen in de proceskostenveroordeling.