Rechters weigeren mensen te gijzelen

Rechters weigeren nog langer mensen te gijzelen

Rechters weigeren voortaan mensen te gijzelen voor boetes, het uiterste dwangmiddel voor mensen die hun boetes niet betalen. Ze hebben genoeg van het automatisme waarmee de verzoeken tot gijzeling én de boetes gegenereerd worden.

Ze keren zich daarmee tegen de omvangrijke gijzelingspraktijk van het OM, dat afgelopen jaar 130.000 gijzelingsverzoeken indiende. Inmiddels wijzen kantonrechters naar schatting 95% van alle gijzelingsverzoeken af, meldt de Raad voor de Rechtspraak op basis van een rondgang langs rechters begin 2015. Een expertgroep van kantonrechters heeft pas geleden alle collega`s een aanbeveling gedaan om de lijn van de Amsterdamse rechtbank te volgen, die alle gijzelingsverzoeken afwijst en ook geen mensen meer oproept voor de zitting.

Gijzeling is bedoeld voor degenen die hun boetes niet wíllen betalen, niet voor mensen die dat niet kunnen. Volgens de meeste rechters is uit de dossiers die ze van het OM krijgen niet op te maken of er sprake is van onwil of onmacht. `Ik heb nog nooit een dossier gezien op grond waarvan je kunt aannemen dat mensen boetes niet wíllen betalen`, zegt Amsterdamse rechter Liedeweijde Voetelink. Zo werden mensen opgeroepen die al in de schuldsanering zaten of van wie beslag was gelegd op de uitkering.

Bron: Profnews  

Gepubliceerd 17 april 2015

Wanneer verjaart een vordering?

Wanneer verjaart een vordering?

U wordt geconfronteerd met een deurwaarder of incassobureau en gesommeerd om een oude vordering te betalen. U was deze al lang vergeten. Hoe zit het met verjaring van vorderingen?

Wat is verjaring?

Verjaring is een rechtsfeit dat intreedt indien een bepaalde tijd is verstreken na dat een vordering opeisbaar is geworden. Na het verstrijken van de termijn kan de schuldeiser de vordering niet meer invorderen via gerechtelijke weg van executie. Dat betekent niet dat de vordering niet meer bestaat. De vordering wordt omgezet in een niet-afdwingbare natuurlijke verbintenis. De vordering kan op de volgende manieren alsnog worden ingelost.
• Door vrijwillige betaling, of betaling “per ongeluk”
• Door verrekening met een schuld aan de schuldenaar

Wanneer start de verjaringstermijn?
De verjaringstermijn gaat lopen op het moment dat de vordering opeisbaar is. Veel vorderingen bestaan door bijvoorbeeld een geldlening, maar zolang de aflossing en rente trouw worden betaald, is de hoofdsom niet opeisbaar, en loopt de verjaringstermijn voor de terugbetaling van de hoofdsom nog niet. Dit geldt niet voor de aflossingstermijnen. Die zijn opeisbaar op elke termijndatum, en daarvoor gaat wel direct de verjaringstermijn lopen.

Lees hier verder over de verjaringstermijn

Digitaal procederen nu ook in hoger beroep en cassatie

Digitaal procederen nu ook in hoger beroep en cassatie

De mogelijkheden om digitaal te procederen worden uitgebreid. Voor hoger beroep en cassatie in civiele zaken komt er nu ook een eenvoudige, digitale procedure. Daardoor wordt de toegang tot de rechter makkelijker. Dit blijkt uit een wetsvoorstel van minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) dat vandaag bij de Tweede Kamer is ingediend. De maatregel is onderdeel van het vernieuwingsprogramma Kwaliteit en Innovatie (KEI) rechtspraak.

In oktober vorig jaar is bij de Tweede Kamer een wetsvoorstel ingediend met een soortgelijke regeling voor zaken in eerste aanleg. De digitale procedure in hoger beroep begint straks met een inleidend document, de zogenoemde procesinleiding, waarin zowel de vorderingen als verzoeken kunnen worden opgenomen. Naast die procesinleiding, kunnen ook stukken en berichten tijdens de procedure digitaal worden uitgewisseld. Verder kan de rechter sterker regie voeren en maatwerk bieden, bijvoorbeeld tijdens een mondelinge behandeling.

Partijen krijgen duidelijke termijnen voor het indienen van de gronden van het hoger beroep en het verweerschrift. Dat zorgt voor kortere doorlooptijden en een meer voorspelbare rechtsgang. Ook krijgt het hof een termijn van tien weken om arrest te wijzen na de mondelinge behandeling van de zaak of na de laatste proceshandeling van partijen.

De veranderingen voor de cassatierechtspraak zijn beperkt. Het gaat hier vooral om de indiening van het cassatieberoepschrift langs elektronische weg en de digitale stukkenwisseling. De procedure begint – net als bij het hoger beroep – met de indiening van een uniforme procesinleiding.

lees verder . . .

cloudprovider kan data gijzelen bij wanbetaling klant?

Gijzeling van data, mag dat?

Mag je als clouddienstverlener data gijzelen als er niet wordt betaald? Klinkt hard, maar in de ‘gewone’ offline wereld kan een fietsenmaker of keukenleverancier dat gewoon doen. Dat heet retentierecht. Maar kan dit ook bij data?

In een eerdere blog schreef ik over de problemen rondom de juridische determinatie van het begrip ‘data’. Conclusie was dat ‘data’ juridisch gezien niks is en dat er dus duidelijk afspraken gemaakt moeten worden wanneer data van de ene partij in de macht van een ander is. Met name bij clouddiensten komt deze situatie veel voor. De afnemer van een clouddienst voert allerlei informatie in via de dienst die vervolgens wordt opgeslagen op de servers van de clouddienstverlener. Dit geeft de clouddienstverlener een bepaalde macht, en die macht kan gebruikt en misschien wel misbruikt worden.

Tussen clouddienstverlener en afnemer kunnen conflicten ontstaan over de dienstverlening. Waar de onenigheid ook door is ontstaan, het gevolg is vaak een opschorting van de betaling door de afnemer. De afnemer zal dan aanmaningen sturen maar die leveren niet altijd het gewenste effect op. Uiteindelijk is de relatie tussen partijen dan dusdanig verziekt dat de afnemer een andere partij zal zoeken. Uiteraard wil hij wel eerst zijn data exporteren naar de nieuwe clouddienstverlener. Een clouddienstverlener kan hier weigeren zijn medewerking aan te verlenen totdat de openstaande rekeningen betaald zijn. Is dit juridisch in de haak?

We horen wel eens dat een clouddienstverlener in zo’n geval een beroep doet op het ‘retentierecht’. Laten we eens kijken of dat juist is.

Het retentierecht is de bevoegdheid die in de bij de wet aangegeven gevallen aan een schuldeiser toekomt, om de nakoming van een verplichting tot afgifte van een zaak aan zijn schuldenaar op te schorten totdat de vordering wordt voldaan. (art 3:290 BW)

Denk hierbij aan een automonteur die de gerepareerde auto niet mee hoeft te geven zolang de rekening voor de reparatie niet is voldaan. Als we deze situatie nu verplaatsen naar een clouddienst waarbij de clouddienstverlener de rol van de automonteur speelt en de afnemer de eigenaar van de auto is lijkt de vergelijking goed te gaan. De clouddienstverlener is schuldeiser ten aanzien van de onbetaalde facturen en de afnemer eist afgifte van zijn data.

Probleem zit hem in de vergelijking tussen de auto en de data. Een auto is een ‘zaak’ en data is dat niet. De wettekst laat er geen misverstand over bestaan dat het hier om een zaak moet gaan. De gedachte hierachter is dat er sprake moet zijn van feitelijke macht. Zaken zijn stoffelijke objecten en daarvan is het duidelijk te zien wie daar de macht over uitvoert. Data is iets ongrijpbaars en dus geen zaak. Het uitvoeren van een retentierecht lijkt daarom ten aanzien van data niet gerechtigd. Een beroep op dit artikel helpt je als clouddienstverlener niet verder. Retentierecht op data is dus onzin.

Wat kan een clouddienstverlener dan wel doen? Een clouddienstverlener zou wel een beroep kunnen doen op artikel 6:52 BW en 6:262 BW, het opschortingsrecht. Op grond van deze artikelen is het wél mogelijk om de toegang tot de data te ontzeggen. Bij opschorting kan de prestatie (toegang verlenen tot de data) worden opgeschort zolang de rekeningen niet zijn betaald. Feitelijk gebeurt hier hetzelfde maar dan op basis van een andere rechtsgrond. Van een retentierecht is in zo’n situatie echter nooit sprake.

Wat zou je kunnen afspreken om bovenstaande situatie te voorkomen? Een drietal tips:
1. Maak als afnemer van een clouddienst een back-up van je (belangrijkste) data op eigen systemen of op die van een onafhankelijke derde.
2. Spreek met elkaar af dat de beschikbaarheid van data gegarandeerd wordt ondanks opschorting.
3. Sluit het opschortingsrecht volledig uit.

Bron: Cloudrecht  

vennootschap onder firma – aansprakelijkheid vennoot

Wanneer is de nieuwe vennoot aansprakelijk?

Is een nieuwe vennoot aansprakelijk voor de oud schulden van de VOF? Over deze vraag waren de meningen tot voor kort verdeeld. Maar inmiddels lijkt duidelijkheid te zijn gegeven in recente rechtspraak.

De zaak waar het om gaat
Klant K. had in 2007 en 2010 geld overgemaakt aan Assurantiepersoon De Regge VOF (met vennoten X en Y) met de opdracht om deze door te betalen op een afgesloten levensverzekering resp. risico overlijdensverzekering. Maar de VOF heeft dit geld niet doorbetaald. De VOF heeft dit bedrag naar eigen zeggen afgeboekt op andere facturen aan de klant, die betrekking hadden op verrichtte diensten. Mevrouw Z treedt in 2011 tot de VOF toe. Medio 2012 wordt de VOF uitgeschreven. X en Y worden failliet verklaard.

Klant K. komt er achter dat zijn stortingen door de VOF niet zijn doorbetaald. Omdat X en Y inmiddels failliet zijn spreekt hij mevrouw Z aan tot betaling.

Artikel 18 Wetboek van Koophandel
Artikel 18 WvK bepaalt dat elk van de vennoten hoofdelijk aansprakelijk is voor de schulden van de VOF. Om welke schulden het gaat, licht dit artikel niet toe. Zijn dit alle schulden of alleen de nieuwe schulden die zijn ontstaan nadat de nieuwe vennoot is toegetreden? Tot voor kort waren zowel de literatuur als rechtspraak verdeeld.

Vergelijkbaar geval bij de openbare maatschap
In 2013 heeft de Hoge Raad geoordeeld over een soortgelijke vraag, die speelde bij een openbare maatschap. In dat geval ging het om de aansprakelijkheid van een partner van een advocatenkantoor.

De Hoge Raad gaf twee regels over de aansprakelijkheid van een partner:

degene die ten tijde van het aangaan van de overeenkomst partner is, is aansprakelijk voor de schade als gevolg van wanprestatie bij de nakoming van die overeenkomst;
én degene die (nieuwe) partner is op het moment dat de schade (uit wanprestatie) ontstaat is aansprakelijk.

Het antwoord in deze zaak
In de zaak van De Regge VOF oordeelde de rechtbank, dat de VOF en de openbare maatschap allebei zgn. ‘personenvennootschappen’ zijn. Er is geen reden om de VOF anders te behandelen dan de openbare maatschap, als het gaat om de vraag voor welke schulden een nieuwe vennoot aansprakelijk is. De rechtbank oordeelt dat mevrouw Z ten tijde van de betalingen van klant K nog geen vennoot was (zie punt 1 bij het oordeel van de Hoge Raad).

En bovendien was zij ook geen vennoot op het moment dat de schuld van de VOF aan klant K ontstond. Want die schuld ontstond namelijk op het moment dat de geldbedragen van klant K door de VOF in ontvangst waren genomen, maar niet binnen korte termijn waren doorbetaald op de genoemde polissen.
Mevrouw Z gaat in dit geval dus vrij uit.  

Geen extra aanmaning incassokosten

Voor het kunnen innen van incassokosten, hoeft de schuldeiser na de bekende ‘veertiendagenbrief’ geen extra aanmaning te sturen. Dit volgt uit een arrest van de Hoge Raad in juni 2014. Eind vorig jaar adviseerde een landelijk overleg van rechters nog om deze extra aanmaning wel verplicht te stellen.

Twee weken

Veel mensen kennen de aanmaning die op de deurmat kan vallen: ‘Als u binnen veertien dagen niet betaalt, brengen wij ook de incassokosten in rekening’. Het gaat om rekeningen waarvoor de afgesproken termijn is vervallen. De schuldeiser, bijvoorbeeld de verhuurder of een telecombedrijf, maakt vanaf dat moment kosten voor de incasso. Is het voldoende om twee weken vooraf een aanmaning te sturen voor het in rekening kunnen brengen van deze kosten? Nee, stelde een landelijk overleg van rechters eind vorig jaar in een (54,7 kB)Rapport-BGK-integraal.pdfadviesrapport: de consument of huurder heeft recht op een extra aanmaning. Die zou nog verstuurd moeten worden na de zogeheten veertiendagenbrief.

Niet verplicht

In een recent arrest heeft de Hoge Raad geoordeeld dat deze extra aanmaning niet verplicht is. De schuldeiser hoeft niet ‘nog nadere incassohandelingen te verrichten’, schrijft het hoogste rechtscollege letterlijk. Het landelijk overleg van rechters voert naar aanleiding van dit arrest een (0,98 MB)aanbeveling-lovs.pdfaanpassing door in de tekst van zijn adviesrapport. lees meer …

Beroep op rechter voor schuldsanering daalt

Het beroep op de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp) is in 2013 voor het 2ejaar op rij gedaald. De daling heeft meerdere oorzaken. Zo worden bijzondere procedures in de Wsnp – voorlopige voorziening, moratorium en dwangakkoord – beter benut. Met behulp van deze rechtelijke interventies kan de schuldhulpverlening dan alsnog in het minnelijke traject worden afgerond. Ook kan het toelatingsbeleid van gemeenten in de minnelijke schuldhulpverlening van invloed zijn op de doorstroom naar de Wsnp.

Dit blijkt uit de 10e monitor Wsnp die staatssecretaris Teeven (Veiligheid en Justitie) naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. In 2013 zijn ongeveer 17.500 aanvragen gedaan voor toelating tot de Wsnp. Dat is 9% minder dan een jaar eerder. In 2012 was al sprake van een trendbreuk als het gaat om het aantal verzoeken tot toelating van de Wsnp en is de daling ingezet. Daarom is naast de 10e monitor een quick scan uitgevoerd naar de mogelijke oorzaken van de daling.

De monitor geeft jaarlijks een trendmatig en cijfermatig beeld van de uitvoeringspraktijk van de Wsnp, die een streng saneringstraject biedt waardoor mensen weer perspectief krijgen op een schuldenvrije toekomst. De schuldenaar krijgt van de rechter een schone lei als hij zich voldoende heeft gehouden aan het strikte regime van de schuldsaneringsregeling. Staatssecretaris Teeven schrijft in de brief aan de Tweede Kamer dat de hoofddoelstelling van de wet – het bereiken van een schone lei – over de jaren heen een consequent positief resultaat laat zien. Ook in 2013 voldeed de wet aan die hoofddoelstelling.

In 2013 zijn door de rechter ongeveer 12.350 schuldsaneringen uitgesproken; dat zijn er ruim 1.400 minder dan een jaar eerder. Net als in voorgaande jaren blijkt dat in 2013 de hoofddoelstelling van de Wsnp – het bereiken van een schone lei aan schuldenaren die te goeder trouw zijn en die een problematische schuldenlast hebben die niet minnelijk kan worden opgelost – in 75% van de gevallen is gehaald. Het afwijzingspercentage van de verzoeken tot toelating van de schuldsanering is nagenoeg gelijk gebleven: 20,1% in 2013, tegen 19,6% in 2012.

Staatssecretaris Teeven wijst erop in zijn brief aan de Tweede Kamer dat de wettelijke schuldsaneringsregeling fungeert als een laatste redmiddel. Het dient dan ook niet te lichtvaardig ingezet te worden. Een schuldsaneringsregeling is alleen zinvol als de buitengerechtelijke route om uit problematische geldproblemen te komen niet effectief is gebleken. Het is dan ook goed dat de minnelijke oplossingen in de schuldhulp meer worden benut. Dit zorgt wel voor meer druk bij gemeenten, die door de economisch moeilijke omstandigheden nauwkeuriger kijken wie voor welke hulp in aanmerking komt. Het is volgens de staatssecretaris dan ook belangrijk dat in het minnelijke traject en het Wsnp-traject meer wordt samengewerkt en kruisbestuiving plaatsvindt.

De doelgroep van problematische schuldenaren die een beroep doet op de Wsnp is ten opzichte van vorige metingen nauwelijks gewijzigd. De verhouding tussen particulieren en (ex-)ondernemers die een beroep doen op de Wsnp, is traditioneel 4 op 1. Voor (ex-)ondernemers was een inkomensterugval de voornaamste reden voor het ontstaan van schulden. Dit geldt ook voor particulieren. Andere belangrijke oorzaken van problematische schulden bij particulieren zijn overbesteding, compensatiegedrag en echtscheiding.

 lees meer …

Onredelijke schuldeiser verplicht mee te werken aan redding bedrijf

Onredelijke schuldeiser verplicht mee te werken aan redding bedrijf

Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie wil een sanering van schulden van een onderneming buiten faillissement mogelijk maken door crediteuren en aandeelhouders die hierbij onredelijk dwarsliggen, te dwingen mee te werken. Doel is de problematische schulden praktisch, snel en met zo min mogelijk kosten aan te pakken om het bedrijf van de ondergang te redden.

Dit blijkt uit een wetsvoorstel dat voor advies naar verschillende instanties is gestuurd. De regeling maakt deel uit van het wetgevingsprogramma “Herijking Faillissementsrecht” dat het reorganiserend vermogen van bedrijven bevordert, de bestrijding van faillissementsfraude versterkt en de faillissementsprocedure moderniseert. Met het wetgevingsprogramma wil de bewindsman vooral praktische oplossingen bieden voor concrete problemen, als steun in de rug voor het bedrijfsleven.

Een akkoord tussen de onderneming en haar schuldeisers en aandeelhouders kan straks de basis vormen voor de sanering van schulden. Schuldeisers stemmen er bijvoorbeeld mee in dat zij later worden terugbetaald of in plaats van terugbetaling aandelen ontvangen. Aandeelhouders gaan daarmee akkoord of werken mee aan de uitgifte van extra aandelen aan een verschaffer van nieuw kapitaal. De nieuwe regeling ziet niet op werknemers: hun positie in geval van veranderde bedrijfseconomische omstandigheden wordt geregeld in de Wet Werk en Zekerheid.

Omdat de rechter onredelijke schuldeisers en aandeelhouders nu niet kan dwingen mee te werken aan een akkoord, blijft er voor ondernemingen met financiële problemen vaak niets anders over dan een faillissement aan te vragen. Dat is onwenselijk want het leidt bijvoorbeeld tot hoge kosten voor crediteuren (zij krijgen vaak niets), scherpe daling van de bedrijfswaarde en verlies van arbeidsplaatsen. Dit verandert met het wetsvoorstel. Een ruime meerderheid van schuldeisers en aandeelhouders is straks voldoende om de schulden te saneren. Degenen die op onredelijke gronden tegen het akkoord blijven, krijgen van de rechter opdracht mee te werken. Dat geldt echter niet als zij op basis van het akkoord minder zouden krijgen dan bij een faillissement.

Het plan van Opstelten voorziet in een behoefte. Deskundigen uit de insolventieprakrijk vinden het bezwaarlijk dat 1 onwillige schuldeiser een akkoord kan frustreren. Zij zien het als een praktisch probleem en als een belangrijke oorzaak van het mislukken van de reorganisatie van op zichzelf economisch levensvatbare ondernemingen buiten faillissement.

VNO-NCW en MKB Nederland delen die mening. Zij hebben aangedrongen op een regeling die het mogelijk maakt weigerachtige schuldeisers en aandeelhouders tot medewerking te dwingen. Veel andere landen, bijvoorbeeld de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk, kennen al een succesvolle regeling.

Tot slot versterkt de bewindsman de positie van financiers die noodkrediet willen verschaffen. Voor de redding van een onderneming is vaak noodkrediet nodig, maar dat is niet zonder risico. Daarom willen geldschieters er graag voldoende zekerheid voor. Als de redding mislukt en de onderneming toch failliet gaat, komt het voor dat de curator ten gunste van de andere crediteuren een streep zet door de zekerheidsstelling. De verschaffer van het noodkrediet blijft dan met lege handen achter. Opstelten vindt dat onwenselijk omdat alle crediteuren ervan profiteren als de redding wel slaagt.  lees meer …