Executie van een vonnis in het buitenland

Toepasselijkheid van de EEX-verordening

De vernieuwde EEX-verordening 1215/2012) is in 2015 in werking getreden. De verordening regelt binnen de Europese Unie de rechterlijke bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in grensoverschrijdende rechtszaken. In veel gevallen is er geen verlof (exequatur) meer nodig voor tenuitvoerlegging van een vonnis dat door een rechter in een andere lidstaat is gegeven.

Voorwaarden voor toepassing

De nieuwe Europese EEX-verordening is van toepassing indien het volgende van toepassing is:

  • Het vonnis is gewezen na 10 januari 2015
  • Het betreft een burgerlijke of handelszaak zoals incasso gelden (belastingvorderingen, alimentatie, arbitrale vonnissen en faillissementsprocedures zijn uitgezonderd
  • De gedaagde woont binnen de Europese Unie. Gaat het om een onroerende zaak in de Europese Unie dat is de verordening altijd van toepassing, ongeacht de woonplaats van de gedaagde. Door een forumkeuze, waarin een Europese rechter wordt aangewezen, wordt de verordening eveneens van toepassing

Is aan deze voorwaarden voldaan dan gelden de Europese regels voor executie van een vonnis of een ander voor tenuitvoerlegging vatbaar document.

Door de verordening is bepaald dat een vonnis afkomstig uit een lidstaat automatisch wordt erkend door alle lidstaten. De erkende beslissing kan vervolgens in alle lidstaten ten uitvoer worden gelegd zonder dat er een aanvullend verlof nodig is. Een exequatur is dus niet meer nodig en het Europese vonnis kan direct ten uitvoer worden gelegd. Alleen indien een vonnis kennelijke strijdig is met de openbare orde wordt de erkenning van een beslissing op verzoek van een belanghebbende partij geweigerd en kan de beslissing niet ten uitvoer worden gelegd.

Certificaat betreffende een beslissing in burgerlijke en handelszaken

Een vonnis dat in het buitenland, binnen de Unie, ten uitvoer moet worden gelegd, moet een ‘certificaat betreffende een beslissing in burgerlijke en handelszaken’ worden verkregen bij de rechtbank. Het certificaat maakt het mogelijkheid om via de bevoegde uitvoeringsautoriteit in de andere lidstaat het vonnis te executeren. Het certificaat kan direct worden verzocht bij dagvaarding of gedurende de procedure om de executie van het vonnis te versnellen.

Voor meer informatie belt u met 0900-advocaten                   

Vervangende toestemming voor verhuizing en inschrijving op school

Naar mening van de rechtbank prevaleren de belangen van de vrouw en de kinderen boven die van de man. Bovendien is hem een compensatie in de zorgregeling aangeboden.

De feiten

Uit de – inmiddels beëindigde – affectieve relatie tussen M en V zijn twee (nu nog minderjarige) kinderen geboren, over wie partijen gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen. De kinderen verblijven hoofdzakelijk bij V. Partijen wonen vlak bij elkaar in [A]. V heeft inmiddels in X een nieuwe partner gevonden.

Het geschil

V verzoekt de rechtbank haar vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen van [A] naar het 60 km verderop gelegen [B] te verhuizen en hen aldaar op school in te schrijven. Verder verzoekt V de zorgregeling te wijzigen in die zin dat de kinderen drie weekenden per vier weken van vrijdag uit school tot zondag 19.00 uur dan wel tot maandagochtend bij M zullen verblijven, alsmede de helft van de zomer/schoolvakanties. M verzoekt op zijn beurt te bepalen dat de kinderen hun hoofdverblijf bij hem zullen hebben en dat de kinderen drie weekenden per vier weken van vrijdag uit school tot zondag 19.00 uur, althans tot maandagochtend, bij V verblijven.

Beoordeling

Verhuizing
De rechtbank stelt voorop dat V in beginsel het recht heeft om haar leven opnieuw in te richten en te verhuizen. Verder is gebleken dat in het ouderschapsplan is overeengekomen dat de kinderen ook in geval van verhuizing in beginsel bij V blijven wonen. V heeft onder andere gesteld dat [B] een gezondere leefomgeving biedt. Dit is wenselijk, nu een van de kinderen astma heeft. Pogingen om andere woonruimte in [A] te vinden, zijn mislukt. In geval van een verhuizing woont V tevens dichter bij X en haar familie, zodat zij een groter sociaal netwerk heeft. Dit biedt meer mogelijkheden voor eventuele opvang, temeer nu V in geval van calamiteiten niet op M kan bouwen. Zoals M zelf ook ter zitting heeft verklaard, is hij van mening dat V zelf de verantwoordelijkheid draagt voor de zorg en opvang als de kinderen op dat moment bij haar verblijven. Verder zijn de woonlasten in [B] aanzienlijk lager dan in [A]. Alles overwegende acht de rechtbank aannemelijk dat een verhuizing de belangen van V dient, zal leiden tot minder stress over haar woonsituatie en financiën en de gezondheid van V en de kinderen ten goede zal komen.

Voorbereiding

De rechtbank overweegt verder dat V sinds eind 2016 heeft geprobeerd om met M in overleg te gaan. M heeft dit tot april 2017 echter afgehouden, wat de rechtbank hem aanrekent. Naar de mening van de rechtbank heeft V de verhuizing goed doordacht en voorbereid en is zij zich bewust geweest van de gevolgen. V heeft in [B] een school met kleinere klassen gevonden, wat volgens haar van belang is gezien de huidige problemen van de kinderen op school en de mogelijkheid dat het oudste kind autistische trekken vertoont. Daarnaast is [B] voor de kinderen – gezien het feit dat V regelmatig met hen bij familie of X verblijft – geen onbekende omgeving, wat de verhuizing en overgang makkelijker kan maken.

Communicatie

De verhuizing zal onbetwist gevolgen hebben voor het contact tussen M en de kinderen, aldus de rechtbank. In [A] is M bewust op slechts circa 300 meter van V gaan wonen, zodat de kinderen makkelijk (zelfstandig) naar hem toe kunnen komen. Naar het oordeel van de rechtbank biedt de door V voorgestelde zorgregeling echter voldoende compensatie. Wel acht de rechtbank het van belang M de helft van alle schoolvakanties te gunnen. Verder heeft V aangeboden een groter deel van het halen en brengen van de kinderen op zich te nemen, waardoor zij een gedeelte van de extra kosten en reistijd ondervangt.
De rechtbank merkt ten slotte op dat de communicatie tussen M en V, totdat de verhuizing ter sprake kwam, altijd goed is geweest. De rechtbank vertrouwt er dan ook op dat zij dit op dezelfde voet kunnen voortzetten.
Alles overwegende concludeert de rechtbank dat het belang van V om te verhuizen prevaleert boven dat van M op continuering van de huidige situatie. De rechtbank wijst daarom de verzoeken van V toe.

Zorgregeling

De rechtbank stelt de zorgregeling vast zoals door V verzocht. Daarbij acht de rechtbank het wenselijk dat M het halen en brengen van de kinderen in een van de drie weekenden voor zijn rekening neemt, zodat hij contact en binding houdt met de school en de omgeving van de kinderen. De rechtbank realiseert zich dat de verhuizing ook gevolgen zal hebben voor de hobby’s <en sporten van de kinderen. Partijen dienen hiervoor in gezamenlijk overleg tot een oplossing te komen.

Rechtbank Amsterdam 31 augustus 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:7655 (publicatie 20 oktober 2017)

Bron: SDU                  

Is een niet-erkend kind erfgenaam?

Een vader die een kind kreeg, maar deze door omstandigheden niet heeft erkend, blijft de natuurlijk vader van het kind. De wet bepaald nu eenmaal wie een kind is, ongeacht erkenning.

De wet bepaald echter ook in Artikel 199 Burgerlijk Wetboek Boek 1 dat, voorzover het niet in een huwelijk of geregistreerd partnerschap is geboren, de vader van kind alleen diegene is die het ook heeft erkend.

Een kind dat wel is erkend heeft een andere positie dan een niet erkend kind. Onder andere erft dat kind van de vader. Indien de vader overlijdt, en er geen testament is, is het wettelijk erfrecht van toepassing. Dit houdt dit in dat de gehuwde partner de wettige kinderen erfgenamen zijn.

Een vader en een niet- erkend kind kunnen van elkaars bestaan niet afweten. Weten zij wel van elkaars bestaan dan is het nuttig om hun rechtspositie te kennen bij overlijden van de vader. Een biologische kind, buiten een huwelijk of geregistreerd partnerschap geboren, en niet erkend door de vader, zou dan ook mede-erfgenaam kunnen zijn. Het kind erft voort een gelijk deel, als ware het een wel erkend kind.

Voorwaarde daarvoor is de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap, hetgeen tegenwoordig bewijs middels een DNA test vraagt. Als de vader het kind kent, maar door omstandigheden toch niet wenst dat dit natuurlijk kind ook mede-erfgenaam wordt dan kan de vader een testament maken. Het kind kan weliswaar niet geheel worden onterfd en het kind heeft, na vaststelling, altijd recht op tenminste de legitieme portie. Dit is het deel dat volgens de wet aan onterfde kinderen toekomt. De legitieme portie bedraagt de helft van de waarde van het deel van de erfenis waar een kind volgens het wettelijk erfrecht recht op zou hebben, vermeerderd met de waarde van bepaalde door de erflater gedane giften.

De wet bepaalt echter ook dat de legitieme portie binnen vijf jaar na overlijden van de vader moet worden opgeëist. Het maakt daarbij niet uit of het kind wel of niet op de hoogte was van persoon van de vader of zijn overlijden. De termijn gaat dus altijd lopen en eindigd na 5 jaren. bna het overlijden. Een kind dat de vader dus niet kent, of geen kennis draagt van zijn overlijden, loopt de boot dus mis.

Naast redenen van persoonlijke aard is het dus ook om die reden nuttig om onderzoek naar het vaderschap te doen, en tijdig de gerechtelijke vaststelling te vragen en een beroep te doen op een kindsdeel of de legitieme portie.

Voor meer informatie kunt u een vraag stellen of bellen met 0900-0600.

Minderjarige moeders en vaders

Minderjarige partners die een kind verwachten, komen voor tal van problemen te staan waar zij vaak niet op voorbereid zijn.
Het is voor de status van het kind belangrijk vooraf te weten welke mogelijkheden er zijn.  Een kind uit de moeder geboren is automatisch de moeder van het kind. Voor de vader geldt dat niet automatisch.

Erkenning van het kind

Voor de vader geldt dat hij juridisch de vader van een kind is als hij het ook heeft erkend. De erkenning kan al voor de geboorte gebeuren, maar meestal gebeurd dat na de geboorte door aangifte bij de burgerlijke stand van de gemeente waar et kind is geboren. Verschijnt alleen de vader voor de aangifte, dan zal hij een toestemmingsverklaring van de moeder moeten tonen om het kind te kunnen erkennen.

Alleen wanneer de partners zijn gehuwd is de vader automatisch ook de wettelijke vader van het kind. Is er geen huwelijk, dan kan hij het kind erkennen of adopteren. Ook wanneer het vaderschap gerechtelijk is vastgesteld op vordering van de moeder is hij de wettelijk vader.

Geeft de moeder geen toestemming voor de erkenning dor de vader, dan kan de vader, die meerderjarig is, een verzoek aan de rechtbank doen tot vervangende toestemming tot erkenning. Na die toestemming heeft het kind een wettelijke vader.

Indien de vader het kind niet wil erkennen , maar de moeder dat toch wenst, kan de moeder de rechtbank verzoeken tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap.
Voor meer informatie over deze procedure kunt u contact opnemen met Advocaten.nl.

Ouderlijk gezag

Ouderlijk gezag staat deels los van de vraag of iemand de wettelijke vader of moeder is.
Indien de moeder minderjarig is kan zij niet het ouderlijk gezag over een kind hebben. Minderjarigen zijn voor de Nederlandse wet namelijk onbevoegd tot het gezag.

Meerderjarig verklaren

Voor een moeder die tenminste 16 jaar is kan de rechter op verzoek van de moeder verklaren dat zij meerderjarig is. In dat geval wordt zij volledig bevoegd, dus als een meerderjarige beschouwd, en voert zij vanaf dat moment het gezag over het kind. Het verzoek kan de moeder al doen ruim voordat zij 16 is.
Voor meer informatie over deze procedure kunt u contact opnemen met advocaten.nl

Voogd

Als zowel de vader als de moeder minderjarig zijn op de dag van de geboorte van het kind, zal er een voogd aangesteld moeten worden. Zodra een of beiden meerderjarig worden zal alsnog het gezag door hen kunnen worden verkregen, maar dan zal eerst de voogdij moeten wordne beeindigd. Dit kan op verzoek van een of van de ouders. Voor meer informatie over deze procedure kunt u contact opnemen met advocaten.nl.
Was er nog geen voogd benoemd, dan verkrijgen de dan meerderjarig geworden ouders alsnog automatisch het gezag.

Het ouderlijk gezag door de vader

Indien de ouders meerderjarig zijn, maar niet gehuwd, dan krijgt alleen de moeder automatisch het gezag over het kind.

Zelfs indien de vader het kind heeft erkend, heeft hij nog geen gezag. Gezag kan hij wel krijgen indien de moeder daarin toestemt. In dat geval kunnen de ouders eenvoudig een inschrijving vragen in het gezagsregister van de rechtbank doen. In dit register wordt vastgelegd wie het gezag voert over het kind, indien er geen automatisch gezag geldt.

Indien de moeder niet toestemt in het gezamenlijk gezag, maar de vader dat toch wenst, kan hij een verzoek doen aan de rechtbank tot vaststelling van het gezamenlijk gezag. Voorwaarde om een dergelijk verzoek te kunnen indienen is dat hij het kind heeft erkend. Voor meer informatie over deze procedure kunt u contact opnemen met advocaten.nl

Voor al dergelijke verzoeken hebben de ouders een advocaat nodig. Voor alle beslissingen geldt dat de kinderrechter advies inwint bij de Raad voor de Kinderbescherming. De Raad doet onderzoek naar de situatie van het kind en beide ouders.

Wanneer vader het gezag over jouw kind uitoefent, dan wordt het verzoek door de rechtbank alleen toegewezen, wanneer de rechter het in het belang van het kind wenselijk vindt dat je het ouderlijk gezag over jouw kind krijgt.

De rechter beoordeelt in alle gevallen zoveel mogelijk in het belang van het kind. Verzoeken kunnen alleen worden afgewezen indien er gegronde vrees bestaat dat bij inwilliging van het verzoek de belangen van het kind zouden worden verwaarloosd.

Kosten van levensonderhoud

Voor levensonderhoud gelden weer andere regels. Indien de moeder de kosten niet alleen of wil kan dragen kan zij altijd een verzoek indienen bij de rechtbank tot vaststelling van een onderhoudsbijdrage jegens de vader. Het maakt daarbij niet uit of het de biologische vader, de erkende vader of de met gezag belaste vader is.

Alleen indien de vader meent dat hij niet de biologische vader is, dus niet de verwekker van het kind, kan hij om een DNA test verzoeken om dat vast te stellen. Hij zal dan in de procedure tot vaststelling van alimentatie dit verweer kunnen voeren.

Heeft de vader, terwijl hij wist niet de biologische ader te zijn, het kind toch erkend ( dat komt regelmatig voor) dan bestaat die mogelijkheid niet. De vader kan dus geen onderhoudsplicht ontlopen indien hij de erkenning heeft gedaan, maar daarvan later spijt krijgt.

Wanneer ben je de vader van een kind?

Een man kan ook juridisch vader van een kind worden door een gerechtelijke vaststelling, dit kan in tegenstelling tot de erkenning echter niet op initiatief van de man.

Of iemand de biologische vader van een kind is, kan door middel van een DNA-test worden vastgesteld. Een biologische vader is echter lang niet altijd de juridische vader van het kind. Het zijn van juridisch vader heeft veel ingrijpende consequenties. Het al dan niet juridisch vader zijn kan onder meer gevolgen hebben voor de achternaam van het kind, het omgangsrecht, het erfrecht en de nationaliteit van het kind. In totaal biedt de wet vier mogelijkheden waarop je juridisch vader kunt worden van een kind. Dit kan door middel van huwelijk, erkenning, gerechtelijke vaststelling en adoptie. Als een kind gedurende het huwelijk tussen en man en een vrouw wordt geboren, dan is de echtgenoot automatisch de juridische vader van het kind. Het kind dat uit een huwelijk geboren wordt, verkrijgt de Nederlandse nationaliteit indien de vader of moeder Nederlander is. Een kind dat buiten een huwelijk wordt geboren heeft bij de geboorte in beginsel alleen een juridische moeder.

De vader van het kind kan het kind erkennen, waardoor hij de juridische vader van het kind wordt; de juridische gevolgen gelden vanaf het moment van de erkenning. Ook kan de man reeds tijdens de zwangerschap de ongeboren vrucht erkennen; in dat geval geldt de erkenning vanaf het moment dat het kind geboren wordt, dit omdat een kind voor de wet pas bestaat als het levend geboren wordt. Erkenning vindt plaats door een akte van erkenning op te laten maken door de ambtenaar van de burgerlijke stand. Een kind van een niet Nederlandse moeder krijgt door erkenning door een Nederlandse vader gedurende de zwangerschap en indien het kind jonger is dan 7 jaar ten tijde van de erkenning, de Nederlandse nationaliteit Is het kind ouder dan 7 jaar, dan dient de erkenner ook aan te tonen dat hij de biologische vader is van het kind, voordat het de Nederlandse nationaliteit krijgt.

Een man kan ook juridisch vader van een kind worden door een gerechtelijke vaststelling, dit kan in tegenstelling tot de erkenning echter niet op initiatief van de man. Enkel het kind zelf of de moeder – indien het kind jonger is dan 16 jaar – kan dit verzoek bij de rechtbank indienen. Voor de moeder geldt echter wel een vervaltermijn van 5 jaar na de geboorte of 5 jaar na het bekend worden van de identiteit en of de verblijfplaats van de vermoedelijke verwekker. Een gerechtelijke vaststelling van het vaderschap werkt terug tot aan de geboorte! Dit kan derhalve grote gevolgen hebben op gebied van alimentatie en nalatenschappen. Ook krijgt het kind hierdoor de nationaliteit van de vader.

Tot slot kan het juridisch vaderschap verkregen worden door adoptie. Adoptie geschiedt door een uitspraak van de rechtbank en kan door één persoon of door twee personen, die met elkaar zouden mogen trouwen en reeds drie jaar hebben samengeleefd, verzocht worden. Ook kan de echtgenoot of geregistreerde partner of andere levensgezel van de ouder een kind van die ouder adopteren: dit wordt partneradoptie genoemd. Ook hier geldt de eis dat de verzoeker drie jaar met de ouder van het kind moet hebben samengeleefd. Voorts geldt er nog een aantal aanvullende voorwaarden, die door de rechter worden getoetst, voordat het verzoek tot adoptie zal worden toegewezen.

Bron: Actuele artikelen

Vernietiging en vervangende toestemming tot erkenning

Kort nadat de biologische vader van de minderjarige een procedure aanhangig heeft gemaakt omtrent het vaststellen van een omgangsregeling heeft de moeder haar partner vervangende toestemming tot erkenning gegeven. Daarmee heeft zij echter misbruik van haar bevoegdheid gemaakt. De erkenning wordt vernietigd en aan de biologische vader wordt vervangende toestemming verleend.

De feiten
Uit de affectieve relatie tussen M en V wordt in 2010 zoon Z geboren, over wie V het eenhoofdig ouderlijk gezag uitoefent. Niet veel later beëindigen M en V hun relatie. Inmiddels woont V (samen met Z) samen met haar nieuwe partner X.
In januari 2012 volgt uit DNA-onderzoek dat M de verwekker van Z is. Op 23 februari 2012 verzoekt M (bij brief van zijn advocaat) daarom aan V toestemming om Z erkennen. V weigert.
Op 13 maart 2012 ontvangt V een dagvaarding: M eist in kort geding omgang met Z. Exact een week later, op 21 maart 2012, wordt Z – met toestemming van V – door X erkend.
In juni 2013 bevestigt een tweede DNA-onderzoek de conclusie van het eerste onderzoek: M is de biologische vader van Z.

Het verzoek
M verzoekt de rechtbank (1) de erkenning van Z door X te vernietigen en (2) hem vervangende toestemming te verlenen om Z te erkennen. De rechtbank willigt de verzoeken in. V en X gaan in hoger beroep.

Standpunten van partijen
V en X gingen er, tot de uitslag van het tweede DNA-onderzoek, vanuit dat X de biologische vader van Z was. V stelt dat zij enkel toestemming aan X tot erkenning van Z heeft gegeven om de belangen van Z te behartigen en de bestaande gezinssituatie te bevestigen. Zij wist niet dat M ook Z wilde erkennen. X stelt daarbij dat de erkenningsprocedure al was gestart vlak na de geboorte van Z. Door het ontbreken van een aantal papieren (die uit Polen moesten komen) is deze procedure echter vertraagd, waardoor de erkenning toevalligerwijze kort na uitbrengen van de dagvaarding in kort geding is gerealiseerd.
M stelt dat X niet de gehele tijd de intentie had om Z te erkennen en onderbouwt dit aan de hand van Facebookberichten. Daarnaast blijkt uit niets dat de erkenningsprocedure is vertraagd door het ontbreken van papieren, aldus M, die zich beroept op misbruik van bevoegdheid aan de zijde van V (artikel 1:205 BW).

Beoordeling
Het hof is – met de rechtbank – van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat V, gelet op alle omstandigheden van het geval, voldoende op de hoogte was van het feit dat M zich als de biologische vader van Z beschouwde en de wens tot erkenning van zijn vaderschap had. Daarmee heeft V zowel het belang van Z als dat van M geschaad en misbruik van haar bevoegdheid gemaakt door aan X toestemming tot erkenning van Z te geven, met het oogmerk de belangen van de M te schaden.

Aangezien tussen partijen vast staat dat M de verwekker van Z is, kan hem de mogelijkheid tot erkenning in beginsel niet worden onthouden. Het is aan V om feiten en omstandigheden te stellen en, bij betwisting, aannemelijk te maken waaruit kan worden afgeleid dat de belangenafweging ex artikel 1:204 lid 3 BW dient te leiden tot afwijzing van het verzoek van M.
V heeft gesteld dat M haar in het verleden heeft gestalkt en bedreigd en haar nog immer en met grote regelmaat lastig valt. Zij heeft hiervan meldingen en aangiften gedaan bij de politie, waarvan zij processen verbaal heeft overgelegd. M heeft gemotiveerd betwist dat hij heeft gehandeld en zich heeft gedragen op de wijze als door V gesteld.
Het hof is van oordeel dat V, tegenover de gemotiveerde betwisting door M, haar stelling onvoldoende heeft onderbouwd. Voor zover V haar stelling al met concrete gegevens heeft gestaafd, valt uit de feiten en omstandigheden niet de vergaande conclusie te trekken dat door de erkenning de ongestoorde verhouding tussen V en Z in het gedrang komt. Ook brengt de erkenning geen wijziging in de feitelijke gezinssituatie van V en X, waardoor niet valt aan te nemen dat de emotionele weerstand of belasting van V negatieve gevolgen voor Z zou kunnen hebben. Ook overigens zijn geen feiten en omstandigheden gesteld of gebleken die zich verzetten tegen de erkenning.
Het belang van M bij vervangende toestemming tot erkenning van Z behoort dan ook te prevaleren boven het belang van V bij het achterwege blijven daarvan. Nu ook niet is gebleken dat er ten gevolge van de erkenning reële risico’s zijn dat Z wordt belemmerd in een evenwichtige en gezonde ontwikkeling, acht het hof het in het belang van Z dat voor hem duidelijk wordt wie zijn biologische vader is en dat de juridische werkelijkheid in overeenstemming wordt gebracht met de biologische.

bron: SDU
Rechtspraak.nl ECLI:NL:GHAMS:2014:6148