De Onzichtbare Belastingclaim bij Echtscheiding bij Aanmerkelijk Belang in BV

De aanmerkelijkbelangbelastingclaim (AB-claim) in echtscheidingssituaties, wordt vaak vergeten bij de echtsceiding, als er een BV in de gemeenschap is. Hier een korte uitleg overhet belang van de waardering van aandelen en de gevolgen van belastinguitstel. Aanmerkelijkbelanghouders doen er goed aan om binnen 2 jaar advies in te wnen en een regeling te treffen en daarover deskundig advies in te winnen.

In situaties waarin een echtgenoot die een aanmerkelijk belang in een bedrijf bezit gaat scheiden, komt de kwestie van de aanmerkelijkbelangbelastingclaim (AB-claim) aan het licht. Deze belastingclaim, die pas effectief wordt bij dividenduitkering of aandelenoverdracht, wordt beschouwd als een soort renteloze lening of toekomstige verplichting aan de Belastingdienst. Dit biedt de BV tijdelijk een voordeel op het gebied van liquiditeit.

Indien een deel van de aanmerkelijkbelangaandelen overgedragen wordt tijdens een echtscheiding, biedt artikel 4.17 van de Wet Inkomstenbelasting de ontvangende echtgenoot onder bepaalde voorwaarden de optie om de latente belastingschuld door te schuiven. Dit artikel richt zich vooral op de vermogensverdeling binnen de huwelijksgemeenschap.

Een belangrijk vraagstuk bij echtscheidingen is de impact van uitgestelde belastingheffing op de aandelenwaarde. Dient de overdragende echtgenoot de volledige waarde van de aandelen te ontvangen, of moet de latente belastingschuld, die normaal gesproken bij overdracht verschuldigd is, in mindering worden gebracht? En hoe wordt het rentevoordeel dat uit dit uitstel voortvloeit, meegewogen?

Juridische literatuur en rechtspraak, inclusief uitspraken van de Hoge Raad, tonen aan dat de waardering van de aandelen – tegen de nominale waarde bij een spoedige afrekening of tegen de contante waarde als geen spoedige afrekening wordt verwacht – afhangt van de verwachte termijn voor het afrekenen van de claim. Hoe langer deze termijn, hoe hoger de te verwachten rente.

Het is essentieel voor aanmerkelijkbelanghouders die overwegen te scheiden om gedegen advies in te winnen. Belangrijk hierbij is ook de verplichting tot notariële levering bij overdracht van aandelen, zelfs als deze al op naam van een van de echtgenoten staan. De mogelijkheid om de claim vooruit te schuiven bestaat tot 2 jaar na indiening van het echtscheidingsverzoek.

Beoordeling van de Bedrijfswaarde bij Scheiding

Tijdens echtscheidingsprocedures ontstaat er vaak een debat over de waardebepaling van een bedrijf. Deze kwestie wordt meestal in goed overleg opgelost, of er wordt door de rechtbank, vaak tegen hoge kosten, een expert aangesteld. In de processen die wij begeleiden, wordt bijna altijd het advies ingewonnen van een geregistreerd accountant, een familierechtadvocaat en een gecertificeerd waarderingsdeskundige. Het is een misvatting te denken dat een exacte waardebepaling mogelijk is. Dit is al moeilijk voor een huis, laat staan voor een bedrijf. De toekomstige prestaties van een onderneming hangen af van diverse factoren, zoals potentiële kansen en risico’s, de berekening van goodwill, verborgen reserves, de afhankelijkheid van de ondernemer, marktomstandigheden, enzovoort. Een eerlijke schatting is vaak de beste benadering, hoewel rapporten nuttig kunnen zijn, zijn deze niet altijd doorslaggevend.

Bij een scheiding worden de vermogensbestanddelen van beide partijen, waaronder aandelen in een bv of bedrijf, gewaardeerd op de marktwaarde. Dit is het bedrag dat een externe partij zou willen betalen onder optimale omstandigheden. Dit betekent echter niet dat de aandelen daadwerkelijk verkocht worden; het is slechts een startpunt voor de waardering. Belangrijke aspecten zijn verborgen reserves (meerwaarde van activa) en soms goodwill (de winstgevendheid). Toekomstverwachtingen en risico’s spelen hierbij een rol. Dit maakt de waardering ingewikkeld en vatbaar voor verschillende interpretaties. Het moment van waardering kan onderling worden bepaald, maar formeel is het juiste moment het moment van feitelijke verdeling van de bezittingen. In sommige gevallen wordt uit redelijkheid gekozen voor de datum van indiening van het scheidingsverzoek.

Als persoonlijke goodwill een rol speelt, hanteren rechters vaak de intrinsieke waarde van de onderneming, vermeerderd met verborgen reserves, zoals blijkt uit een uitspraak van het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch in 2020. In dergelijke situaties is het bedrijf vaak moeilijk verkoopbaar aan een derde tegen een prijs gebaseerd op toekomstige winstverwachtingen of kasstroom (DCF-methode).

Wanneer er geen persoonlijke goodwill is, wordt veelal de DCF-methode of de EBITDA maal factor-methode gebruikt. Bij deze benaderingen wordt de waarde van de aandelen direct gekoppeld aan de toekomstige kasstromen of bedrijfsresultaten.

Wilt u meer weten over dit onderwerp, stel aan vraag aan advocaten.nl of bel met 0900-advocaten.

Rechtbank wijst vorderingen OAD tegen Rabobank af

De rechtbank Midden-Nederland heeft vandaag de vorderingen afgewezen die de aandeelhouder van het OAD-concern heeft ingesteld tegen de Rabobank. De aandeelhouder verwijt de Rabobank dat -door ten onrechte de kredietovereenkomst met het OAD-concern op te zeggen- het faillissement van het OAD-concern is veroorzaakt, en daarmee het waardeloos worden van de aandelen. De aandeelhouder vordert van de Rabobank een vergoeding voor deze waardevermindering van de aandelen. Lees hier de uitspraak.

De rechtbank komt aan een inhoudelijke beoordeling van de vordering niet toe. De rechtbank is van oordeel dat de aandeelhouder deze vordering niet kan instellen. Dat kan alleen (de curator van) OAD. De Hoge Raad heeft in diverse arresten uitgemaakt dat in beginsel alleen het concern zelf schadevergoeding kan vorderen vanwege waardevermindering van aandelen van degene die de waardevermindering heeft veroorzaakt door wanprestatie of onrechtmatig handelen, en niet de aandeelhouder(s).

Op dit uitgangspunt heeft de Hoge Raad alleen een uitzondering gemaakt, als er ook specifiek tegenover de aandeelhouder onrechtmatig is gehandeld. Van deze uitzonderingssituatie is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Rabobank heeft de eisen die zij stelde aan het voortzetten van de kredietrelatie met OAD (waaronder kapitaalversterking) niet aan de aandeelhouder van OAD gesteld maar aan (het bestuur van) OAD. Dit betekent dat de Rabobank bij de aandeelhouder ook geen verwachting heeft kunnen wekken over de gevolgen van een geslaagde kapitaalversterking.

Source: rechtspraak.nl

Oud bv-eigenaar aansprakelijk voor schulden na verkoop

In een aantal recente vonnissen zijn bestuurders aansprakelijk gesteld voor de schulden die zijn ontstaan na de verkoop van aandelen aan bv-opkopers.

Bestuurders die de aandelen van hun vennootschap verkopen aan een bv-opkoper, moeten goed opletten of die de onderneming wel wil voortzetten. Wanneer ze dit niet doen, kunnen ze door schuldeisers persoonlijk aansprakelijk worden gesteld voor schulden die na overdracht van de aandelen ontstaan.

Met deze nieuwe jurisprudentie hebben gedupeerden in faillissementen nu de mogelijkheid om buiten de curator om rechtstreeks oud-bestuurders en oud-eigenaren aan te spreken.

. . . lees verder op Internet