Conformiteit in het kooprecht

Met de invoering van het Nieuwe Burgerlijk Wethoek in 1992 is tevens het conformiteitsbeginsel in de wet opgenomen. Dit conformiteitsbeginsel verplicht de verkoper een zaak te leveren die in feitelijk opzicht aan de overeenkomst beantwoordt. Hierbij dient beoordeeld te worden of de geleverde zaak die eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. In de praktijk blijkt dat veel ondernemers zich niet bewust zijn van de consequenties die deze regeling met zich mee brengt. Met name bij de verkoop van duurzame gebruiksartikelen wordt door de ondernemer de fabrieks- en/of verkopersgarantie gehanteerd. Mede onder invloed van de berichtgeving van consumentenorganisaties worden ondernemers steeds vaker geconfronteerd met consumenten die zich ook na het verstrijken van de gangbare garantieperioden beroepen op de uit het conformiteitsbeginsel voortvloeiende ’wettelijke garantie’.

Het wettelijk gegeven dat een geleverde zaak die eigenschappen dient te bezitten die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten, betekent dat de consument onder omstandigheden de mogelijkheid heeft om ook na het verstrijken van de garantieperiode van de verkoper te verlangen dat de noodzakelijke reparatie eventueel kosteloos uitgevoerd zal worden. Hierbij valt te denken aan televisies, koelkasten, wasmachines en andere (dure) huishoudelijke apparaten maar ook aan automobielen (ook occasions) en onroerende zaken. Indien een consument klachten heeft over een gekochte zaak, dan heeft hij jegens de verkoper een aantal mogelijkheden. Zo kan de consument meestal herstel, maar onder omstandigheden ook vervanging of zelfs teruggave van de koopprijs verlangen. In dit laatste geval is feitelijk sprake van ontbinding van de koopovereenkomst.

februari 2000