Uw vliegreis mislukt, vertraagd of bagage kwijt?

Lees hier wat uw rechten zijn, en welke instantie u dient te benaderen. Afhankelijk van uw klacht kunt u een procedure voeren of direct een claim indienen. Veel kunt u zelf, maar er zijn ook commerciële rechtsbijstandverleners.

Hebt u een klacht over een vliegmaatschappij? Als u vanaf een Europese luchthaven vloog, met een Europese maatschappij naar een Europese luchthaven vloog of met een overstap vanuit de EU naar een luchthaven buiten de EU en daar vertraging opliep door een gemiste aansluiting buiten de EU, dan kun u aanspraak maken op een claim volgens de Europese passagiersrechten. Deze regeling bepaalt uw rechten als uw vlucht is vertraagd, geannuleerd of overboekt. Bij niet-Europese vluchten hangt het af van de voorwaarden van de vliegmaatschappij.

Als uw klacht gaat over vertraging, annulering of overboeking van uw vlucht, kunt u in sommige gevallen aanspraak maken op een vergoeding. Met de Vlucht Claim Service van de Consumentenbond kunt u snel achterhalen of u in aanmerking komt voor compensatie en hoeveel dat is. Er zijn overigens vele commerciële organisaties die u hierin kunnen bijstaan. Als het gaat om een Europese vlucht, dient u uw klacht eerst bij de vliegmaatschappij zelf in. Als u een pakketreis hebt geboekt, kunt u ook bij de reisorganisatie terecht. Wanneer u direct een claimorganisatie inschakelt, bedingt deze een deel van de eventuele vergoeding als beloning.

Als de vliegmaatschappij niet reageert op uw klacht of als uw klacht wordt afgewezen, dan kunt u contact opnemen met de nationale controle-instantie voor de luchtvaart. In Nederland is dat de Inspectie voor Leefomgeving en Transport (ILT). Als u een conflict hebt met een vliegmaatschappij uit een ander Europees land, dan kan het Europees Consumenten Centrum Nederland (ECC) u bijstaan bij het indienen van een klacht. Als u hebt geklaagd bij de reisorganisatie en deze weigert u tegemoet te komen, kunt u een klacht indienen bij de Geschillencommissie Reizen.

Als uw bagage kwijt, vertraagd of beschadigd is, meld dit dan zo snel mogelijk op de luchthaven en vul een Property Irregularity Registration (PIR) in. Bij een georganiseerde reis kunt u ook de reisorganisatie aanspreken en een claim indienen bij u reisverzekering.

Volledig cursusgeld verschuldigd bij annulering?

Bij de beoordeling van de vraag of een annuleringsbeding in een overeenkomst van opdracht onredelijk bezwarend is, kan – ook wanneer dit artikel niet rechtstreeks van toepassing is – aansluiting worden gezocht bij art. 7:411 BW.

De onderhavige zaak draaide om een geschil tussen een aanbieder van een particuliere Mbo-opleiding en een na drie maanden gestopte cursist. In de tussen de opleiding en de cursist gesloten cursusovereenkomst was een regeling neergelegd die de cursist verplichtte om, ook bij vroegtijdige beëindiging van de cursus, het volledige bedrag aan cursusgeld te betalen.

In 2014 oordeelde het gerechtshof Den Haag dat deze annuleringsregeling binnen de werkingssfeer van Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten viel, als onredelijk bezwarend moest worden aangemerkt (art. 6:233(a) BW), en daarmee oneerlijk was in de zin van de Richtlijn. Daarbij ging het hof uit van het oordeel van de kantonrechter (nu daartegen niet was gegriefd) dat de betreffende overeenkomst kon worden beschouwd als overeenkomst van opdracht in de zin van art. 7:400 BW, en dat daarom voor de gevolgen van de opzegging aansluiting diende te worden gezocht bij art. 7:411 BW. Laatstgenoemd artikel bepaalt kort gezegd op welk loon een opdrachtnemer recht heeft in gevallen waarin een overeenkomst eindigt voordat een opdracht is volbracht of de tijd waarvoor zij is verleend is verstreken.

In cassatie keert de aanbieder van de Mbo-opleiding zich tegen dit oordeel. Gewezen wordt op het feit dat voor toepassing van art. 7:411 BW vereist is dat de verschuldigdheid van loon – in dit geval cursusgeld – afhankelijk is van de volbrenging van een opdracht of van het verstrijken van de tijd waarvoor de opdracht is verleend. In het onderliggende geval zou daarvan geen sprake zijn, omdat de cursist had moeten begrijpen dat bij de enkele aanmelding voor de opleiding de verplichting ontstond om – ook bij vroegtijdige beëindiging van de cursus – het volledige cursusgeld te betalen. De Hoge Raad wijst deze klacht bij gebrek aan feitelijke grondslag af. Het hof oordeelde immers niet dat art. 7:411 BW rechtstreeks van toepassing was, maar zocht bij dit artikel slechts aansluiting. Daarmee gaf het hof geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting:

“3.3.3. De klacht mist in zoverre feitelijke grondslag dat het hof niet heeft geoordeeld dat art. 7:411 BW (rechtstreeks) toepasselijk is. Het hof heeft bij de beantwoording van de vraag of het annuleringsbeding ten nadele van de consument een “aanzienlijke verstoring van het evenwicht” tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen veroorzaakt, aansluiting gezocht bij deze wetsbepaling en is vervolgens tot het oordeel gekomen dat het annuleringsbeding in de verhouding tussen [verweerder] en Tio onredelijk bezwarend is in de zin van art. 6:233, aanhef en onder a, BW. Nu het hof de tussen partijen gesloten overeenkomst als een overeenkomst van opdracht in de zin van art. 7:400 lid 1 BW heeft aangemerkt, hetgeen in cassatie terecht niet wordt bestreden, en [verweerder] als opdrachtgever ingevolge art. 7:413 lid 2 BW in verbinding met art. 7:408 lid 3 BW het recht had de overeenkomst op te zeggen, geeft het oordeel van het hof om aansluiting te zoeken bij art. 7:411 BW geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Dat oordeel is evenmin onbegrijpelijk of ontoereikend gemotiveerd. In zoverre faalt de klacht dus.”

Blijkens de conclusie van Advocaat-generaal Wissink (§ 2.8) is er in de feitenrechtspraak discussie (geweest) over de vraag of overeenkomsten als die in deze zaak als overeenkomst van opdracht kunnen worden aangemerkt. Nu de Hoge Raad overweegt dat partijen terecht niet het oordeel van het hof hebben bestreden dat de tussen hen gesloten overeenkomst als een overeenkomst van opdracht moet worden aangemerkt, is dat voor overeenkomsten als hier aan de orde kennelijk het geval.

Bron: Cassatieblog