Hoe Lang Is Een Executoriale Titel Geldig?

Hoe lang is een vonnis geldig, en hoe lang kan een proces-verbaal akte ten uitvoer worden gelegd? En hoe voorkom ik de verjaring van een vordering? Lees hier meer.

Een titel is een gerechtelijk grondslag waar in een bepaalde vordering of rechtstoestand is gevat. Een executoriale titel is wat het woord al zegt; men kan er mee ingrijpen in rechten en eigendommen van anderen. Dat ingrijpen is bij de wet voorbehouden aan de gerechtsdeurwaarder. Met  een executoriale titel kan een deurwaarder goederen in beslag nemen en rekeningen bevriezen en goederen en geld overdragen aan de houder  van deze titel, zodat de eigendom of de vordering definitief veranderd. Dit is de ultieme bevoegdheid in een rechtsstaat, waarmee bepaalde rechten en plichten kunnen worden afgedwongen, teneinde de feitelijke toestand in overeenstemming met de rechtstoestand te krijgen.

Alleen een deurwaarder kan dat, en de wet bepaalt in artikel 430 Rv wat onder een titel met executoriale  kracht wordt verstaan: Dit zijn

  • uitspraken van de Nederlandse rechter;
  • in Nederland verleden authentieke akten, zoals een notariële akten of een dwangbevel van een belastinginspecteur;
  • andere titels die de wet aanwijst, zoals een proces-verbaal van een regeling die voor een rechter is opgemaakt of een arbitrale vonnis mits voorzien van een verlof voor executie.

De meest voorkomende titel is natuurlijk de notariële akte, bijvoorbeeld die van een geldlening, zoals een hypotheekakte.

Termijnen

Titels hebben geen onbeperkte gelding. Zodra een bepaalde termijn is verstreken kan de titel nog wel bestaan, maar niet meer ten uitvoer worden gelegd. Voor meer over verjaringstermijnen in het algemeen leest u meer in dit artikel. Om verrassingen te voorkomen, en tijdig maatregelen te nemen om verjaring van een vordering te voorkomen, is het van belang om de in de wet gehanteerde verschillende verjaringstermijnen te kennen in.

De rechterlijke uitspraak

Een rechterlijke uitspraak kan gedurende twintig jaar ten uitvoer worden gelegd. Laat men 20 jaar verstrijken zonder de titel te gebruiken waarvoor het is bedoeld, dan kan de deurwaarder deze niet meer executeren: Artikel 3:324 lid 1 BW. Dit geldt voor de hoofdvordering die in een uitspraak is genoemd.
In veel uitspraken staan ook (neven)vorderingen die samenhangen met de hoofdvordering, bijvoorbeeld de wettelijke rente, die loopt over de hoofdvordering, zolang deze niet is betaald. De wet bepaalt dat deze rente is onderhevig is aan een verjaringstermijn vijf jaar, teneinde te voorkomen dat de vordering tot onredelijke hoogte onredelijk oploopt. Een zeer kleine vordering zou na 30 jaar rente immers een enorme vordering kunnen worden, hetgeen maatschappelijk als ongewenst wordt beschouwd.

Een ander voorbeeld van zo`n neven veroordeling is de dwangsom, die wordt verbeurd indien de veroordeelde niet voldoet aan het vonnis. Een dwangsom heeft een verjaringstermijn van zes maanden, wederom om te voorkomen dat iemand bij niet naleving van een veroordeling in een vonnis na vele jaren nog kan worden geconfronteerd met een financiële strop, die eigenlijk alleen was bedoeld om de veroordeelde te prikkelen om “direct”de veroordeling na te leven. (artikel 611g Rv).

Vordert degene, die het vonnis kan afdwingen, die naleving niet, dan is klaarblijkelijk het belang om aan het vonnis te voldoen niet zo groot. Een dwangsom is immers niet bedoelt als extra straf die ten voordele van de andere partij dient te leiden.

Een overeenkomst in een proces-verbaal

Soms zijn partijen in een procedure verwikkeld, maar vraagt de rechter aan partijen of zij niet bereid zijn hun geschil bij te leggen, dat wil zeggen dat partijen hierover samen een schikking treffen, waarbij beide partijen meestal water bij de wijn doen.

Er zijn enkele voordelen aan een schikking: partijen nemen hun lot in eigen handen, en de rechter doet geen eenzijdige uitspraak over het geschil. Een gerechtelijke uitspraak kan immers in veel gevallen voor één partij zeer nadelig uitvallen, en soms is het van te voren niet te voorspellen naar welke kant het kwartje valt. Het bespaart bovendien kosten van de verdere procedure, omdat deze bij een schikking meteen teneinde komt. Hoger beroep is uitgesloten. En bovendien worden er ook meestal afspraken gemaakt over de wijze waarop de schikking wordt uitgevoerd. Dat hoeft dus niet via een deurwaarder die de titel “executeert”, maar gaat geheel vrijwillig. Ook dat bespaart kosten, frustratie en vertraging

Zo`n schikking kan natuurlijk in een vonnis worden opgemaakt, en dat geldt hetgeen hierboven staat over de executie van gerechtelijke uitspraken. Maar in veel gevallen gebeurt dat in de vorm van een zogenaamd “proces-verbaal”, ten overstaan van een rechter in een rechtszitting. Dit proces-verbaal wordt dan weliswaar in executoriale vorm opgemaakt, (bovenaan staat “In Naam Der Koning”) en kan door een deurwaarder ten uitvoer worden gelegd, maar is toch wezenlijk anders dan een vonnis. Een proces-verbaal bevat immer een partijovereenkomst, terwijl een vonnis een eenzijdige uitspraak van een rechter bevat.

Omdat artikel 3:324 BW een 20 jarige termijn stelt, waarna de executiebevoegdheid eindigt, is de vraag voorgelegd of die termijn ook geldt voor dergelijke partijovereenkomsten, die in een proces verbaal ten overstaan van een rechter zijn vastgelegd. Met andere woorden, kan zo`n afspraak gewoon 20 jaar gelden tussen partijen, en ook door een deurwaarder worden afgedwongen.

De Hoge Raad heeft in een arrest 27-11-2015 (ECLI:NL:HR:2015:3423) hierover een uitspraak gedaan die alle deurwaarders dienen te volgen.  De Hoge Raad overweegt dat het overwegende karakter van een dergelijk proces-verbaal toch niet meer is dan een vorderingsrecht van één partij jegens de ander, en dat daarom de gewone verjaringstermijn van 5 jaar van toepassing is, zoals voor alle gewone vorderingen bedoeld in artikel 3:307 lid 1 BW.

Vonnis of proces-verbaal

Het is dus aan te bevelen om in een procedure, waar partijen een schikking overwegen, toch nog eens goed na te denken over de uitvoerbaarheid aan het einde van het traject, zeker indien er bij voorbaat twijfel is over de nakoming van een regeling. Is er twijfel dan kan het geen kwaad om de rechter en de wederpartij te bewegen om in plaats van een proces-verbaal te maken, een vonnis te wijzen waarbij partijen eerst over en weer hun eis of verweer wijzigen, en gezamenlijk daarover een uitspraak te vragen ( waarvan de uitkomst tevoren met de rechter is besproken en dan eigenlijk al vaststaat). Een vonnis kan immers 20 jaar ten uitvoer worden gelegd, een proces-verbaal maar 5 jaren.

Dit laatste geldt vanzelfsprekend ook voor de andere zeer belangrijke titel, de notariële akte die in executoriale vorm is opgemaakt. In een notariële akte kan bijvoorbeeld een geldlening worden gevat, maar ook hier geldt dat het karakter een gewone rechtsvordering is, waarvoor de korte verjaringstermijn van 5 jaar geldt .

De verjaring is overigens een termijn die met in beginsel tot het oneindige kan voorkomen, door de zogenaamde stuiting. Meer over deze stuiting leest u in een volgend artikel.

Wilt u meer weten over de tenuitvoerlegging van een vonnissen, een proces verbaal of een notariële akte, bel dan 0900-advocaten of stuur een email aan advocaten.nl

Betalingsuitstel In De Coronacrisis

De “tijdelijke wet betalingsuitstel” biedt ondernemers een kans om lastige schuldeisers nog even buiten de deur te houden totdat de coronacrisis is bezworen.

De Tijdelijke Betalingsuitstelwet (Tijdelijke wet COVID-19 SZW en JenV) is in november 2020 ingevoerd voor ondernemers die door Covid-19 betalingsproblemen hebben. De tijdelijke wet duurt nog tot 1 juni 2021.

Met deze tijdelijke wet kan de rechter een maatregel nemen, waarvan de belangrijkste is dat de behandeling van een faillissementsaanvraag wordt uitgesteld. Maar ook andere maatregelen zijn mogelijk, zoals beëindiging van een beslaglegging of inbeslagname, uitoefenen van een pandrecht of een gebod tot het voortgaan met de leverantie van goederen of diensten. Het doel van de wet is eigenlijk om de situatie die is ontstaan door maatregelen van de overheid te “bevriezen”, tot het moment dat deze maatregelen weer worden opgeheven. In de tussenliggende periode kan de ondernemer doorgaan en trachten een regeling te treffen met de schuldeisers.

Door de coronamaatregelen van de overheid komen bedrijven in nood door verlies van klanten en opdrachten. De Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkbehoud (NOW), de aanvullende inkomensgarantie voor zelfstandigen (TOZO), en diverse belastinguitstel-mogelijkheden van de Belastingdienst bieden enige compensatie en mitigatie van de financiële problemen.
Ook andere sectoren houden rekening met de situatie: banken houden minder strikte regels aan, rechtbanken zijn kritisch bij faillissementsverzoeken en er is een sterk drang bij verhuurders om begrip te hebben met huurachterstanden.

Een incassomaatregel of een faillissementsaanvraag is toch nog te verwachten. Niet in alle gevallen is duidelijk wat de oorzaak is van de achterstand. Bovendien gebeurt het vaak dat een ondernemer besluit selectief betalingen te gaan doen: hij betaald al zijn vaste leveranciers, maar laat huurbetaling en BTW afdracht achterwege. Dit lokt natuurlijk problemen uit. In veel gevallen wordt toch gekozen voor een faillissementsaanvraag of een ander maatregel ter incasso van schulden. De Tijdelijke Betalingsuitstelwet geeft de rechter een instrument om extra kritisch de oorzaak van de betalingsachterstand te beoordelen. Is deze tijdelijk, en houdt deze verband met de overheidsmaatregelen in verband met de coronacrisis, dan kan de rechter zal het ware een moratorium van maximaal een half jaar inroepen, een soort afkoelperiode. Deze periode geldt voor initieel 2 maanden en kan nog 2 keer voor 2 maanden worden.

De werking van de wet is tijdelijk, maar ook beperkt. Het is geen algemene maatregel die de ondernemer durende een half jaar beschermd tegen alle faillissementsaanvragen en beslagen. Het geldt dus alleen voor degene die het faillissement heeft aangevraagd.
Voor dat laatste is een ander wet ingevoerd per 1 januari 2021: de de Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA).

Voor het betalingsuitstel gelden de volgende voorwaarden:

  • Het gaat om een tijdelijke betalingsonmacht,
  • die is ontstaan door vanwege de overheid opgelegde coronamaatregelen vanaf 16 maart 2020
  • terwijl voordien geen betalingsonmacht bestond, noch deze viel te verwachten
  • het omzetverlies tenminste 20 procent bedraagt na 16 maart 2020
  • de onderneming na de uitstelperiode weer voldoende inkomen zal generen
  • en de faillissementsaanvrager niet zelf in betalingsonmacht komt te verkeren (het domino-effect)

Een ander belangrijkste vereiste is dat, na in verkregen betalingsuitstel, de nieuwe leveranties, diensten, huur etc. wel gewoon dienen te worden betaald. De schulden mogen dus in de afkoelingsperiode niet oplopen. Het gaat dus in alle gevallen om achterstallige betalingen. Een voordeel van de maatregel is echter wel dat een leverancier niet meer kan weigeren om te leveren, of een pandhouder niet meer kan overgaan tot het in beslag nemen van de verpande zaken.

Zoals gezegd is er een neiging om schulden selectief te gaan betalen, zoals BTW afdracht. Voor belastingschulden geldt dat de Fiscus een eigen pakket aan betalingsuitstelmogelijkheden heeft voor ondernemers. Om die reden kan voor belastingschulden niet via de wet tijdelijke wet uitstel worden gevraagd.

De werkingsduur en de reikwijdte van de Tijdelijke Betalingsuitstelwet (Tijdelijke wet COVID-19 SZW en JenV is beperkt. Voor meer structurele problemen is een andere wet ingevoerd per 1 januari 2021. De Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA) is niet ingevoerd met het ook op de coronacrisis, maar komt wel op het juiste moment. Deze wet biedt ondernemers de kans definitief van een zware schuldenlast of onrendabele bedrijfsstructuur af te komen, door medewerking van alle schuldeiseres, en desnoods aandeelhouders, af te dwingen.

Lees hier meer over de Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA)

Executierechter versus de beslagrechter; wie oordeelt over het verbeuren van een dwangsom?

In civiele geschillen wordt vaak beslag gelegd met verlof van de voorzieningenrechter of door executie van een vonnis. (Executie) geschillen inzake zo`n beslag worden beoordeeld door de voorzieningenrechten

In civiele geschillen wordt vaak beslag gelegd met verlof van de voorzieningenrechter of door executie van een vonnis. (Executie) geschillen inzake zo`n beslag worden beoordeeld door de voorzieningenrechten.

In een vonnis legt de rechter soms een dwangsom op. Geschillen over het verbeuren van een dwangsom worden eveneens beoordeeld door de executierechter, maar dat is soms een andere rechter dan degene die het vonnis ter zake van het onderliggende geschil gaf of die verlof gaf tot het leggen van beslag.

De Hoge Raad gaf recent  een beslissing (ECLI:NL:HR:2017:2455) over de vraag van de bevoegdheidsverdeling tussen de rechter die in een vonnis een dwangsom heeft opgelegd en de rechter die oordeelt in een executiegeschil.

In dit geval was er een schuldenaar die in verband met een derdenbeslag verplicht was roerende zaken onder zich te houden. Gelijktijdig was deze echter ook op straffe van een dwangsom veroordeeld om die zaken af te geven aan zijn schuldeiser. Hier was de vraag of de schuldenaar dwangsommen had verbeurd. Meestal zal de rechter die de dwangsom oplegde hierover moeten oordelen. In zo`n situatie van schuldeisersverzuim, kan de veroordeelde partij ook de rechter die oordeelt in het executiegeschil verzoeken te bepalen of dwangsommen al dan niet zijn verbeurd.

In deze zaak was A veroordeeld tot betaling van een geldbedrag en, op straffe van een dwangsom, tot afgifte van goederen aan B. Een schuldeiser van partij B legde nog voordat A kon voldoen aan het vonnis derdenbeslag op de gelden en goederen van partij B, die dus nog  onder partij A verkeerden. Partij A kan door het beslag wettelijk gezien de goederen niet afgeven aan B. Had A nu de dwangsommen verbeurd?

De deurwaarder speelt in zaken van executie een belangrijke rol en kan zelfstandig naar de rechter gaan voor een uitspraak. De voorzieningenrechter oordeelde dat partij A terecht de goederen onder zich had gehouden en dus geen dwangsommen verbeurde, aangezien A onmogelijk aan het vonnis kon voldoen.

Volgens de wet is die beslissing voorbehouden aan de rechter die de dwangsom oplegde. In hoger beroep oordeelde het hof dan ook dat de rechter die oordeelt in het executiegeschil niet bevoegd is hierover te oordelen, omdat dat dat volgens de wet is voorbehouden aan de rechter die de dwangsom had opgelegd.

In cassatie kwam de Hoge Raad tot een ander oordeel. De Hoge Raad stelt voorop dat volgens de wet uitsluitend de rechter die de dwangsom had opgelegd bevoegd is de dwangsom op te heffen of te verminderen als de veroordeelde niet aan de hoofdveroordeling kan voldoen.

Daaruit had het hof afgeleid dat de rechter die oordeelt in het executiegeschil dus niet kan oordelen over een op “onmogelijkheid” gebaseerde stelling van de veroordeelde, in dit geval de stelling van A dat zij geen dwangsommen hoeft te betalen als gevolg van het derdenbeslag.

De Hoge Raad bepaalde dat ook de rechter die oordeelt in het executiegeschil, net als in andere gevallen waarin executiegeschillen aan hem worden voorgelegd, kan onderzoeken of de uitspraak waarbij de dwangsom is opgelegd nog actueel en uitvoerbaar is in het licht van nieuwe omstandigheden.

Ook nu oordeelde de rechter dat A door het derdenbeslag verplicht was om de goederen onder zich te houden en dus kon niet aan de veroordeling tot afgifte kon voldoen. Het derdenbeslag leverde schuldeisersverzuim op voor B, (door een aan B toe te rekenen omstandigheid was A niet in staat de zaken aan B af te geven) en zo lang dat verzuim duurde, mocht partij B geen maatregelen tot executie nemen. Daardoor kon de hoofdveroordeling waaraan de dwangsom was verbonden gedurende die periode niet ten uitvoer worden gelegd. Dit brengt mee dat A gedurende de periode van het schuldeisersverzuim dus geen dwangsommen kon verbeuren.

Daaraan doet niet af dat het verzuim van de schuldeiser ook overmacht voor de schuldenaar oplevert. Het hof kon immers vaststellen dat de hoofdveroordeling niet vatbaar was voor tenuitvoerlegging. Voor een schuldenaar die zelf, of van wie de wederpartij niet aan een veroordelend vonnis kan voldoen door een gelegd beslag of een andere gebeurtenis die wordt aangemerkt als schuldeisersverzuim, is nu duidelijk dat de rechter in het executiegeschil dus ook bevoegd is te oordelen over verbeurde dwangsommen en dat dus geen een afzonderlijke procedure hoeft te worden gestart bij de rechter die de oorspronkelijke dwangsom had opgelegd.

Wilt u meer weten over dit onderwerp, stel een vraag aan advocaten.nl of bel met 0900-advocaten.

Beslag leggen op een bankrekening

Een crediteur met een vordering die verhaal wil nemen kan daarvoor beslag leggen op alle goederen van de debiteur. Een leverancier die een vordering heeft op een klant of een afnemer die verhaal wil nemen zal echter eerst een vonnis moeten vragen

Een procedure duurt echter een of meer maanden. Binnen die tijd kan de debiteur of de mogelijkheid van verhaal zijn verdwenen.

Conservatoir beslag op een bankrekening

Nog voordat een procedure wordt gestart kan ook al beslag worden gelegd op het vermogen van de crediteur, door middel van een zogenaamde conservatoire (of bewarende) beslag. Dit beslag zorgt er voor dat alles wat onder dit beslag valt wordt bevroren tot de rechter heeft beslist over de vordering. Het beslag kan worden gelegd op het gehele vermogen van de schuldenaar, zoals het huis, de auto maar ook op een bankrekening.

Verlof vragen

Voor dit beslag dient via een advocaat verlof aan de voorzieningenrechter worden gevraagd. De advocaat dient toestemming te krijgen tot het leggen van beslag. Dit kan binnen een of enkele dagen zijn “geregeld”. Nadat het verlof is verkregen kan de deurwaarder op dezelfde dag of de dag erna beslag leggen op de bankrekening van de debiteur. Dit doet de deurwaarder bij het (hoofd)kantoor van de betreffende bank. Na het beslag moet binnen 14 dagen de procedure worden gestart, zo niet dan vervalt dit beslag weer.

Doeltreffend middel

Beslag leggen op een bankrekening is een doeltreffend middel, omdat de debiteur geen waarschuwing krijgt voordat er beslag wordt gelegd. Het beslag zorgt ervoor dat de debiteur niet meer kan beschikken over het gehele saldo en is dus een effectief drukmiddel om betaling af te dwingen.

Voor meer informatie over deze beslagmaatregel belt u met 0900-advocaten,  of vul een incasso formulier in op de website. Advocaten.nl regelt voor u een bankbeslag binnen 48 uur!
▲ 

Beslag laten leggen

Met een beslaglegging kun je op verschillende manieren te maken krijgen. Zo kan er in het kader van een strafrechtelijk onderzoek beslag gelegd worden, de Belastingdienst kan beslag  leggen omdat aanslagen onbetaald zijn gebleven, of een bedrijf kan beslag laten leggen op de bankrekening van een niet-betalende klant. In deze column beperk ik mij even tot het civiele beslag, dus als de ene partij (particulier of bedrijf) een vordering op de ander meent te hebben.

We kennen in het civiele recht grofweg twee soorten beslag: conservatoir beslag en executoriaal beslag. Dat klinkt ingewikkeld, maar het is eigenlijk best eenvoudig.

Conservatoir beslag

Conservatoir betekent ‘beschermend’ of ‘bewarend’. Je kunt conservatoir beslag laten leggen als je bang bent dat de wederpartij geld of bepaalde goederen wegmaakt. Door conservatoir beslag te laten leggen, wordt het bedrag op de bankrekening bevroren. Bij conservatoir beslag op een auto, mag de bezitter de betreffende auto niet meer verkopen.

Het bijzondere is dat bij conservatoir beslag nog helemaal niet vaststaat of je wel echt recht hebt op dat ene geldbedrag of op die auto. Er is nog geen rechter die daarover een beslissing heeft genomen. Het conservatoire beslag kent daardoor wat beperkingen. Zo mag je pas conservatoir beslag leggen zodra je daarvoor toestemming hebt gevraagd en gekregen van een rechter. Verder is het beslag ook echt ‘bewarend’ bedoeld. Als je conservatoir beslag op een bankrekening hebt laten leggen, krijg je het geld dus niet overgemaakt. Het geld blijft waar het is wordt slechts tijdelijk bewaard in afwachting van de uitkomst van de gerechtelijke procedure. Dat is meteen een ander vereiste: zodra er conservatoir beslag is gelegd, moet er binnen enkele weken een procedure bij de rechtbank gestart worden om de vordering ook echt toegewezen te krijgen. Wordt de procedure niet op tijd gestart of wordt de vordering afgewezen, dan vervalt het beslag.

Executoriaal beslag

Als je een procedure hebt gevoerd en de rechtbank heeft jouw vorderingen toegewezen, dan heeft het vonnis zoals dat heet een executoriale titel. Je kunt op basis van dit vonnis executoriaal beslag laten leggen. Dit betekent dat na beslag ook echt tot tenuitvoerlegging overgegaan kan worden: banksaldi worden geïnd, de auto wordt executoriaal verkocht, etc. Nogmaals de kanttekening: dit gaat over civiel recht. Er zijn uitzonderingen. Zo kan de Belastingdienst bijvoorbeeld direct executoriaal beslag laten leggen, dus zonder dat daarvoor eerst een procedure gevoerd moet worden.

Is er conservatoir beslag gelegd, daarna tijdig een procedure gestart en wordt de vordering toegewezen, dan wijzigt het conservatoire beslag automatisch in een executoriaal beslag.

Bron: Actuele artikelen

Wilt u meer weten over dit onderwerp, stel een vraag aan advocaten.nl of bel met 0900-advocaten.

Incasso en Conservatoir beslag

Incasso van een vordering is soms letterlijk een langdurig proces. Om een debiteur tot betalen te dwingen moet de schuldeiser eerst een advocaat of deurwaarder inschakelen. Gaat de debiteur ook na sommatie niet over tot betalen, dan zal een betaling moeten worden afgedwongen door een vonnis.

Om een vonnis te krijgen moet er toch een hele procedure worden doorlopen. Een dagvaarding moet worden opgesteld, termijnen in acht genomen, en de doorlooptijden bij rechtbanken zijn lang.

In de tussentijd is de debiteur soms al vertrokken, failliet, of heeft al zijn vermogen gespendeerd. Conservatoir beslag biedt echter mogelijkheden.

Een crediteur kan echter al voordat er wordt geprocedeerd, of zelf voordat is gesommeerd, beslag leggen op goederen van de debiteur. Dit noemt men een conservatoir (bewarend) beslag. Dit geeft de eiser zekerheid dat de debiteur ook na een lange periode nog verhaal biedt voor zijn vordering. Lees hier verder ……

De eenzijdige beëindiging van een betalingsregeling

De eenzijdige beëindiging van een betalingsregeling

Schuldeisers sluiten vaak een betalingsregeling met hun debiteur – Een betalingsregeling is een gewone overeenkomst, die beide partijen dienen na te komen en niet kan worden opgezegd zolang de debiteur aan zijn betalingsverplichting voldoet.

Zolang dus de debiteur de regeling nakomt en trouw betaald kan de schuldeiser geen snellere afbetaling vragen of ineens de gehele vordering opeisen. Of toch wel?

Stel dat u met uw debiteur, die in financiële moeilijkheden zit een betalingsregeling afspreekt van EU 1000,- euro per maand, omdat het inkomen onvoldoende is. De schuld is dan niet meer ineens opeisbaar zolang de debiteur deze nakomt.
Maar stel dat uw debiteur inmiddels zijn inkomen weer heeft verdubbeld, bent u dan nog gebonden aan deze regeling?

Volgens het Hof Amsterdam niet: Onder omstandigheden kan worden geoordeeld dat van de schuldeiser in redelijkheid niet kan worden verlangd dat deze met de ongewijzigde betalingsregeling genoegen blijft nemen.
Zo`n omstandigheid doet zich voor indien de financiële situatie van de schuldenaar na de totstandkoming van de betalingsregeling sterk is verbeterd.

Het Hof Amsterdam oordeelde in een uitspraak in 2013 dat de schuldeiser in het desbetreffende geval aanpassing van de betalingsregeling kon verlangen. De oude regeling was een schuld van EUR 18.000,-. met EUR 50,- per maand. Meer kon deze schuldeiser niet missen. Na enige tijd stond de debiteur er financieel beter voor en de schuldeiser om meer aflossing. De schuldenaar beriep zich echter op de betalingsregeling.

Het Hof oordeelde:
“Gezien de hoogte van de overeengekomen afbetalingstermijnen enerzijds en de nog verschuldigde hoofdsom anderzijds, was totale aflossing van de schuld niet binnen afzienbare tijd te verwachten. De financiële positie van klager was voorts aanzienlijk verbeterd. Klager heeft ook niet betwist dat hij tot hogere aflossingen in staat was. ”
Lees hier de uitspraak van het Hof

Op grond daarvan vond het Hof het geoorloofd dat een gewijzigde, snelere betaling, van de debiteur kon worden gevergd. Voor schuldeisers is het, afgezien van deze uitspraak, natuurlijk belangrijk om altijd in de betalingsregeling overeen te komen dat de regeling kan worden herzien (herzieningsclausule), indien de financiële situatie van de debiteur wijzigt.

veroordeling niet exact is nagekomen: dwangsom verbeurd?

Een dwangsom is een effectief middel om een veroordeling te effectueren. Indien niet aan het vonnis wordt voldaan of een verbod wordt overtreden, kan een dwangsom worden verbeurd

Na het vonnis dient dit eerst te worden betekend, en vervolgens dient de dwangsom daadwerkelijk te worden aangezegd. Pas daarna kan een dwangsom ook worden verbeurd, mits vaststaat dat de veroordeelde partij in overtreding van het vonnis is. Toch is ook na zo`n overtreding niet vast dat die dwangsom ook werkelijk verschuldigd is.

Dit blijkt uit een beslissing van de voorzieningenrechter in Almelo. In deze beslissing (ECLI:NL:RBONE:2013:BZ0324) ging het om de partijen Privatescan B.V. en Prescan B.V., beide aanbieders van preventief medisch onderzoek. In een eerdere procedure had de rechtbank ’s-Gravenhage de eigenaar van Privatescan, hierna A, bevolen om de mededeling “Privatescan is marktleider” te staken en gestaakt te houden, onder verbeurte van een dwangsom met een maximum van € 250.000,-.

Op het LinkedIn profiel van de eigenaar van Privatescan stond ondanks de betekening van het vonnis toch nog gedurende enige tijd de slagzin “Privatescan is marktleider”. Prescan maakte vervolgens aanspraak op de dwangsom en legde beslag op bezittingen van A. Deze heeft vervolgens Prescan in kort geding gedagvaard (in een zogenaamd executiegeschil) en heeft staking van de executie en opheffing van de beslagen gevorderd. Hij voert in dit geschil onder andere aan dat dwangsommen nooit zijn verbeurd omdat de vermelding op het LinkedIn profiel geen overtreding van het vonnis is.

De voorzieningenrechter dient dus het plaatsen van deze slagzin te toetsen aan de inhoud van de veroordeling van het vonnis van de rechtbank. Uitgangspunt hierbij is dat de veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel. Het doel van dit eerste vonnis van de rechtbank is misleiding bij de consument dient te worden voorkomen. Omdat het LinkedIn profiel van A met daarop de verboden slagzin toegankelijk is voor iedereen, en dus ook voor consumenten toegankelijk is, is het vonnis in principe overtreden.

Volgens de Kort geding rechter is het echter de vraag of deze overtreding, met inachtneming van de eisen van redelijkheid en billijkheid, voldoende ernstig is om te rechtvaardigen dat daardoor dwangsommen zijn verbeurd. In de eerste procedure is het geschil vooral toegespitst op artikelen die op websites van partijen waren geplaatst, en niet op profielen van Social Media, waaronder die van LinkedIn. Volgens de rechter ligt het niet voor de hand dat consumenten dat profiel van A bezoeken en is dus die overtreding van zodanig ondergeschikte betekenis dat er door de overtreding geen dwangsommen zijn verbeurd. De Voorzieningenrechter wijst de vorderingen van A toe, en de executie diende te worden gestaakt en het beslag diende te worden opgeheven.

Volgens de Voorzieningenrechter is er wel sprake van een overtreding maar deze overtreding is niet ernstig genoeg om het verbeuren van dwangsommen te rechtvaardigen. De beslissing is mogelijk in strijd met de regel dat de bevoegdheid om een dwangsom op verzoek van de veroordeelde partij op te heffen of te matigen exclusief ligt bij de rechter die de dwangsom zelf heeft opgelegd (de rechtbank ’s-Gravenhage). De Voorzieningenrechter grondde zijn beslissing op de redelijkheid en billijkheid.

Beslag op vermogen dader al tijdens onderzoek

De Staat kan straks al tijdens het opsporingsonderzoek beslag leggen op het vermogen van de verdachte ten gunste van het slachtoffer. De rechter-commissaris moet toestemming geven voor de beslaglegging. In spoedgevallen, zoals bij ontdekking op heterdaad, is mondelinge toestemming voldoende. Het kabinet wil voorkomen dat het slachtoffer van een misdrijf zijn schade niet vergoed krijgt omdat de verdachte voor zijn veroordeling zijn bezittingen heeft weggesluisd. Nadat de Staat beslag heeft gelegd, beslist de zittingsrechter over de vergoeding van de schade. Het slachtoffer krijgt altijd eerst compensatie. Een eventueel restant gaat naar de Staat om bijvoorbeeld een boete te voldoen.         

. . . lees verder op Internet