Internationaal Alimentatierecht: Welke rechter is bevoegd, welk recht is toepasselijk?

Woont u buiten Nederland en hebt u te maken met alimentatie recht- of onderhoudsverplichting jegens een partner of kinderen, dan is het essentieel om vast te stellen welke rechter in Nederland of een ander land bevoegd is, en welk recht dient te worden toegepast. De uitkomst van een procedure kan per geval sterk wisselen.

Als u te maken heeft met problemen rond de vaststelling of incasso van alimentatie met internationale aspecten, is het belangrijk om te begrijpen hoe het internationaal alimentatierecht en de Europese Alimentatieverordening functioneren. Deze regelgeving is van essentieel belang bij grensoverschrijdende alimentatiezaken, maar is tegelijkertijd dermate complex dat degelijke rechtsbijstand noodzakelijk is.

Erkenning en Tenuitvoerlegging van Buitenlandse Beslissingen

Gaat het om een reeds bestaande beslissing die door een buitenlands rechter is gegeven, dan is het belangrijk om te kunnen bepalen of die beslissing in Nederland ten uitvoer kan worden gelegd. Een cruciaal aspect van het internationaal alimentatierecht is de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse beslissingen. Hierbij zijn onder meer de volgende regelgevingen en verdragen van belang:

In de meeste gevallen zal een buitenlandse beslissing, mits voorzien van een zogenaamd Europees certificaat, in Nederland ten uitvoer kunnen worden gelegd. Voor meer informatie over ten uitvoerlegging van beschikkingen en incasseren van alimentatie leest u hier meer.

Is er nog geen beslissing, of is er een beslissing die dient te worden gewijzigd, omdat de inhoud niet meer beantwoord aan de feitelijke situatie – en dient over de alimentatie een procedure te worden gevoerd, dan is het van belang vast te stellen of de Nederlandse dan wel een buitenlandse rechter bevoegd is om over de vordering te oordelen. Dus bevoegdheid van de rechter moet eerst door de rechter zelf worden vastgesteld, alvorens hij een inhoudelijke beslissing kan geven. Ook de regels over de bevoegdheid van de rechter zijn bij grensoverschrijdende alimentatiegeschillen complex. In de meeste gevallen geldt binnen Europa de Europese Alimentatieverordening van 2008.

Belangrijkste Bronnen van Internationaal Alimentatierecht

Het internationaal alimentatierecht bestaat uit diverse bronnen, waaronder:

De Europese Alimentatieverordening

De Europese Alimentatieverordening speelt een centrale rol in grensoverschrijdende alimentatiezaken binnen de EU. Deze verordening bepaalt:

  • Welke rechtbanken bevoegd zijn om alimentatiezaken te behandelen (Artikelen 1 lid 1, 3 e.v., 75, 76 Alimentatie Verordening).
  • Forumkeuze en stilzwijgende forumkeuze (Artikelen 4, 5 Alimentatie Verordening).
  • Subsidiaire aanknoping en forum necessitatis (Artikelen 6, 7 Alimentatie Verordening).
  • Verzoeken tot wijziging van alimentatiebeslissingen (Artikel 8 Alimentatie Verordening)​​.

Toepasselijk Recht

Bij het vaststellen van alimentatie dient de Nederlandse rechter het toepasselijke recht te bepalen. Dit kan Nederlands of buitenlands recht zijn, afhankelijk van de omstandigheden. De regels hiervoor zijn vastgelegd in het Haags Alimentatie Protocol 2007 (Artikelen 3-8)​​.

Voor zowel de alimentatiegerechtigde als de alimentatieplichtige is het belangrijk te weten welk mogelijkheden er zijn voor de keuze van het toepasselijk recht. In enkele gevallen, zoals voor kinderbijdragen, bieden de regels weinig speelruimte, en zijn dwingend recht. Men kan daar niet van afwijken. In gevallen van partneralimentatie is dat anders. Zowel door een gezamenlijke keuze van partijen als door de keuze van één partij om de procedure bij de rechter in het ene dan wel het andere land aan te vangen kan de uitkomst van een procedure worden beïnvloed. Die keuzemogelijkheid is echter in sommige gevallen weer beperkt door de bescherming die bijvoorbeeld de alimentatiegerechtigde geniet. De regels hierover zijn complex en het is dus aan te bevelen om vooraf een degelijk advies in te winnen over de processtrategie. Die strategie kan dus zowel de aanvang van de procedure als het te voeren verweer – indien de procedure reeds is aangevangen – omvatten.

Conclusie

Ex-partners die te maken hebben met internationale alimentatiekwesties staan voor complexe juridische uitdagingen. Kennis van zowel nationale als internationale regelgeving, waaronder de Europese Alimentatieverordening en het Haags Alimentatie Protocol, is essentieel. Deze wetten en verdragen bieden een raamwerk voor de vaststelling, wijziging, en incasso van alimentatie over de grenzen heen. Bij problemen of onduidelijkheden is het raadzaam juridisch advies in te winnen bij advocaten.nl. U kunt daarvoor een email zenden aan info@advocaten.nl of bellen met 0900-advocaten.

Het Opeisen van Achterstallige Alimentatie: Uw Opties Uitgelegd

In dit artikel vindt u overzicht van de mogelijkheden om achterstallige alimentatie te vorderen. Het benadrukt de exclusieve bevoegdheid van het LBIO en gerechtsdeurwaarders in deze kwesties. Terwijl het LBIO een kosteloze, maar tragere optie biedt, kan een advocaat of gerechtsdeurwaarder sneller handelen, maar tegen hogere kosten. De verschillende methoden van incasso worden uitgelegd, waaronder loonbeslag, beslag onder opdrachtgevers, beslag op vermogen en bezittingen, en in extreme gevallen, gijzeling of faillissementsaanvraag. De rechten van de eiser met betrekking tot achterstallige alimentatie en de wettelijke indexatie worden ook besproken.

Wanneer uw voormalige partner weigert de (kinder-)alimentatie te voldoen, biedt het inschakelen van het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) of een gerechtsdeurwaarder uitkomst voor het innen van deze achterstallige betalingen. Uitsluitend deze twee instanties zijn gemachtigd om alimentatievorderingen te innen.

Over het algemeen is het inschakelen van een gerechtsdeurwaarder sneller, maar dit brengt hogere kosten met zich mee dan het LBIO, dat kosteloos werkt, maar doorgaans meer tijd nodig heeft om de alimentatievordering te innen.

Het LBIO begint doorgaans met het versturen van een vriendelijke herinneringsbrief, waarin uw ex-partner wordt verzocht binnen drie weken te betalen. Daarentegen, gerechtsdeurwaarders of advocaten starten met een persoonlijk bezoek aan uw ex-partner, waarbij zij formeel de achterstallige alimentatie eisen en binnen twee dagen betaling verlangen. Indien er geen betaling of betalingsregeling volgt binnen deze termijn, zal de deurwaarder overgaan tot beslaglegging op bijvoorbeeld het salaris, bankrekening of voertuigen van uw ex-partner. De kosten die hiermee gepaard gaan, worden deels aan u doorberekend.

Achterstallige alimentatie eisen: Uw rechten

Gerechtsdeurwaarders en advocaten hebben de bevoegdheid om tot vijf jaar terug alimentatie te vorderen, in tegenstelling tot het LBIO, dat beperkt is tot zes maanden. Het LBIO kan daarnaast geen hulp bieden bij het niet betalen van de wettelijke indexatie van uw alimentatie. Advocaten hebben daarentegen wel de bevoegdheid om ook deze indexatie, tot vijf jaar terug, te vorderen.

Indien uw achterstallige alimentatie ouder is dan vijf jaar, verandert deze vordering in een natuurlijke verbintenis. Hoewel u nog steeds recht heeft op deze bedragen, kunnen ze niet afgedwongen worden via een gerechtsdeurwaarder of het LBIO. U mag echter wel de achterstallige alimentatie verrekenen met eventuele toekomstige betalingen aan uw ex-partner, aangezien de verjaringstermijn voor verrekening pas na twintig jaar verloopt.

In geval van niet-betaling van (kinder-)alimentatie, zijn er diverse acties die een advocaat of gerechtsdeurwaarder kan ondernemen:

  1. Loonbeslag: Indien uw ex-partner in loondienst is, kan loonbeslag worden gelegd. Sinds 2021 ontvangt de schuldeiser altijd minstens 5% van het netto salaris, ongeacht de beslagvrije voet.
  2. Beslag onder Opdrachtgevers: Bij zelfstandige ex-partners kan er beslag worden gelegd onder hun opdrachtgevers. Dit vereist kennis van wie deze opdrachtgevers zijn.
  3. Beslag op Vermogen: Indien inkomens- of derdenbeslag niet succesvol is, kan de gerechtsdeurwaarder beslag leggen op de banktegoeden van uw ex-partner.
  4. Beslag op Bezittingen: Als beslag op inkomen of bankrekening geen resultaat oplevert, kan beslag gelegd worden op bezittingen zoals voertuigen of waardevolle spullen.
  5. Beslag op Woning: Als uw ex-partner een eigen woning heeft, kan daarop beslag worden gelegd, mits deze niet wordt gehuurd.
  6. Beslag onder de Belastingdienst: Beslaglegging op belastingteruggaven kan ook een optie zijn.
  7. Gijzeling: Bij achterstallige kinder- of partneralimentatie kan, als laatste redmiddel, gijzeling worden overwogen. Dit vereist echter gerechtelijke goedkeuring en is een kostbare procedure.
  8. Faillissementsaanvraag: Als laatste optie kan het faillissement van uw ex-partner worden aangevraagd, wat meerdere schulden vereist. Dit proces verloopt via een advocaat.

Voor meer informatie over incasso van achterstallige alimentatie, bezoek advocaten.nl advocaten.nl of bel 0900-advocaten.

De WIK brief en de Incassokosten

Dit artikel bespreekt de essentie van de Wet Incassokosten (WIK) in Nederland, gericht op de regulering van incassokosten bij vorderingen. Het benadrukt de vereisten voor een WIK-brief, inclusief de berekening van incassokosten en de wettelijke betalingstermijn.

De Wet incassokosten (WIK) is een Nederlandse wet die regels en richtlijnen bevat met betrekking tot de incassokosten die in rekening kunnen worden gebracht bij het innen van openstaande vorderingen. De WIK is van kracht sinds 1 juli 2012 en is bedoeld om de incassopraktijken te reguleren en consumenten te beschermen tegen buitensporige incassokosten. Hier zijn enkele belangrijke aspecten van de WIK en de eisen waaraan een brief moet voldoen die op basis daarvan is geformuleerd en verzonden:

  1. Toepassingsgebied:
    • De WIK is van toepassing op consumentenovereenkomsten en geldt niet voor zakelijke overeenkomsten.
  2. Aankondiging van incassokosten:
    • De schuldeiser moet de schuldenaar schriftelijk op de hoogte stellen van de incassokosten voordat deze kosten in rekening worden gebracht.
  3. Betalingstermijn:
    • De schuldenaar moet ten minste veertien dagen de tijd krijgen om de openstaande vordering te voldoen nadat hij op de hoogte is gesteld van de incassokosten.
  4. Incassokostenberekening:
    • De incassokosten moeten worden berekend op basis van een wettelijk vastgestelde staffel. Deze staffel is als volgt:
      • 15% over de eerste € 2.500 van de hoofdsom
      • 10% over de volgende € 2.500 van de hoofdsom
      • 5% over de daaropvolgende € 5.000 van de hoofdsom
      • 1% over de daaropvolgende € 190.000 van de hoofdsom
      • 0,5% over het meerdere van de hoofdsom met een maximum van € 6.775.
  5. Specificatie van incassokosten:
    • De brief moet duidelijk aangeven hoe de incassokosten zijn berekend, inclusief het exacte bedrag en de basis waarop ze zijn gebaseerd.
  6. Informatie over betaalmogelijkheden:
    • De brief moet de schuldenaar informeren over de mogelijkheden om de betaling te verrichten, inclusief de rekeninginformatie en eventuele referentienummers.
  7. Verwijzing naar wettelijke rente:
    • De brief moet ook vermelden dat de schuldenaar wettelijke rente verschuldigd is als de betaling niet tijdig wordt voldaan. De wettelijke rente wordt berekend volgens de wettelijke rentetarieven.
  8. Herroepingstermijn:
    • De schuldenaar heeft na ontvangst van de brief veertien dagen de tijd om de incassokosten te betwisten of de betaling te annuleren zonder verdere kosten.
  9. Juiste naam en contactgegevens:
    • De brief moet de juiste naam en contactgegevens van de schuldeiser bevatten, zodat de schuldenaar kan reageren of contact kan opnemen voor eventuele vragen.

Het niet naleven van de regels en vereisten van de WIK kan leiden tot het nietig verklaren van de incassokosten en mogelijk tot juridische consequenties voor de schuldeiser. Daarom is het van cruciaal belang om ervoor te zorgen dat de brief aan alle wettelijke eisen voldoet en dat de incassokosten correct worden berekend en gespecificeerd.

Een voorbeeld van een WIK brief vindt u hieronder:

[Uw Naam]
[Uw Adres]
[Uw Postcode en Plaats]
[Uw Telefoonnummer]
[Uw E-mailadres]
[Uw Datum]

Betreft: Aankondiging incassokosten conform de Wet incassokosten (WIK)

Geachte [Naam Schuldenaar],

Na meerdere schriftelijke herinneringen en aanmaningen betreffende de openstaande vordering, moeten wij helaas constateren dat het bedrag van € [Bedrag Schulden] nog altijd niet is voldaan.

Conform de Wet incassokosten (WIK) zijn wij verplicht om u op de hoogte te stellen van de incassokosten die zullen worden berekend indien de openstaande schuld niet binnen [Aantal dagen betalingstermijn] dagen na ontvangst van deze brief wordt voldaan. De WIK bepaalt dat de incassokosten als volgt worden berekend:

  • 15% over de eerste € 2.500 van de hoofdsom;
  • 10% over de volgende € 2.500 van de hoofdsom;
  • 5% over de daaropvolgende € 5.000 van de hoofdsom;
  • 1% over de daaropvolgende € 190.000 van de hoofdsom;
  • 0,5% over het meerdere van de hoofdsom met een maximum van € 6.775.

Bij niet-tijdige betaling zullen de incassokosten als volgt worden berekend: [Berekening incassokosten].

Wij geven u nog [Aantal dagen betalingstermijn] dagen de tijd om het openstaande bedrag te voldoen. Indien de betaling niet binnen deze termijn ontvangen is, zullen de incassokosten zoals hierboven vermeld in rekening worden gebracht.

Wij verzoeken u vriendelijk om de betaling te verrichten op rekeningnummer [Uw Bankrekeningnummer] ten name van [Uw Bedrijfsnaam], onder vermelding van [Referentienummer]. Indien u vragen heeft over deze brief of de openstaande vordering, kunt u contact met ons opnemen via [Uw Contactgegevens].

Met vriendelijke groet,

[Uw Handtekening (indien fysieke brief)]
[Uw Naam]
[Uw Functie]

De Wet Incassokosten (WIK) is een Nederlandse wet die in 2012 is ingevoerd om de hoogte van de incassokosten te reguleren. Deze wet is van toepassing op vorderingen waarbij de schuldenaar een natuurlijk persoon is, niet handelend in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Het doel van de WIK is om zowel schuldeisers als schuldenaren te beschermen tegen onredelijk hoge incassokosten.

Eisen aan een WIK-brief:

  1. Duidelijke Specificatie van de Vordering: De brief moet duidelijk de hoofdsom van de vordering specificeren.
  2. Kennisgeving van de Incassokosten: De brief moet aangeven dat incassokosten in rekening zullen worden gebracht als er niet binnen de gestelde termijn wordt betaald.
  3. Wettelijke Betalingstermijn: De schuldenaar moet een betalingstermijn van minimaal 14 dagen krijgen vanaf de dag na ontvangst van de WIK-brief.
  4. Geen Overlapping met Eerdere Aanmaningen: De WIK-brief moet de eerste stap zijn in het incassoproces, voordat er incassokosten in rekening worden gebracht.
  5. Berekening van Incassokosten: De incassokosten moeten worden berekend volgens de wettelijk vastgestelde staffel. Dit is een percentage van de hoofdsom met een minimum en maximum bedrag.

Voor meer informatie over dit onderwerp of assistentie, bezoek advocaten.nl advocaten.nl of bel 0900-advocaten.

Verjaring en Stuiting van de Verjaring

Hieronder vindt u meer informatie over verjaring en stuiting van rechtsvorderingen. Een rechtsvordering geeft het recht om bij de rechter nakoming van een verplichting te eisen. Verjaringstermijnen variëren, maar de meeste claims verjaren na 5 jaar. Stuiting van verjaring is mogelijk door juridische stappen te nemen of schriftelijke aanmaningen. Het is raadzaam om bij complexe zaken een advocaat te raadplegen.

Wat is een rechtsvordering?

In overeenstemming met het Burgerlijk Wetboek kunnen partijen rechtsvorderingen tegen elkaar indienen. Deze claims staan bekend als vorderingen. Degene die iets van de ander te vorderen heeft, bezit een juridische claim met betrekking tot die vordering. Het woord “recht” impliceert dat de eiser het recht heeft om een juridische procedure aan te spannen bij de burgerlijke rechter om zijn vordering af te dwingen, zoals bijvoorbeeld betaling van een geldsom of overdracht van een goed. Met het indienen van een juridische claim wordt dus bedoeld dat er een vordering wordt ingesteld bij de rechter.

Onafhankelijk van de prestatie

Een rechtsvordering is dus het recht om bij de bevoegde rechter te eisen dat de schuldenaar van de betreffende verplichting wordt veroordeeld tot uitvoering ervan. Op deze manier staat een juridische claim los van de daadwerkelijke uitvoering van de verplichting zelf: de verbintenis om de prestatie te verrichten, staat los van het recht om die prestatie via juridische middelen af te dwingen.

Zolang een schuldeiser het recht heeft om juridische nakoming van zijn verbintenis te eisen, betekent dit ook dat de schuldenaar rekening moet houden met de mogelijkheid dat zo’n eis tegen hem wordt ingediend. Deze schuldenaar moet uiteraard in staat zijn om zich te verweren. Het verstrijken van de tijd maakt het vaak moeilijker om een verweer te voeren.

Als een schuldenaar zich bijvoorbeeld wil verweren tegen een vordering op basis van een schriftelijke leningsovereenkomst door te beweren dat de schuld ooit is afgelost of dat hij al heeft betaald, rust de bewijslast van dat verweer op de schuldenaar. Dit betekent dat de schuldenaar bewijs moet kunnen leveren.

Schriftelijk bewijs is essentieel

Wanneer bewijs moet worden geleverd aan de hand van schriftelijke documenten, betekent dit dat de schuldenaar, zolang de schuldeiser de betreffende claim kan indienen, toegang moet hebben tot dat bewijs om het later te kunnen overleggen. Als hij het bewijs niet meer heeft, komt dit in principe voor zijn eigen risico. Veel bewijsstukken, zoals administratie, e-mails en brieven, worden na verloop van tijd gearchiveerd of raken in de vergetelheid.

Dit geldt ook voor getuigenverklaringen met betrekking tot mondelinge afspraken. Als een getuige door verloop van tijd zich bepaalde gebeurtenissen niet meer herinnert of bijvoorbeeld is overleden, komt dit in beginsel voor rekening van de schuldenaar die het bevrijdende bewijs moet leveren. Hoe langer een schuldeiser dus de mogelijkheid heeft om een claim in te dienen, hoe minder rechtszekerheid ermee gemoeid is. Om deze reden zijn verjaringstermijnen voor juridische claims van toepassing.

Gevolgen van verjaring

Na het verstrijken van een verjaringstermijn kan de rechtsvordering niet meer via een juridische procedure worden afgedwongen; er blijft echter wel een natuurlijke verbintenis bestaan. Een natuurlijke verbintenis kan in principe nog steeds worden verrekend.

Welke verjaringstermijnen zijn van toepassing?

Er geldt een algemene verjaringstermijn van 20 jaar, tenzij de wet een andere verjaringstermijn voorschrijft. In de meeste gevallen verloopt een juridische claim echter na 5 jaar of zelfs sneller. Wanneer deze termijn begint te lopen, hangt af van de aard van de juridische claim. De belangrijkste verjaringstermijnen worden hieronder besproken.

• Verjaringstermijn van 5 jaar bij claims tot nakoming van een verbintenis. Een rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis uit een overeenkomst, zoals een geldleningsovereenkomst, verjaart 5 jaar nadat de vordering opeisbaar is geworden. Ook rechtsvorderingen tot levering van een reeds betaald goed dat nog niet is geleverd, verjaren na 5 jaar (artikel 3:307 lid 1 BW). Rechtsvorderingen tot betaling van rente op geldsommen, lijfrenten, dividenden, huren en alles wat binnen een jaar of op kortere termijn moet worden betaald, verjaren 5 jaar na de datum van opeisbaarheid (artikel 3:308 BW).

• rechtsvordering voor schadevergoeding of boete.
Een claim voor schadevergoeding of betaling van een overeengekomen boete verjaart 5 jaar na de dag waarop de benadeelde bekend is geworden met de schade of de opeisbaarheid van de boete, en in ieder geval na 20 jaar (artikel 3:310 lid 1 BW). Omdat dit moment dus lang kan duren, bepaalt de wet dat de claim in ieder geval verjaart na 20 jaar na opeisbaarheid, met enkele uitzonderingen zoals milieuschade, zedendelicten en letselschade of overlijden.

• Afwijkende verjaringstermijnen: bijvoorbeeld in het arbeidsrecht, belastingrecht en consumentenrecht. Er gelden verschillende specifieke verjaringstermijnen, zoals in het arbeidsrecht, belastingrecht en consumentenrecht. Zo verjaart een rechtsvordering tot betaling van de koopprijs bij consumentenkoop al na 2 jaar (artikel 7:28 BW).

De verjaring van een vonnis

De bevoegdheid om een vonnis ten uitvoer te leggen, verjaart 20 jaar na de datum van de uitspraak. De verjaringstermijn bedraagt echter 5 jaar voor hetgeen volgens het vonnis binnen een jaar of op kortere termijn moet worden betaald, zoals rente. Renten die jaarlijks of sneller verschuldigd zijn volgens een vonnis, verjaren na 5 jaar, tenzij tijdig gestuit.

Verjaring van een notariële akte

De in een notariële akte vastgelegde claim kan worden uitgevoerd zonder tussenkomst van een rechter, mits de claim duidelijk is vastgelegd in een executoriale vorm van de akte (de grosse). Deze claim kan echter nog steeds verjaren; in principe verjaart de claim 5 jaar na de datum waarop deze opeisbaar is geworden. De bevoegdheid om een notariële akte waarin de claim is vastgelegd ten uitvoer te leggen, verjaart dus niet na 20 jaar, maar na 5 jaar.

“Stuiting van verjaring” is een juridische term uit het Nederlandse recht die verwijst naar het proces waarbij de verjaringstermijn van een vordering wordt onderbroken of gepauzeerd. Verjaring is het proces waarbij na verloop van een bepaalde termijn een rechtsvordering niet meer afdwingbaar is. Met andere woorden, na een bepaalde periode kan iemand zijn recht om een vordering in te stellen verliezen omdat de claim ‘verjaard’ is.

Hoe werkt stuiting?

  1. Doel: Het doel van stuiting is om te voorkomen dat een vordering verjaart.
  2. Handelingen: Stuiting kan plaatsvinden door verschillende handelingen, zoals:
    • Een schriftelijke mededeling waarin de schuldeiser ondubbelzinnig zijn recht op nakoming van de vordering behoudt.
    • Het starten van een gerechtelijke procedure of het aanvragen van een arbitrage.
    • Andere wettelijk vastgelegde handelingen die als stuitend worden beschouwd.
  3. Effect: Door stuiting begint een nieuwe verjaringstermijn te lopen vanaf het moment van de stuitingshandeling. Deze termijn is vaak gelijk aan de oorspronkelijke verjaringstermijn, maar met een maximum van vijf jaar.

Belang in de Praktijk

  • Juridische Zekerheid: Stuiting zorgt voor juridische zekerheid. Het stelt schuldeisers in staat hun rechten te behouden en voorkomt dat schuldenaars na lange tijd nog met oude vorderingen worden geconfronteerd.
  • Verantwoordelijkheid van de Schuldeiser: Het is de verantwoordelijkheid van de schuldeiser om de verjaring te stuiten. Dit vereist een actieve houding en bewustzijn van relevante termijnen.

Wettelijke Basis

In het Nederlandse recht wordt stuiting van verjaring geregeld in het Burgerlijk Wetboek, met name in Boek 3, Titel 11, Afdeling 1. Hierin worden de verschillende manieren waarop verjaring kan worden gestuit, evenals de gevolgen van stuiting, uitgebreid beschreven.

Samenvattend is stuiting van verjaring een cruciaal concept in het Nederlandse recht dat helpt bij het behoud van rechtsvorderingen en het bieden van juridische zekerheid door het onderbreken van de verjaringstermijn.
Stuiting van verjaring

Verjaringstermijnen kunnen (in de meeste gevallen) worden gestuit. Het onderbreken van een lopende verjaring wordt stuiting genoemd. Stuiting kan plaatsvinden door een juridische actie (het indienen van een dagvaarding of verzoekschrift), door een schriftelijke aanmaning of mededeling, of door erkenning door de schuldenaar.

De vereiste wijze van stuiting kan variëren afhankelijk van de aard van de rechtsvordering die moet worden gestuit. Bij rechtsvorderingen die geen betrekking hebben op nakoming van een overeenkomst of schadevergoeding, moet een stuiting door middel van een aanmaning of schriftelijke mededeling binnen 6 maanden worden gevolgd door het starten van een juridische procedure. Anders verjaart de rechtsvordering alsnog. Stuiting van een claim voor nakoming of schadevergoeding kan in principe leiden tot het starten van een nieuwe verjaringstermijn (met een maximum van 20 jaar).

In de meeste gevallen kan een rechtsvordering worden gestuit door de schuldeiser aan te manen om te betalen of op andere wijze aan de overeenkomst te voldoen. De aanmaning moet schriftelijk gebeuren, en de schuldeiser moet duidelijk zijn recht op nakoming van de betreffende verplichting voorbehouden. Zoals eerder genoemd, kan soms alleen een juridische verklaring de verjaring van een rechtsvordering onderbreken of moet kort na schriftelijke stuiting een juridische procedure worden gestart. Het is daarom raadzaam om bij deze complexe kwesties een advocaat te raadplegen.

Wilt u meer weten over dit onderwerp, stel een vraag aan advocaten.nl of bel met 0900-advocaten.

Hoe Lang Is Een Executoriale Titel Geldig?

Hoe lang is een vonnis geldig, en hoe lang kan een proces-verbaal akte ten uitvoer worden gelegd? En hoe voorkom ik de verjaring van een vordering? Lees hier meer.

Een titel is een gerechtelijk grondslag waar in een bepaalde vordering of rechtstoestand is gevat. Een executoriale titel is wat het woord al zegt; men kan er mee ingrijpen in rechten en eigendommen van anderen. Dat ingrijpen is bij de wet voorbehouden aan de gerechtsdeurwaarder. Met  een executoriale titel kan een deurwaarder goederen in beslag nemen en rekeningen bevriezen en goederen en geld overdragen aan de houder  van deze titel, zodat de eigendom of de vordering definitief veranderd. Dit is de ultieme bevoegdheid in een rechtsstaat, waarmee bepaalde rechten en plichten kunnen worden afgedwongen, teneinde de feitelijke toestand in overeenstemming met de rechtstoestand te krijgen.

Alleen een deurwaarder kan dat, en de wet bepaalt in artikel 430 Rv wat onder een titel met executoriale  kracht wordt verstaan: Dit zijn

  • uitspraken van de Nederlandse rechter;
  • in Nederland verleden authentieke akten, zoals een notariële akten of een dwangbevel van een belastinginspecteur;
  • andere titels die de wet aanwijst, zoals een proces-verbaal van een regeling die voor een rechter is opgemaakt of een arbitrale vonnis mits voorzien van een verlof voor executie.

De meest voorkomende titel is natuurlijk de notariële akte, bijvoorbeeld die van een geldlening, zoals een hypotheekakte.

Termijnen

Titels hebben geen onbeperkte gelding. Zodra een bepaalde termijn is verstreken kan de titel nog wel bestaan, maar niet meer ten uitvoer worden gelegd. Voor meer over verjaringstermijnen in het algemeen leest u meer in dit artikel. Om verrassingen te voorkomen, en tijdig maatregelen te nemen om verjaring van een vordering te voorkomen, is het van belang om de in de wet gehanteerde verschillende verjaringstermijnen te kennen in.

De rechterlijke uitspraak

Een rechterlijke uitspraak kan gedurende twintig jaar ten uitvoer worden gelegd. Laat men 20 jaar verstrijken zonder de titel te gebruiken waarvoor het is bedoeld, dan kan de deurwaarder deze niet meer executeren: Artikel 3:324 lid 1 BW. Dit geldt voor de hoofdvordering die in een uitspraak is genoemd.
In veel uitspraken staan ook (neven)vorderingen die samenhangen met de hoofdvordering, bijvoorbeeld de wettelijke rente, die loopt over de hoofdvordering, zolang deze niet is betaald. De wet bepaalt dat deze rente is onderhevig is aan een verjaringstermijn vijf jaar, teneinde te voorkomen dat de vordering tot onredelijke hoogte onredelijk oploopt. Een zeer kleine vordering zou na 30 jaar rente immers een enorme vordering kunnen worden, hetgeen maatschappelijk als ongewenst wordt beschouwd.

Een ander voorbeeld van zo`n neven veroordeling is de dwangsom, die wordt verbeurd indien de veroordeelde niet voldoet aan het vonnis. Een dwangsom heeft een verjaringstermijn van zes maanden, wederom om te voorkomen dat iemand bij niet naleving van een veroordeling in een vonnis na vele jaren nog kan worden geconfronteerd met een financiële strop, die eigenlijk alleen was bedoeld om de veroordeelde te prikkelen om “direct”de veroordeling na te leven. (artikel 611g Rv).

Vordert degene, die het vonnis kan afdwingen, die naleving niet, dan is klaarblijkelijk het belang om aan het vonnis te voldoen niet zo groot. Een dwangsom is immers niet bedoelt als extra straf die ten voordele van de andere partij dient te leiden.

Een overeenkomst in een proces-verbaal

Soms zijn partijen in een procedure verwikkeld, maar vraagt de rechter aan partijen of zij niet bereid zijn hun geschil bij te leggen, dat wil zeggen dat partijen hierover samen een schikking treffen, waarbij beide partijen meestal water bij de wijn doen.

Er zijn enkele voordelen aan een schikking: partijen nemen hun lot in eigen handen, en de rechter doet geen eenzijdige uitspraak over het geschil. Een gerechtelijke uitspraak kan immers in veel gevallen voor één partij zeer nadelig uitvallen, en soms is het van te voren niet te voorspellen naar welke kant het kwartje valt. Het bespaart bovendien kosten van de verdere procedure, omdat deze bij een schikking meteen teneinde komt. Hoger beroep is uitgesloten. En bovendien worden er ook meestal afspraken gemaakt over de wijze waarop de schikking wordt uitgevoerd. Dat hoeft dus niet via een deurwaarder die de titel “executeert”, maar gaat geheel vrijwillig. Ook dat bespaart kosten, frustratie en vertraging

Zo`n schikking kan natuurlijk in een vonnis worden opgemaakt, en dat geldt hetgeen hierboven staat over de executie van gerechtelijke uitspraken. Maar in veel gevallen gebeurt dat in de vorm van een zogenaamd “proces-verbaal”, ten overstaan van een rechter in een rechtszitting. Dit proces-verbaal wordt dan weliswaar in executoriale vorm opgemaakt, (bovenaan staat “In Naam Der Koning”) en kan door een deurwaarder ten uitvoer worden gelegd, maar is toch wezenlijk anders dan een vonnis. Een proces-verbaal bevat immer een partijovereenkomst, terwijl een vonnis een eenzijdige uitspraak van een rechter bevat.

Omdat artikel 3:324 BW een 20 jarige termijn stelt, waarna de executiebevoegdheid eindigt, is de vraag voorgelegd of die termijn ook geldt voor dergelijke partijovereenkomsten, die in een proces verbaal ten overstaan van een rechter zijn vastgelegd. Met andere woorden, kan zo`n afspraak gewoon 20 jaar gelden tussen partijen, en ook door een deurwaarder worden afgedwongen.

De Hoge Raad heeft in een arrest 27-11-2015 (ECLI:NL:HR:2015:3423) hierover een uitspraak gedaan die alle deurwaarders dienen te volgen.  De Hoge Raad overweegt dat het overwegende karakter van een dergelijk proces-verbaal toch niet meer is dan een vorderingsrecht van één partij jegens de ander, en dat daarom de gewone verjaringstermijn van 5 jaar van toepassing is, zoals voor alle gewone vorderingen bedoeld in artikel 3:307 lid 1 BW.

Vonnis of proces-verbaal

Het is dus aan te bevelen om in een procedure, waar partijen een schikking overwegen, toch nog eens goed na te denken over de uitvoerbaarheid aan het einde van het traject, zeker indien er bij voorbaat twijfel is over de nakoming van een regeling. Is er twijfel dan kan het geen kwaad om de rechter en de wederpartij te bewegen om in plaats van een proces-verbaal te maken, een vonnis te wijzen waarbij partijen eerst over en weer hun eis of verweer wijzigen, en gezamenlijk daarover een uitspraak te vragen ( waarvan de uitkomst tevoren met de rechter is besproken en dan eigenlijk al vaststaat). Een vonnis kan immers 20 jaar ten uitvoer worden gelegd, een proces-verbaal maar 5 jaren.

Dit laatste geldt vanzelfsprekend ook voor de andere zeer belangrijke titel, de notariële akte die in executoriale vorm is opgemaakt. In een notariële akte kan bijvoorbeeld een geldlening worden gevat, maar ook hier geldt dat het karakter een gewone rechtsvordering is, waarvoor de korte verjaringstermijn van 5 jaar geldt .

De verjaring is overigens een termijn die met in beginsel tot het oneindige kan voorkomen, door de zogenaamde stuiting. Meer over deze stuiting leest u in een volgend artikel.

Wilt u meer weten over de tenuitvoerlegging van een vonnissen, een proces verbaal of een notariële akte, bel dan 0900-advocaten of stuur een email aan advocaten.nl

Betalingsuitstel In De Coronacrisis

De “tijdelijke wet betalingsuitstel” biedt ondernemers een kans om lastige schuldeisers nog even buiten de deur te houden totdat de coronacrisis is bezworen.

De Tijdelijke Betalingsuitstelwet (Tijdelijke wet COVID-19 SZW en JenV) is in november 2020 ingevoerd voor ondernemers die door Covid-19 betalingsproblemen hebben. De tijdelijke wet duurt nog tot 1 juni 2021.

Met deze tijdelijke wet kan de rechter een maatregel nemen, waarvan de belangrijkste is dat de behandeling van een faillissementsaanvraag wordt uitgesteld. Maar ook andere maatregelen zijn mogelijk, zoals beëindiging van een beslaglegging of inbeslagname, uitoefenen van een pandrecht of een gebod tot het voortgaan met de leverantie van goederen of diensten. Het doel van de wet is eigenlijk om de situatie die is ontstaan door maatregelen van de overheid te “bevriezen”, tot het moment dat deze maatregelen weer worden opgeheven. In de tussenliggende periode kan de ondernemer doorgaan en trachten een regeling te treffen met de schuldeisers.

Door de coronamaatregelen van de overheid komen bedrijven in nood door verlies van klanten en opdrachten. De Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkbehoud (NOW), de aanvullende inkomensgarantie voor zelfstandigen (TOZO), en diverse belastinguitstel-mogelijkheden van de Belastingdienst bieden enige compensatie en mitigatie van de financiële problemen.
Ook andere sectoren houden rekening met de situatie: banken houden minder strikte regels aan, rechtbanken zijn kritisch bij faillissementsverzoeken en er is een sterk drang bij verhuurders om begrip te hebben met huurachterstanden.

Een incassomaatregel of een faillissementsaanvraag is toch nog te verwachten. Niet in alle gevallen is duidelijk wat de oorzaak is van de achterstand. Bovendien gebeurt het vaak dat een ondernemer besluit selectief betalingen te gaan doen: hij betaald al zijn vaste leveranciers, maar laat huurbetaling en BTW afdracht achterwege. Dit lokt natuurlijk problemen uit. In veel gevallen wordt toch gekozen voor een faillissementsaanvraag of een ander maatregel ter incasso van schulden. De Tijdelijke Betalingsuitstelwet geeft de rechter een instrument om extra kritisch de oorzaak van de betalingsachterstand te beoordelen. Is deze tijdelijk, en houdt deze verband met de overheidsmaatregelen in verband met de coronacrisis, dan kan de rechter zal het ware een moratorium van maximaal een half jaar inroepen, een soort afkoelperiode. Deze periode geldt voor initieel 2 maanden en kan nog 2 keer voor 2 maanden worden.

De werking van de wet is tijdelijk, maar ook beperkt. Het is geen algemene maatregel die de ondernemer durende een half jaar beschermd tegen alle faillissementsaanvragen en beslagen. Het geldt dus alleen voor degene die het faillissement heeft aangevraagd.
Voor dat laatste is een ander wet ingevoerd per 1 januari 2021: de de Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA).

Voor het betalingsuitstel gelden de volgende voorwaarden:

  • Het gaat om een tijdelijke betalingsonmacht,
  • die is ontstaan door vanwege de overheid opgelegde coronamaatregelen vanaf 16 maart 2020
  • terwijl voordien geen betalingsonmacht bestond, noch deze viel te verwachten
  • het omzetverlies tenminste 20 procent bedraagt na 16 maart 2020
  • de onderneming na de uitstelperiode weer voldoende inkomen zal generen
  • en de faillissementsaanvrager niet zelf in betalingsonmacht komt te verkeren (het domino-effect)

Een ander belangrijkste vereiste is dat, na in verkregen betalingsuitstel, de nieuwe leveranties, diensten, huur etc. wel gewoon dienen te worden betaald. De schulden mogen dus in de afkoelingsperiode niet oplopen. Het gaat dus in alle gevallen om achterstallige betalingen. Een voordeel van de maatregel is echter wel dat een leverancier niet meer kan weigeren om te leveren, of een pandhouder niet meer kan overgaan tot het in beslag nemen van de verpande zaken.

Zoals gezegd is er een neiging om schulden selectief te gaan betalen, zoals BTW afdracht. Voor belastingschulden geldt dat de Fiscus een eigen pakket aan betalingsuitstelmogelijkheden heeft voor ondernemers. Om die reden kan voor belastingschulden niet via de wet tijdelijke wet uitstel worden gevraagd.

De werkingsduur en de reikwijdte van de Tijdelijke Betalingsuitstelwet (Tijdelijke wet COVID-19 SZW en JenV is beperkt. Voor meer structurele problemen is een andere wet ingevoerd per 1 januari 2021. De Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA) is niet ingevoerd met het ook op de coronacrisis, maar komt wel op het juiste moment. Deze wet biedt ondernemers de kans definitief van een zware schuldenlast of onrendabele bedrijfsstructuur af te komen, door medewerking van alle schuldeiseres, en desnoods aandeelhouders, af te dwingen.

Lees hier meer over de Wet Homologatie Onderhands Akkoord (WHOA)

Uitstel van betaling van huur in de Corona-crisis

Huurder noch verhuurder heeft de Corona-crisis kunnen voorzien, zodat een wijziging in de huurovereenkomst kan worden voorgesteld met een beroep op de beperkende of de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid.

Door het Coronavirus dalen de omzetten van winkeliers ineens sterk en mogelijk voor langere tijd. Het is dus voorzienbaar dat veel huurders problemen krijgen huur te blijven betalen.Welke mogelijkheden hebben zij, huurverlaging, beëindiging exploitatie, of ontbinding?

Overleg

Brancheorganisatie van retailers in de non-food willen thans overleg voeren met verhuurders als institutionele beleggers en brancheorganisaties van verhuurders om een uitstel van betaling en het inhalen van de daarna ontstane huurachterstand.
De meeste huurovereenkomsten voorzien immers niet in de mogelijkheid tot vermindering of beëindiging van een huurverplichting in geval van een dergelijke calamiteit. Komt er geen regeling dan zou een huurder surseance van betaling of faillissement kunnen verzoeken, maar dit is ook voor de verhuurder ongunstig in verband met leegstand.

Het is dus te verwachten dat beide partijen, huurder en verhuurders, gezamenlijk offers moeten brengen om het doemscenario, incasso, verzuimboetes, dwangsommen, ontruimingsdreiging, leegstand en faillissement te voorkomen. Een tijdelijke huurverlaging is een mogelijkheid. Een geldverstrekker zoals de hypotheekbank zal echter ook moeten worden betaald.

Betalingsverplichting en overmacht

Een overeenkomst strekt een ieder tot wet, en dus zal een huurder verplicht zijn de huur te blijven betalen. De huurder zou misschien een beroep kunnen doen op overmacht. In de huurovereenkomst is in enkele gevallen afgesproken wanneer er sprake is van overmacht, of welke situatie nu juist wel of geen overmacht is. In dat laatste geval is dus afgesproken dat in bepaalde situatie het risico bij een partij ligt, ongeacht of dit is voorzien of dat er enige schuld of verwijtbaarheid is. In de meeste gevallen is het risico van bepaalde omstandigheden bij de huurder. Is er niets afgesproken, dan geldt de wet. Wordt de huurder aangesproken tot betaling, dan kan de huurder een beroep op overmacht doen.

Evenmin huurder, kan ook de verhuurder niet de verantwoordelijkheid dragen voor het Corona-virus, en de maatregelen worden genomen die leiden tot sluiting van winkels of tot een veel lagere omzet.

Exploitatieplicht

Naast de verplichting de huur te betalen is er een exploitatieplicht. Indien de overheid een maatregel neemt tot een verplichte sluiting van de winkel kan ertoe leiden dat een huurder de winkel niet kan openhouden.
Hoewel in de meeste huurovereenkomsten ook een een plicht tot exploitatie is opgenomen is maar de vraag of de huurder aan deze plicht moet voldoen. Van een goed verhuurder en verhuurder zal een beroep op redelijkheid en billijkheid jegens elkaar een rol gaan spelen. Onder de huidige omstandigheden zal vermoedelijk als onredelijk worden aanvaard indien een huurder wordt aangesproken door de verhuurder tot voortzetting van de exploiteren.

Onvoorziene omstandigheden

Beide partijen kunnen op grond va de wet tevens een beroep doet op onvoorziene omstandigheden, en die kan leiden tot gehele of partiële ontbinding van de huurovereenkomst of een aanpassing van een huurovereenkomst. Geen van de partijen zal de huidige situatie hebben kunnen voorzien, zodat een wijziging in de huurovereenkomst kan worden voorgesteld met een beroep op de beperkende of de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid.

Overleg

Gezien de onduidelijke situatie is het aan te raden zo snel mogelijk contact op te nemen met de wederpartij en duidelijke afspraken te maken over (tijdelijke) huurvermindering uitstel van huurbetaling, exploitatieplicht, vervanging van huurder of (tijdelijke) wijziging van de exploitatie en het inlopen van de huurachterstand. Een verhuurder doet er ook verstandig aan om in die omstandigheden ook enige zekerheid te bedingen, en zelf ook aan zijn hypotheeknemer te melden welke maatregelen worden genomen om leegstand te voorkomen.

Wilt u als huurder of verhuurder meer informatie over de mogelijkheden in uw geval bel dan met 0900-advocaten of zend een email aan info@advocaten.nl. U kunt ook het formulier invullen op de website voor een uitgebreidere vraagstelling

Het Europese betalingsbevel, werkt dat wel?

Het Europese betalingsbevel; de schuldeiser hoeft geen rechtszaak te starten om een vonnis krijgt tegen een buitenlandse handelspartner. Enkele beperkingen en nadelen worden hier besproken.

Sinds 2008 geld binnen de Europese Unie de regeling voor snelle incasso van niet betwiste schuldvorderingen. Hiermee wordt het in vorderen van niet- betwiste geldvorderingen in het buitenland eenvoudiger en goedkoper.

Sinds de oprichting van de Europese Unie is de internationale handel binnen de EU enorm toegenomen. Het doel was uiteindelijk. Het beslechten van geschillen in grensoverschrijdende zaken met betrekking tot niet betwiste vorderingen te vereenvoudigen.

Dit is een belangrijk instrument in het bewerkstelligen van vrij verkeer tussen de lidstaten. Het is dus een aanvullend en facultatief instrument voor de crediteuren die met handelspartners in het buitenland binnen de Europese Unie handel drijven. Dit maakt een regeling om voor internationale vorderingen een snelle en goedkope procedure tot stand te brengen noodzakelijk.

Schuldeisers kunnen hun vordering op een handelspartner in het buitenland tegenwoordig op twee manieren incasseren. Dit kan via een procedure in het land van de debiteur of in het land van de crediteur. Deze laatste is dus de Europese betalingsbevelprocedure.

De regeling geldt alleen voor niet betwiste geldvordering. Het systeem werkt middels formulier dat In elke taal van de Europese Unie beschikbaar is.

De schuldeiser hoeft alleen maar dit formulier in te vullen en met de bewijsstukken naar de rechtbank van zijn woonplaats te zenden. Die rechtbank stuurt vervolgens het Europees betalingsbevel naar de debiteur. Voor Nederland is men alleen bij de Rechtbank Den Haag bevoegd deze procedure te volgen.

Reageert die debiteur niet binnen 30 dagen? Dan Krijgt het betalingsbevel van de rechter rechtskracht van een vonnis dat in alle landen Europese Unie kan worden geëxecuteerd door een deurwaarder. Voor de executie gelden overigens de gewone Europese executieregels.

De voordelen van de Europese betalingsbevelprocedure zijn duidelijk; de schuldeiser hoeft geen rechtszaak te starten terwijl hij toch een vonnis krijgt dat in dat buitenland ten uitvoer kan worden gelegd door een deurwaarder. Hiermee worden de kosten en de risico’s geminimaliseerd. De schuldeiser kan er bovendien voor kiezen slechts een deel van de vordering via een Europees betalingsbevel te vorderen, het resterende deel via een gewone procedure.

In de praktijk loopt de crediteur echter tegen enkele problemen aan.

Er zijn belangrijke beperkingen met betrekking tot deze procedure te noemen die het uiteindelijk niet aantrekkelijk maken voor de crediteur.

Een belangrijke beperking is dat de procedure alleen bedoeld is voor niet betwiste geldvorderingen. Of de vordering wordt betwist is echter onduidelijk tot het moment dat de schuldenaar reageert of de termijn daarvoor is verlopen. Het komt echter zelden voor dat een debiteur die zijn schulden onbetaald laat uiteindelijk de vordering niet betwist, indien de mogelijkheid van die betwisting eenvoudig is. De redenen van betwisting zijn achteraf eenvoudig te verzinnen, ook al zijn deze niet werkelijk bestaand. Indien ook de bevoegdheid van de rechter wordt betwist is het gevolg dat de procedure alsnog moet worden gevoerd in het land van de debiteur. Daar schiet de crediteur dus weinig mee op.

Bovendien is het formulier ingewikkeld en dient deze te worden vertaald. Ook gelden voor veel landen binnen de Europese Unie afwijkende regels zodat er feitelijk geen uniformen procedure is ontstaan.

In sommige landen is bovendien de bekendheid met het Europese betalingsbevel niet groot. Dat wil zeggen dat rechtbanken niet goed bekend zijn met de procedure.

En zelfs indien bijbetaling bevel wordt afgegeven is er nog het probleem van de executie in het buitenland. Daarvoor zal de crediteur dus alsnog een deurwaarder of advocaat in het land van de debiteur moeten inschakelen.

In veel landen binnen de Europese Unie werken de rechtbanken bovendien trager dan in andere landen, hetgeen voor een frustrerend lange doorlooptijd kan zorgen. Het voordeel van de snelle incassoprocedure valt dan geheel weg.

Veel ondernemers die onbetaalde vorderingen hebben doen er dan ook nog steeds verstandig aan om gewoon in het land van de debiteur zelf te starten en daarvoor ter plaatse een advocaat te vinden.

Hebt u onbetaalde vorderingen op handelspartners in een EU- land buiten Nederland, neem dan contact op met 0900-advocaten of stuur een e-mail aan info@advocaten.nl of vul een incasso-opdrachtformulier in op de website van advocaten.nl.

Onderhandse verkoop bij executieveiling

Een beslaglegger op een woning is die voorziet dat hij achter het net vist indien een executieveiling plaatsvindt, en alleen de hypotheekbank haar lening ziet ingelost, heeft belang bij een hoger opbrengst. De wet gaat altijd uit van het principe van maximalisatie van de opbrengst. Die beslaglegger kan aan de voorzieningenrechter onderhandse verkoop vragen, teneinde een hogere opbrengst te verkrijgen.


Indien een eigenaar van een woning in gebreke is met betaling van aflossing of rente kan een hypotheekhouder de executie van de woning ter hand nemen. Deze heeft het zogenaamde recht van parate executie.

De executieveiling staat sinds vele jaren bloot aan kritiek. Statistisch berekend is de opbrengst op een veiling lager dan de opbrengst bij een onderhandse verkoop. Dit betekend dat met een lagere opbrengst gerekend moet worden, dan wanneer de woning via een makelaar regulier op de woningmarkt zou worden aangeboden. De reden daarvoor wordt vaak gezocht in de ondoorzichtige markt. Vaak is de executieveiling een onderonsje tussen regionale opkopers die elkaar vaker tegenkomen.

Een hypothecaire verkoop leidt echter niet altijd tot een executieveiling ex art. 3:268 lid 1 BW. Er is immers tot aan de dag van executie nog de mogelijkheid voor een onderhandse verkoop van de onroerende zaak.
Uitsluitend de hypotheekhouder en de hypotheekgever, en sinds enkele jaren ook een schuldeiser die executoriaal beslag heeft gelegd op de woning, kunnen een bij de voorzieningenrechter een verzoek indienen tot onderhandse verkoop.

Het verzoek daartoe moet binnen één week vóór de voor de verkoop bepaalde dag worden ingediend. Bij dat verzoek moet de een overeenkomst tot verkoop ter goedkeuring wordt voorgelegd. Die onderhandse verkoop gaat volgens de regels van de wet, en daar wordt strikt de hand aan gehouden. Het verzoekschrift moet bevatten:
• een lijst van de in de wet uitdrukkelijk genoemde belanghebbenden, te weten:
o de hypotheeknemer-geldverstrekker,
o de schuldenaar, en
o de beperkt gerechtigden en beslagleggers (art. 544 lid 1 Rv).
• de koopovereenkomst;
• een kopie van de biedingen bij de notaris

Alle hier genoemde belanghebbende krijgen hierover bericht en kunnen hun mening hierover laten horen bij de voorzieningenrechter.
Door het verzoek wordt de openbare direct opgeschort. Indien het verzoek wordt afgewezen, bepaalt de rechter de datum waarop alsnog de openbare verkoop plaatsvindt.

De rechter kan het verzoek ook toewijzen zoals het is verzocht, maar hij kan ook bepalen dat de verkoop zal gebeuren op andere wijze, indien een van de bovengenoemde belanghebbenden alsnog (hypotheekgever, hypotheekhouder, beslaglegger of beperkt gerechtigde) voor de afloop van de behandeling van het verzoek aan de voorzieningenrechter een gunstiger aanbod voorlegt.

Welke belangen daarbij spelen kan eenvoudig worden beschouwd indien er een schuldeiser is die voorziet dat hij achter het net vist indien een executie plaatsvindt voor een lage opbrengst, die alleen de hypotheeklening dekt, of de schuldenaar die voorziet dat hij na executie met een behoorlijke restschuld blijft zitten. Die schuldeiser heeft dus belang bij een hoger opbrengst. De wet ook altijd uit van het principe van maximalisatie van de opbrengst.

Overigens is een dergelijk verzoek, hoe goed ook gemotiveerd, geen garantie van een onderhandse verkoop. De voorzieningenrechter verleent geen verlof als moet duidelijk wordt dat een veiling méér zal opbrengen dan de onderhandse verkoop. Indien voor het einde van de de behandeling van het verzoek een beter bod op tafel komt mag de rechter concluderen dat kennelijk de maximum prijs nog niet is gehaald. In zo´n geval kan niet worden uitgesloten dat bij een openbare veiling een hogere opbrengst kan worden behaald.

Meer informatie over executie en een verzoek tot onderhandse verkoop kunt u vinden op onze website. Voor direct vragen of rechtsbijstand kunt u bellen met 0900 advocaten of een email zenden aan info@advocaten.nl ,

Algemene Verordening Gegevensbescherming

De AVG dient ter bescherming van een persoon tegen onnodige opslag en verstrekking van zijn persoonsgegevens door derden, waaronder medische gegevens.

Crediteur moet bij schikking zijn positie kunnen bepalen, privacybelang debiteur is niet absoluut

De Europese Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) is sinds 25 mei 2018 van toepassing. Deze inwerkingtreding heeft terecht veel aandacht gekregen. De AVG dient ter bescherming van een persoon tegen onnodige opslag en verstrekking van zijn persoonsgegevens door derden, waaronder medische gegevens.

Uitzonderingen op de regel
Bij dergelijke bijzondere persoonsgegevens geldt in beginsel een verwerkingsverbod, met een aantal uitzonderingen. Bijvoorbeeld indien de betrokkene uitdrukkelijke toestemming heeft gegeven voor de verwerking van die persoonsgegevens voor een of meer doeleinden. Of ook als de verwerking betrekking heeft op persoonsgegevens die door de betrokkene openbaar zijn gemaakt. Verwerking is ook toegestaan indien dat noodzakelijk is voor de uitoefening of onderbouwing van een rechtsvordering, of wanneer gerechten handelen in het kader van hun rechtsbevoegdheid.

De casus: een schikkingsaanbod
Dan komt het in een rechtszaak tot een concrete vraag: een crediteur (bank) weigert het aanbod tot schuldregeling van een debiteur. Want de bank kon niet goed beoordelen of het schikkingsaanbod het maximaal haalbare was: de (kennelijk beperkte) verdiencapaciteit van de debiteur werd onderbouwd met medische gegevens die de schuldhulpverleningsorganisatie wel kende, maar weigerde te verstrekken aan de bank met een beroep op de privacy. Pas bij de dwangakkoordzitting bij de rechtbank wordt de informatie verstrekt. Wat oordeelt de Rechtbank?

Persoonlijke afweging schuldenaar: privacybelang en belang akkoord
Als de informatie een medisch karakter heeft, komt het recht op privacy van een schuldenaar in het geding. Zijn gemachtigde moet behoedzaam met de privacybelangen omspringen. Maar een schuldeiser moet wel in staat worden gesteld om een onderbouwde beslissing te nemen op een akkoord. Een schuldeiser mag rekenen op concrete informatie als die dient ter onderbouwing van de stelling dat verdiencapaciteit ontbreekt. Als een schuldenaar een akkoord wenst met zijn schuldeisers, dient hij een persoonlijke afweging te maken of het belang bij een akkoord opweegt tegen zijn belang bij privacy. Meestal zal het niet noodzakelijk zijn dat een schuldenaar een volledig medisch dossier of een rapportage verstrekt. De enkele mededeling dat er medische beperkingen zijn die de arbeidscapaciteit bemoeilijken acht de rechtbank niet voldoende om een schuldeiser te overtuigen dat het akkoord aantrekkelijk is. De gemachtigde zou (met toestemming van een schuldenaar) kunnen volstaan met de vermelding wat de aard van de beperking is, dat de beperking een structureel karakter heeft, hetgeen blijkt uit medische rapportage.

Informatie niet verstrekken heeft consequenties
Een debiteur die dus blijft weigeren om informatie over te leggen met een beroep op privacy staat op zichzelf in zijn recht om die gegevens niet te verstrekken, maar kan zich dus niet erover verbazen dat een crediteur dan weigert om (gebrekkig ingelicht) in te stemmen met een akkoord. Uiteindelijk komt de informatie pas tijdens de zitting. De rechtbank acht voldoende aannemelijk gemaakt dat het voorstel het maximaal haalbare is. De bank heeft ter zitting kennis genomen van de medische achtergrond en heeft verklaard dat de gegevens voldoende onderbouwen dat men kennelijk onvoldoende in staat is om meer te verdienen. De crediteur sluit niet uit dat zij met het akkoord had ingestemd, als de schuldhulpverlener deze informatie eerder had verstrekt. De rechtbank acht aannemelijk dat de schuldeisers meer is aangeboden dan hetgeen zij zonder akkoord op langere termijn zouden kunnen krijgen. Afwijzing van het verzoek zou de overige schuldeisers die reeds hebben ingestemd nadelig treffen in hun financiële belang. Dus dient het belang van de debiteur en dat van de schuldeisers die hebben ingestemd, zwaarder te wegen dan het belang van de bank. De rechtbank beveelt de bank om mee te werken aan het aangeboden akkoord.