Verzwijging Van Goederen Bij Verdeling En Verbeuring

De Hoge Raad heeft bevestigd dat voor de sanctie van artikel 3:194 lid 2 BW enkel daadwerkelijk weten van de deelgenoot over het behoren van het goed tot de gemeenschap vereist is. De sanctie vervalt niet door inkeer, behoudens bijzondere omstandigheden.

Wat is de reikwijdte Sanctie Artikel 3:194 Lid 2 BW volgens Hoge Raad Uitspraak

De Hoge Raad heeft op 31 maart 2017, onder zaaknummer ECLI:NL:HR:2017:565, een belangrijke uitspraak gedaan over de reikwijdte van de sanctie in artikel 3:194 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Deze bepaling houdt in dat een deelgenoot in een gemeenschap die opzettelijk goederen verzwijgt, zoek maakt of verborgen houdt, zijn aandeel in deze goederen verliest ten gunste van de overige deelgenoten.

In deze zaak was de vraag of voor het toepassen van deze sanctie het voldoende is dat de deelgenoot die het goed verzwijgt of verbergt, behoorde te weten dat dit goed tot de gemeenschap behoort. De Hoge Raad bevestigde dat enkel het ‘behoren te weten’ niet voldoende is om de sanctie toe te passen. Het vereiste van opzet kan niet worden geobjectiveerd; de deelgenoot moet daadwerkelijk weten dat het goed tot de gemeenschap behoort.

De Hoge Raad onderzocht tevens of de sanctie vervalt als de deelgenoot die het goed verzwegen heeft, tot inkeer komt. De Hoge Raad bevestigde dat de sanctie niet vervalt door inkeer, tenzij er sprake is van omstandigheden die een beroep op de beperkende werking van redelijkheid en billijkheid rechtvaardigen. Dit standpunt onderscheidt zich van de regel in artikel 1:135 lid 3 BW, waar een sanctie pas van toepassing is na verrekening van het vermogen tussen echtgenoten.

Het arrest van het hof in deze zaak werd echter vernietigd door de Hoge Raad. Dit was vanwege een fout in de beoordeling van de fiscale gevolgen van de verzwijging door het hof, waarmee het buiten de grenzen van de rechtsstrijd trad.

Voor een volledige inzage in de uitspraak, bezoek ECLI:NL:HR:2017:565.

Wilt u meer weten over de gevolgen en mogelijkheden bij verzwijging van gemeenschapsgoederen, stel aan vraag aan advocaten.nl of bel met 0900-advocaten

Hoe wordt een legitieme portie berekend?

Het Nederlandse erfrecht verleent kinderen het recht op een legitieme portie, zelfs als ze zijn onterfd. Deze portie wordt berekend op basis van de legitimaire massa en het erfdeel volgens het versterferfrecht. De legitieme portie is een financiële vordering en kan pas na 6 maanden na het overlijden worden opgeëist. Het recht hierop moet binnen 5 jaar na het overlijden worden geclaimd, en er bestaat recht op inzage in de berekeningen en documenten

In de Nederlandse erfrechtelijke context is het niet mogelijk om uw kinderen volledig te onterven, terwijl u via een testament wel kunt bepalen dat uw partner of echtgenoot geen aanspraak maakt op de nalatenschap. Maar wat houdt precies een legitieme portie in en hoe wordt deze berekend?

De legitieme portie, ook bekend als het kindsdeel, vertegenwoordigt het deel van de erfenis dat kinderen volgens de wet altijd toekomt. Anders dan een onterfde partner of echtgenoot, heeft een kind dus altijd recht op een deel van de erfenis.

Voor een goed begrip volgen hierna enkele begrippen die van belang zijn. Een afstammeling is een kind van de overledene. Een legitimaris is een afstammeling die aanspraak kan maken op een legitieme portie. De legitimaire massa is het saldo waaruit de legitieme portie wordt berekend. Het versterferfrecht is van toepassing wanneer er geen testament is opgesteld.

Berekening legitieme portie

Wanneer een ouder een kind heeft onterfd, dient de legitieme portie te worden berekend. Het resulterende bedrag uit deze berekening is het enige dat het kind zal ontvangen. De wet voorziet in een eenvoudige formule voor de berekening van de legitieme portie: Legitieme portie = [legitimaire massa] x [erfdeel volgens versterferfrecht x 1/2].

Berekening van de legitimaire massa

Om de legitieme portie te kunnen bepalen, moet eerst de legitimaire massa worden vastgesteld. Hierbij wordt de waarde van de bezittingen van de nalatenschap op het moment van overlijden verminderd met de schulden van de nalatenschap. Niet alle schulden van de nalatenschap worden echter meegeteld, zoals de kosten van de executeur en schulden uit legaten.

Na deze berekening moeten eventuele giften die tijdens het leven zijn gedaan, worden beoordeeld. Niet alle giften komen in aanmerking voor berekening; giften aan de echtgenoot tellen bijvoorbeeld niet mee, maar giften aan een kind wel. De relevante giften worden opgeteld bij het saldo van de waarde van de bezittingen minus de waarde van de schulden.

Eenmaal vastgesteld wat de legitimaire massa is, kan de legitieme portie worden berekend.

Legitieme portie is een geldvordering

De legitieme portie is een financiële vordering, wat betekent dat de legitimaris geen recht heeft op fysieke eigendommen zoals kostbare schilderijen, een antieke stoel of de auto van de overledene. Het is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de erfgenamen om deze geldvordering uit te keren, of van de executeur als die is aangesteld.

Wanneer is de legitieme portie opeisbaar?

De legitieme portie kan pas 6 maanden na het overlijden worden opgeëist. In een testament kan worden bepaald dat deze vordering pas opeisbaar is na het overlijden van de langstlevende ouder. Om aanspraak te maken op de legitieme portie, moet de legitimaris binnen 5 jaar na het overlijden verklaren dat hij of zij deze wenst te ontvangen. Deze termijn kan niet worden verlengd. Als de verklaring te laat komt, vervalt het recht op de legitieme portie. De 5-jaarstermijn kan worden ingekort door de legitimaris te verzoeken binnen een redelijke termijn aan te geven of hij of zij aanspraak wil maken op de legitieme portie. Indien er binnen deze termijn geen bevestiging komt, vervalt het recht op uitbetaling.

Recht op inzage

Het is niet altijd eenvoudig om de hoogte van de legitieme portie nauwkeurig te berekenen, en soms kan het lastig zijn om de berekening te verifiëren. Daarom bepaalt de wet dat er recht bestaat op inzage en een afschrift van alle documenten die nodig zijn om de berekening te kunnen maken, zoals bankafschriften, belastingaangiftes en taxatierapporten.

Hulp nodig bij de berekening van een legitieme portie of vragen over het recht op uitbetaling ervan? Wilt u meer weten over dit onderwerp, stel dan uw vraag aan advocaten.nl of bel met 0900-advocaten.

De Vereffenaar van een Nalatenschap en de Verkoop van Goederen

Bij de verkoop van goederen in een nalatenschap moet de vereffenaar rekening houden met schuldeisers, overleggen met erfgenamen en kan bezwaar worden gemaakt. Een taxatie kan nuttig zijn en de wet beschermt erfgenamen.

In het proces van het afwikkelen van een nalatenschap zijn er cruciale overwegingen voor de vereffenaar bij het te gelde maken van goederen. Deze handelingen kunnen alleen worden ondernomen in specifieke situaties volgens de wet. Hieronder worden de belangrijkste aspecten besproken.

1. Redenen voor Verkoop van Goederen De vereffenaar mag goederen van de nalatenschap te gelde maken in twee situaties. De eerste is wanneer er liquide middelen nodig zijn voor het betalen van de schuldeisers (artikel 4:215 lid 1 BW). Dit doet zich voor als de activa voornamelijk bestaan uit onroerend goed en de schulden alleen kunnen worden voldaan na verkoop. De tweede situatie is wanneer het nodig is voor beheer, bijvoorbeeld als onderhoudskosten de boedel zwaar belasten.

2. Keuze van Te Verkopen Goederen Bij de verkoop van meerdere goederen, moet de vereffenaar rekening houden met de prioriteit van schuldeisers (artikel 4:215 lid 1 BW). Bijvoorbeeld, als een erflater een vakantiewoning heeft gelegateerd aan een erfgenaam, moet de vereffenaar eerst andere activa te gelde maken om de schulden te voldoen.

3. Overleg met Erfgenamen De vereffenaar moet overleg plegen met de erfgenamen voordat hij goederen verkoopt, inclusief de keuze van de te verkopen goederen en de verkoopmethode (artikel 4:215 lid 2 BW).

4. Mogelijkheid van Bezwaar Als erfgenamen bezwaar maken tegen de verkoop van goederen, kunnen zij de kantonrechter inschakelen (artikel 4:215 lid 2 BW).

5. Taxatie Hoewel niet wettelijk verplicht, is het aan te raden dat de vereffenaar in veel gevallen een taxatie laat uitvoeren voordat hij goederen verkoopt. Dit kan dienen als onderbouwing bij eventuele discussies en voor verantwoording aan de erfgenamen.

6. Bescherming van Erfgenamen Hoewel de vereffenaar aanzienlijke bevoegdheden heeft, heeft de wetgever bepaalde voorwaarden opgesteld om de erfgenamen te beschermen tegen al te voortvarende vereffenaars.

Plaatsvervulling in het Wettelijke Erfrecht: Een Diepgaande Uitleg

Plaatsvervulling in het wettelijke erfrecht is een complexe juridische kwestie waarbij erfgenamen in de plaats komen van overleden erfgenamen. Dit kan tot de 6e graad gaan en heeft gevolgen voor de verdeling van de nalatenschap. Een testament kan de plaatsvervulling beïnvloeden en wordt aanbevolen voor een aangepaste erfenisregeling.

Plaatsvervulling, een essentieel begrip in het wettelijke erfrecht, doet zich voor wanneer iemand erfgenaam wordt in plaats van de overleden oorspronkelijke erfgenaam. Dit kan ook optreden als de oorspronkelijke erfgenaam de erfenis afwijst of onterfd is. Deze juridische regeling kan leiden tot complexe erfeniskwesties, waarbij erfgenamen tot de 6e graad betrokken kunnen zijn.

Erfenissen uit Eigen Hoofde en Bij Staken

Wanneer een erfgenaam erft, omdat hij erfgenaam is volgens het erfrecht, erft hij uit eigen hoofde en ontvangt hij een gelijk deel van de nalatenschap. Echter, als iemand erft als plaatsvervanger, erven zij bij staken. Dit betekent dat plaatsvervangers gezamenlijk het deel van de oorspronkelijke erfgenaam erven waarvoor zij in de plaats zijn gekomen.

Praktijkvoorbeeld

Laten we dit illustreren met een voorbeeld. Jan en Maria zijn getrouwd en hebben twee kinderen: Pieter en Laura. Jan overlijdt enige jaren voor Maria. Bij het overlijden van Maria erft Pieter de helft van haar nalatenschap en Laura erft de andere helft. Omdat Laura eerder is overleden, erven haar vier kinderen plaatsvervangend, wat neerkomt op 1/8 deel van Maria’s nalatenschap.

Plaatsvervulling bij Het Verwerpen van een Erfenis

Als een erfenis meer schulden dan bezittingen bevat, wordt deze vaak verworpen. In dit geval kan plaatsvervulling optreden en is het belangrijk om alert te zijn. Stel dat een ouder kind een erfenis ontvangt, deze verwerpt vanwege de schulden en kinderen heeft. Als dit kind de erfenis verwerpt, erven zijn kinderen plaatsvervangend. Als zij ook weigeren, erven de kleinkinderen door plaatsvervulling. Dit kan doorgaan tot in de 6e graad.

Belang van een Testament

Een testament biedt de mogelijkheid om de plaatsvervulling te beïnvloeden. Je kunt erfgenamen onterven of uitsluiten en specifieke regelingen treffen voor de verdeling van de nalatenschap. Om de erfenis niet volledig aan de wet over te laten, is het raadzaam om een notaris in te schakelen voor het opstellen van een testament waarin plaatsvervulling bijvoorbeeld wordt uitgesloten.

Onterven van een kind

Ouders kunnen een kind onterven via een testament, maar het kind behoudt recht op een legitieme portie, momenteel alleen in geld. De verjaringstermijn hiervoor is 5 jaar na het overlijden van de erflater. Het is belangrijk om de wens tot onterving zorgvuldig te overwegen, aangezien plaatsvervulling van toepassing kan zijn.

Het is mogelijk om een kind te onterven, maar dit moet officieel worden vastgelegd in een testament. Het is echter belangrijk te weten dat een ouder niet kan bepalen dat een kind helemaal niets uit de nalatenschap ontvangt. Elk kind heeft recht op een legitieme portie, die alleen in contanten kan worden geclaimd en gelijk is aan de helft van wat het kind normaal zou erven. Fysieke bezittingen, zoals meubels en sieraden, kunnen niet worden opgeëist, maar moeten worden gewaardeerd en tellen mee bij de berekening van de legitieme portie.

Verjaringstermijn van 5 jaar Het recht van een onterfd kind om aanspraak te maken op de legitieme portie vervalt als het kind niet binnen een redelijke termijn, meestal gesteld door belanghebbenden (meestal erfgenamen), en uiterlijk binnen 5 jaar na het overlijden van de erflater heeft aangegeven dat hij of zij de legitieme portie wil ontvangen.

Een notaris zal wel altijd grondig onderzoeken of het daadwerkelijk de wens is om een kind te onterven. Zelfs als er weinig of geen contact meer is tussen ouder en kind, kan een dergelijke beslissing op emotionele gronden moeilijk zijn.

Let op: bij onterving geldt plaatsvervulling; Plaatsvervulling betekent dat de afstammelingen van het onterfde kind in zijn of haar plaats erven. Als dit niet de bedoeling is, moet u ook kleinkinderen of achterkleinkinderen van uw kind in uw testament onterven.

Indirecte onterving; onterven, maar dan anders

Je kinderen onterven is een lastige beslissing, maar soms onvermijdelijk. Men kan dat ook op een indirecte manier doen, zodat het wat minder uitgesproken klinkt .

Maar wat houdt indirecte onterving precies in?

Bij het onderwerp onterving wordt er inderdaad gesproken over directe en indirecte onterving. Hoewel dit geen formele juridische termen zijn, bestaat er wel een verschil tussen het expliciet onterven van een kind bij naam (direct) en het benoemen van andere erfgenamen of het vinden van alternatieve oplossingen (indirect). Hierdoor wordt vaak gezegd dat onterving op drie verschillende manieren kan plaatsvinden.

Een directe onterving van uw jongste dochter kan worden bewerkstelligd door dit expliciet te vermelden in uw testament.

Daarnaast is er de mogelijkheid van indirecte onterving. Hierbij benoemt u specifiek de namen van de erfgenamen (in dit geval uw andere kinderen) in het testament, maar laat u de naam van het kind dat u wenst te onterven weg.

De derde aanpak is een combinatie van beide vormen; het betreffende kind erft niet, maar wordt wel vermeld in uw testament door haar (slechts) een legaat toe te kennen ter grootte van haar legitieme portie. Op die manier behoudt zij het recht op het deel dat ze anders zou ontvangen als ze aanspraak zou maken op haar legitieme portie, ondanks de onterving. Omdat het onterfde kind geen erfgenaam meer is, maar enkel recht heeft op haar legitieme portie, heeft zij geen betrokkenheid bij de afwikkeling van de nalatenschap; ze wordt dan slechts beschouwd als een schuldeiser.

Directe onterving is helder, maar wordt vaak als erg pijnlijk ervaren door veel ouders. Indirecte onterving is wat milder, maar heeft als nadeel dat als de volgende erfgenamen wegvallen, het indirect onterfde kind alsnog erfgenaam wordt. Het toekennen van een legaat ter grootte van de legitieme portie wordt meestal als de mildste aanpak gezien door de meeste ouders. Ongeacht welke aanpak u kiest, raad ik u aan te overwegen om een overweging op te nemen in het testament waarin u uitlegt waarom u hebt gekozen voor onterving. Dit verandert de situatie natuurlijk niet, maar uit ervaring blijkt dat het voor het onterfde kind vaak makkelijker is om de onterving te aanvaarden met een dergelijke uitleg.

Schenking En Inbrengplicht Bij Erfenis

Ouders die tijdens hun leven een schenking doen aan één van hun kinderen, bevoordelen hiermee dat kind boven andere kinderen. Die bevoordeling werd vóór 2003 automatisch ongedaan gemaakt door de inbrengplicht, na 2003 dient dit bij de schenking schriftelijk te worden bedongen. De inbrengplicht betekent dat de schenking wordt verrekend met het later te bepalen erfdeel. Hiermee voorkomt men dat een erfgenaam ten opzichte van de ander wordt bevoordeeld. Enkele haken en ogen leest u hieronder.

Vóór 1 januari 2003: Automatisch inbrengplicht tenzij

Het erfrecht gold tot 1 januari 2003 bepaalt dat wat een kind bij leven werd geschonken door een ouder in mindering komt van zijn erfdeel na het overlijden van die ouder. Door de verrekening van de waarde van de schenking met het erfdeel wordt dan bereikt dat elke erfgenaam een gelijk deel ontving; Door de schenking bij leven te beschouwen als een voorschot op de erfenis, konden erfgenamen niet bevoordeeld worden voor andere erfgenamen.
Er was een uitzondering die de ouder zelf bepaalde. Bij de akte van schenking of nadien in het testament kon het kind worden vrijgesteld van inbrengplicht.

Na 1 januari 2003: geen inbrengplicht tenzij

Na 1 januari 2003 geldt de omgekeerde regel; De hier bedoelde schenking aan die erfgenaam hoeft niet te worden ingebracht in de nalatenschap van de ouder, behalve als de ouder dat in de schenkingsakte uitdrukkelijke bepaalde. Overigens kan bij testament alsnog worden bepaald dat een schenking niet hoeft worden ingebracht. Het omgekeerde kan echter weer niet. Is bij de schenking bepaald dat deze niet hoeft te worden ingebracht, dan kan niet bij testament alsnog die inbrengplicht in het leven worden geroepen.

Voorbeeld

Stel als voorbeeld een ouder met 2 kinderen, die één kind 250.000,- schenkt voor de aankoop van een woning. Het andere kind ontvangt niets. Indien bij deze schenking niet wordt bepaald dat deze schenking dient te worden ingebracht in de nalatenschap bij het overlijden van de ouder, dan wordt dit kind volgens de huidige regels bevoordeeld met € 250.000,-
Wordt evenwel bij de schriftelijke vastlegging van de schenking bepaald dat het kind een inbrengplicht heeft, dan wordt deze schenking bij de vaststelling van het kindsdeel verrekend met het erfdeel. Aldus dient voor de vaststelling van de nalatenschap eerst het bedrag van de schenking “fictief” te worden ingebracht, zodat de omvang van de nalatenschap wordt vermeerderd met € 250.000,-. Stel dat de ouder € 250.000,- nalaat, dan wordt deze fictief vermeerderd met € 250.000,-, zodat € 500.000,- (de omvang van de nalatenschap na de fictieve inbreng) ter verdeling overblijft. Elk kind ontvang € 250.000,-. Het erfdeel van het kind die de schenking ontving wordt verrekend met de waarde van die schenking. Dit kind ontvangt dus bij de verdeling van de de nalatenschap niets. € 250.000,- wordt toegescheiden aan het andere kind.

De waardebepaling van de schenking

Soms zitten er decennia tussen de schenking en het openvallen van de nalatenschap. Schenkingen verricht voor 1 januari 2003 worden in mindering gebracht op het erfdeel, tenzij bij akte of bij testament anders is bepaald. Hoewel de wet na 2003 is veranderd, dienen schenkingen die zijn gedaan onder het oude recht van vóór 2003 nog steeds te worden ingebracht, tenzij het testament anders bepaald.

De waarde van een schenking die fictief dient te worden ingebracht is doorgaans de waarde ten tijde van de prestatie.
Er zijn uitzonderingen op deze hoofdregel opgenomen in de wet: artikel 4:66 Burgerlijk Wetboek: zoals een schenkingen die pas ten volle na het overlijden van de ouder worden genoten, een schenkingen onder voorbehoud van het genot van het goed door de ouder, en de verschaffing van een aan het leven van de ouder gebonden recht door de ouder. De waarde wordt dan bepaald de waarde onmiddellijk na het overlijden.

Inkorting en toerekening

Soms heeft een ouder tijdens zijn leven al zoveel geschonken aan een kind dat het kind wordt onterfd. Meer over onterving leest u hier. en hier.
Maar een onterfd kind kan recht hebben op een in de wet vastgelegd wettelijk erfdeel, de zogenaamde legitieme portie: het kind kan ten alle tijde een beroep doen op de legitieme, de helft van het wettelijk erfdeel.

Teneinde dit erfdeel te berekenen dienen alle gedane schenkingen, ongeacht of er inbrengplicht bestaat of niet of en welke erfgenaam de schenking is gedaan, bij de nalatenschap te worden opgeteld (fictief ingebracht); Op deze waarde wordt de legitieme portie gebaseerd. De ontvangen schenkingen worden daarop echter weer in mindering gebracht.

Indien een erfgenaam, die niet is onterfd, wordt geconfronteerd met de schenkingen aan het onterfde kind, en zelfs na de fictieve inbreng bemerkt dat zijn legitieme geschonden is (deze erfgenaam ontvangt dan minder dan de helft van zijn wettelijk erfdeel) kan deze erfgenaam als legitimaris (die zijn legitieme opeist) vorderen dat eerder gedane schenkingen, ook die aan het onterfde kind, geheel of gedeeltelijk dienen worden terugbetaald aan de nalatenschap (de gezamenlijke erfgenamen) zodat daaruit de opgevorderde legitieme kan worden betaald. Hierdoor wordt een schenking bij leven dus ‘ingekort’. Hiervan is sprake indien schenkingen tijdens leven aan één of meer legitimarissen gedaan zodanig omvangrijk zijn dat zelf de fictieve inbreng geen soelaas biedt. Er is nu geen sprake meer van een fictieve inbreng, maar het spiegelbeeld ervan.

Hebt u vragen over de afwikkeling van een nalatenschap, over de executeur of afwikkelingsbewindvoerder, bel dan met 0900-advocaten of zend een bericht aan advocaten.nl.

De Afwikkeling Van Een Nalatenschap: Conflict Met De Executeur?

Wanneer een executeur zijn taak niet goed vervult, door traag of ondoorzichtig handelen, onterecht schulden betaalt of onbegrijpelijk kosten in rekening brengt, staan de erfgenamen slechts enkele mogelijkheden open om daar iets aan te doen.

Bij de afwikkeling van een nalatenschap kent met 3 soorten executeurs, grofweg de 1, 2 en 3 sterren executeur genaamd. Meer daarover leest u hier.

De executeur wordt niet door de erfgenamen aangewezen, maar wordt door de erflater benoemd in het testament. De erfgenamen zijn daar aan gebonden.

De beheersexecuteur wikkelt de nalatenschap van een overledene af, maar mag deze niet verdelen. Voor de verdeling is dan weer de medewerking van de gezamenlijke erfgenamen noodzakelijk.
De beheersexecuteur is wat de titel inhoud: hij heeft het beheer over de nalatenschap. Hij betaalt schulden, en voor zover nodig liquideert hij goederen om de schuldeisers te voldoen. Maar ook dan is in enkele gevallen de medewerking van de erfgenamen noodzakelijk. Door het beheer en door het afleggen van een rekening en verantwoording aan het einde van het beheer wordt het voor de erfgenamen duidelijk wat de omvang van de nalatenschap en hoe groot dus ieders erfdeel is.

Voor de executeur-afwikkelingsbewindvoerder geldt nagenoeg hetzelfde, maar de afwikkelingsbewindvoerder heeft meer zelfstandige bevoegdheden. Hij kan ook zelf de verdeling tussen de erfgenamen tot stand brengen. De erfgenamen hebben zelf niet veel te zeggen over het beheer en de verdeling.

Problemen met de executeur.

De executeur wordt in de meeste gevallen niet door de erfgenamen aangewezen, maar wordt door de erflater benoemd in het testament. De erfgenamen zijn daar aan gebonden.

Wanneer een executeur zijn taak niet goed vervult, door trage afhandeling, ondoorzichtig handelen, of onterechte schulden betaalt of onbegrijpelijk kosten in rekening brengt, staan de erfgenamen maar enkele mogelijkheden open om daar iets aan te doen.

Welke maatregelen indien de executeur zijn werk niet doet?

Indien erfgenamen niet tevreden zijn met een executeur, omdat deze zijn taak niet naar behoren vervult, kunnen de erfgenamen actie ondernemen. Hieronder leest u welke maatregelen mogelijk zijn.

Ontslag van de executeur
Op verzoek van een of mee erfgenamen kan de kantonrechter een executeur ontslaan worden.

In artikel 4:149 sub f is bepaald dat de kantonrechter de executeur kan ontslaan op grond van gewichtige redenen, op verzoek van een mede-executeur, een erfgenaam of het openbaar ministerie, dan wel ambtshalve. De executeur kan ook tijdelijk geschorst worden, voor de duur van de ontslagprocedure, totdat een onderzoek naar de taakvervulling is verricht, en een definitieve beslissing volgt. Zoals uit dit artikel volgt kan niet iedereen het ontslag verzoeken; Een verzoek wordt in de praktijk meestal ingediend door een of meer ontevreden erfgenamen.
Ook de executeur zelf kan zijn ontslag aanvragen, indien hij zijn taak niet meer kan of wil vervullen en zijn dat geval zal de kantonrechter altijd overgaan tot ontslag.

Redenen voor het ontslag van de executeur

In de praktijk zijn de drie meest voorkomende reden voor ontslag

  • het niet of niet snel genoeg aanvaarden van de functie,
  • het te laat aanvangen van de werkzaamheden, of gewoon
  • slechte uitvoering van de noodzakelijke taken.

    Door traag handelen van de executeur kan immers schade ontstaan door het onbeheerd blijven van goederen en het ontstaan van nieuwe schulden. Ook kan door vertraging belangrijke administratie verloren gaan. De executeur kan ook worden ontslagen wanneer de taken niet goed of niet op tijd worden uitgevoerd.

De talmende executeur

Indien de executeur te lang wacht met het aanvaarden van zijn functie ontstaat er een probleem voor de erfgenamen: zij kunnen immers zelf niets doen om de nalatenschap af te wikkelen. Zij zijn gebonden aan de benoeming van de executeur. Maar de executeur dient deze volgens de wet wel eerst officieel te aanvaarden.
Indien de executeur er te lang over doet om zijn functie te aanvaarden, dan kunnen een of meer erfgenamen de kantonrechter vragen om een termijn te stellen aan de executeur. Na verloop van die termijn kan de in het testament genoemde persoon zijn taken als executeur niet meer aanvaarden.

Volgens de wet dient de executeur nadat hij de functie heeft aanvaard zijn taken ‘met bekwame spoed’ te gaan uitvoeren. Hij dient volgens het testament meestal binnen 3 tot 6 maanden na het overlijden een boedelbeschrijving te hebben gemaakt, en die ter kennis hebben gebracht aan de erfgenamen.

Alsnog ontslag slecht presterende executeur

Is de executeur echter in gebreke met zijn beheerstaken, door bijvoorbeeld geen boedelbeschrijving te maken, goederen onbeheerd te laten, geen informatie te geven aan de erfgenamen, dan kunnen de erfgenamen aan de kantonrechter alsnog verzoeken om de executeur te ontslaan.

Wanneer wordt de executeur ontslagen

Een ontevreden erfgenaam is geen uitzondering. Eén erfgenaam wil nu eenmaal meer of anders geïnformeerd worden dan een andere erfgenaam. Vaak heeft elke erfgenaam een eigen mening over de afwikkeling, en in veel gevallen spelen ook de persoonlijke verhoudingen een rol. Erfgenamen en executeur zijn niet zelden ook familie van elkaar. Een executeur handelt zelfstandig en hoeft voor de uitvoering van veel taken geen aanwijzingen van de erfgenamen op te volgen. Een conflict ligt dus altijd op de loer.

Indien een erfgenaam om een dringende reden het ontslag aanvraagt, dient de kantonrechter degelijk te onderzoeken of de klachten terecht zijn.

Grondige redenen voor een ontslag

De erfgenaam moet echter met hele grondige redenen komen, en zal daarvan ook duidelijke aanwijzingen moeten aanleveren in de vorm van schriftelijk bewijs. De aanvraag moet dan ook degelijk onderbouwd zijn en mag niet zomaar gestoeld zijn op persoonlijke onvrede, of een persoonlijk conflict.
Aan een werkelijk ontslag dienen gewichtige redenen ten grondslag te liggen, zoals wanbeheer (goederen blijven onbeheerd, schuldeisers gaan er van door met zaken, de boedelbeschrijving is zeer gebrekkig, of de executeur misbruikt bevoegdheden al of niet voor eigen gewin, of hij bevoordeelt een of meer erfgenamen, waar hij anderen benadeelt. De kantonrechter dient per geval te onderzoeken of de omstandigheid ernstig genoeg is om gewichtige redenen aan te nemen om tot ontslag van de executeur over te gaan.

De ontslagen executeur kan zijn werkzaamheden niet meteen staken, omdat de wet bepaalt dat zijn taak pas eindigt indien de nieuwe executeur of de erfgenamen zelf die taken gaan uitvoeren.

Vervanging van de executeur

Na ontslag dient in de meeste gevallen te worden voorzien in een vervangende executeur. Indien het testament een reserve executeur noemt, wordt deze benaderd en wordt die aangewezen om de taken voort te zetten.
Als het testament geen reserve-executeur noemt mag de kantonrechter alleen een nieuwe executeur aanwijzen als dit in het testament expliciet is bepaald. Indien het testament hierover zwijgt, moeten de erfgenamen in onderling overleg zelf de erfenis afwikkelen. Mogelijk met nog meer problemen tot gevolg.

Zelf afwikkelen na ontslag executeur

Dit zelf in onderling overleg de nalatenschap afwikkelen kan een probleem worden, indien de erfgenamen niet of niet snel tot overeenstemming kunnen komen. Kantonrechters voorzien dit meestal tijdig. Indien een aanvraag tot ontslag wordt ingediend door één of enkele ontevreden erfgenamen, maar alle overige erfgenamen zich afzijdig houden, of juist de executeur steunen, zal de kantonrechter extra kritisch zijn bij het onderzoek naar de gewichtige redenen.
Indien niet alle erfgenamen achter de ontslagaanvraag staan, zal het duidelijk zijn dat alleen in geval een nieuwe executeur de taken voortzet, problemen kunnen worden voorkomen. In het andere geval, dat zich geen nieuwe executeur aandient, of indien er geen reserve executeur is, zullen de erfgenamen, waar tussen al enige onenigheid is gerezen, aan zichzelf zijn overgelaten bij de afwikkeling van de nalatenschap. De problemen kunnen dan nog ernstiger worden. Die situatie voorspelt meestal weinig goeds voor een snelle en heldere afwikkeling en verdeling van de nalatenschap. Na ontslag van een executeur, en indien geen nieuwe executeur de taken voortzet, kan het vaak nog jaren duren alvorens de afwikkeling gereed is.

Wees terughoudend bij een ontslag aanvraag van de executeur

Men dient dus zeer terughoudend te zijn bij een aanvraag om ontslag van de executeur. De executeur zou immers in zo`n situatie, nog voordat de kantonrechter een besluit neemt, zelf zijn taak kunnen neerleggen of ontslag aan kunnen vragen, bijvoorbeeld wegens het ontbreken van het noodzakelijke vertrouwen bij de erfgenamen. Dan zijn de erfgenamen op zichzelf aangewezen om de nalatenschap af te wikkelen. Bij complexe nalatenschappen kan dat voor aanzienlijke problemen, hoge kosten en lange vertraging zorgen.

Hebt u vragen over de afwikkeling van een nalatenschap, over de executeur of afwikkelingsbewindvoerder, bel dan met 0900-advocaten of zend een bericht aan advocaten.nl.

De Beloning Van De Executeur Van De Nalatenschap

De beloning van een executeur of bewindvoerder die is betrokken bij de nalatenschap kan aanleiding geven tot geschillen, tenzij zowel de benoeming als de beloning goed is geregeld. Sommige nalatenschappen vergen bij de afwikkeling nu eenmaal meer en complexere taken dan andere. Een redelijke beloning die op heldere wijze is berekend kan conflicten voorkomen.

Een erflater kan bij testament een persoon benoemen die voor de erfgenamen bepaalde taken uitvoert. Er zijn verschillende soorten executeurs, waarover u hier meer leest.
Afhankelijk van de soort bewindvoerder zal de bemoeienis meer of minder zwaar zijn. Een executeur die uitsluitend de begrafenis regelt is natuurlijk sneller klaar met zijn taak als een executeur afwikkelingsbewindvoerder. Bovendien bepaalt de de omvang en de complexiteit van de nalatenschap welke taken dienen te worden uitgevoerd. Tot slot is ook van groot belang wat de opstelling van de erfgenamen zal zijn; gaan deze met elk redelijk voorstel van de executeur akkoord, dan is zijn taak natuurlijk aanzienlijk eenvoudiger, dan wanneer hij voortdurend tegenstand ervaart van een of meer erfgenamen. Welke middelen de erfgenamen hebben om bezwaren tegen de executeur kenbaar te maken leest u in een volgend artikel.

De wet bepaalt in artikel 4:159 BW dat de executeur 1% van de omvang van de nalatenschap (berekend op de sterfdag) ontvangt als vergoeding voor zijn bemoeienis bij de afwikkeling van de nalatenschap.
Artikel 4:159 BW lid 1: “Tenzij bij uiterste wil anders is geregeld, komt de bewindvoerder, of als er meer dan een bewindvoerder is, hun tezamen, per jaar een ten honderd van de waarde aan het einde van dat jaar van het onder bewind staande vermogen toe.”

Deze beloning is dus geen uurtarief en is ook niet afhankelijk van de hoeveelheid of complexiteit van het werk dat moet worden uitgevoerd. In sommige gevallen kan die beloning dus veel te laag” of te hoog uitvallen.

Artikel 4:159 lid 3 BW bepaalt: “Op grond van onvoorziene omstandigheden kan de kantonrechter, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de bewindvoerder, van de rechthebbende of iemand in wiens belang het bewind is ingesteld, voor bepaalde of voor onbepaalde tijd de beloning anders regelen dan bij de uiterste wil of de wet is aangegeven.
In bijzondere gevallen kan de kantonrechter de beloning veranderen, bijvoorbeeld indien de beloning onredelijk hoog of laag is.

Indien een professionele bewindvoerder wordt benoemd wordt er meestal een uurtarief bepaald.

Is er niets ver het loon geregeld in het testament dan kan de executeur teveel of te weinig beloning ontvangen. Dan spreekt u onderling een uurtarief af. Dit tarief kan per professional verschillen en in de loop der jaren veranderen. Een uurtarief houdt rekening met de hoeveelheid werk en de complexiteit van de nalatenschap. Benoemt u een vriend? Dan geeft een vast bedrag voldoende erkenning, zonder teveel druk bij de executeur te leggen over de nalatenschap.

De erflater doet er dan ook verstandig aan om, naast de benoeming van de executeur, ook het loon in het testament vast te leggen. Dit zal in dat geval meestal een uurtarief bedragen. Hoewel nog de vraag is of een executeur werkelijk zijn taak zal aanvaarden na het overlijden, kan in dat geval geen geschil meer ontstaan over de kosten. Het loon dient immers te worden voldaan uit de nalatenschap, en die kosten worden dus omgeslagen over alle erfgenamen gezamenlijk.

Indien een vriend of familielid, bijvoorbeeld één van de erfgenamen zelf, wordt benoemd kan ook een vast bedrag worden toegekend, of een combinatie van een gematigd uurtarief en een vast bedrag.

Een familielid of erfgenaam heeft vaak een eenvoudiger taak omdat deze al enig inzicht heeft in de complexiteit van de nalatenschap. Bovendien is de beloning hier minder belangrijk, omdat men een taak uitvoert voor familieleden.

De erfgenaam doet ook verstandig indien het testament bepaalt hoe de beloning wordt uitbetaald, tussentijds of achteraf door vaststelling door de erfgenamen, of door de executeur zelfstandig vast te stellen, mits er naderhand rekenschap wordt afgelegd aan de erfgenamen.

Meer informatie over de (onredelijke) belang van een executeur, wanbeleid of andere vragen over de executeur, bel 0900 advocaten of stuur een bericht aan advocaten.nl. Professionele juristen en advocaten beantwoorden uw vragen.

Het Onterfde Kind En De Legitimaire Massa

Door onterving ontstaat een recht op de legitieme portie. Hoewel dit slechts een vordering in geld is, ontstaan vaak probleem bij de vaststelling van deze vordering. Een onterfd kind, ook wel legitimaris genoemd, heeft immers alleen een vordering, maar is niet betrokken bij de verdeling van de nalatenschap. Hoe wordt deze vordering berekend en welke regels gelden bij vaststelling van de de legitimaire massa.

Kinderen en de echtgenoot zijn de wettelijke erfgenamen. Is er geen testament, dan erven zij alle gelijke delen. Een ouder kan een echtgenoot of een kind onterven door een testament te maken. Wordt in een testament een ander als enig erfgenaam benoemd, of een wettelijk erfgenaam uitgesloten, dan is er sprake van onterving. Huwt een een vader van kinderen na het overlijden van zijn echtgenoot opnieuw, en overlijdt de vader zonder een testament te maken, dan zijn de kinderen feitelijk onterft, al hebben zij wel een vordering op de nieuwe echtgenoot.

In één geval geldt in de wet een remedie tegen de onterving. De wet bepaalt dat het onterfde kind een beroep kan doen op de legitieme portie. De legitieme geldt niet voor de echtgenoot of eventueel andere erfgenamen bij versterf in de 2e of 3e graad, en ook niet voor stiefkinderen. Echter wel weer kleinkinderen; als een kind vóór de ouder overlijdt, en zelf kinderen had, dan worden die kinderen legitimaris door plaatsvervulling.

De legitieme portie
De wet kent aan een kind uit de erfenis van zijn ouder een minimaal deel. Het kind kan niet voor minder dan dit deel worden gekort in zijn wettelijke rechten.

Een kind dat is onterfd en die recht heeft op de legitieme portie wordt ook ‘legitimaris’ genoemd. De legitimaris heeft 5 jaar na het overlijden de tijd om zijn deel op te eisen.

Dit opeisen moet de legitimaris doen bij de executeur of de erfgenamen. De wet bepaalt hier dat de legitimaris geen aandeel in alle goederen kan eisen, maar slechts een bedrag, dat een deel vertegenwoordigd van de waarde van de gehele nalatenschap. Hoe deze wordt berekend wordt hier uitgelegd, dat handelt over de legitimaire massa.

De legitieme portie is een vordering in geld, en in omvang de helft van de waarde die hij als wettelijk erfgenaam zou ontvangen, als hij niet onterft was. Een onterfd kind die één broer heeft zou dus 50% erven van de nalatenschap van een ouder. Is de broer tot enig erfgenaam aangewezen dan is het kind dus onterfd, maar heeft in elk geval recht op een bedrag in geld, dat 25% van de omvang van de nalatenschap bedraagt. Hij moet dan binnen 5 jaar vorderen bij de broer.

De legitimaire massa.
Het wettelijk erfdeel wordt berekend over de waarde van de nalatenschap. De legitieme portie (de helft van het wettelijk erfdeel) wordt echter niet berekend over de waarde van de nalatenschap maar over de legitimaire massa. Dit is de legitimaire aanspraak.

Het is voor de legitimaris belangrijk dit onderscheid in de gaten te houden, omdat deze bepaling voorkomt dat zijn legitieme portie toch niet via een vermindering van de nalatenschap door toedoen van de erflater alsnog lager wordt dan de helft van een wettelijke erfdeel.

De legitimaire massa is de waarde van een erfenis op de dag van overlijden, maar vermeerderd met de giften van de erflater voorafgaande aan het overlijden gedaan. De kosten van de nalatenschap, zoals beheerskosten, begrafenis of crematie, kosten van de bewindvoerder of executeur etc worden hier nog van afgetrokken.

De wet bepaalt in artikel 4:65 BW
De legitieme porties worden berekend over de waarde van de goederen der nalatenschap, welke waarde wordt vermeerderd met de bij deze berekening in aanmerking te nemen giften en verminderd met de schulden, vermeld in artikel 7 lid 1 onder a tot en met c en f. Buiten beschouwing blijven giften waaruit schulden als bedoeld in artikel 7 lid 1 onder i zijn ontstaan.

Stel dat de broer, die tot enig erfgenaam is aangewezen, tijdens het leven van de ouder al aanzienlijke sommen geld heeft ontvangen, en laten we aannemen dat de ouder 10 jaren vóór zijn overlijden al de helft van zijn vermogen heeft geschonken aan de de broer als enig erfgenaam, dan zou de onterfde broer die schenking in de berekening moeten betrekken om de legitimaire massa te kunnen vaststellen.

De wet bepaalt dus dat die giften voor de vaststelling van de legitimaire aanspraak fictief moeten worden “ingebracht”, dus opgeteld bij de waarde van de nalatenschap op de dag van het overlijden. De hoofdregel is de vijfjaarstermijn in artikel 4:67 BW sub e BW: Als de gift binnen vijf jaar voor het overlijden van de erflater is gedaan, wordt de gift meegenomen in de berekening van de legitimaire massa.

Artikel 4:67 BW geeft een opsomming welke door de erflater gedane giften in aanmerking moeten worden genomen voor de bepaling van de legitimaire massa, ook indien deze giften langer dan 5 jaar geleden hebben plaatsgevonden. Niet elke gift wordt in aanmerking genomen. Kleine giften, voor zover gebruikelijk, blijven buiten beschouwing, giften aan de echtgenoot, en giften in verband met kosten van levensonderhoud doorgaans ook.
Bij de berekening van de legitieme porties worden de volgende door de erflater gedane giften in aanmerking genomen:
a. giften die kennelijk gedaan en aanvaard zijn met het vooruitzicht dat daardoor legitimarissen worden benadeeld;
b. giften die de erflater gedurende zijn leven te allen tijde had kunnen herroepen of die hij bij de gift voor inkorting vatbaar heeft verklaard;
c. giften van een voordeel, bestemd om pas na zijn overlijden ten volle te worden genoten;
d. giften, door de erflater aan een afstammeling gedaan, mits deze of een afstammeling van hem legitimaris van de erflater is;
e. andere giften, voor zover de prestatie binnen vijf jaren voor zijn overlijden is geschied.

Een curieuze regel is die van art 4:67 sub d:
de giften, door de erflater aan een afstammeling gedaan, mits deze of een afstammeling van hem legitimaris van de erflater is;

Als voorbeeld kan hier gelden:
Een alleenstaande moeder met twee kinderen, broer A en zus B, schenkt een woning met een waarde van € 500.000,- aan haar B. Acht jaar nadat B de schenking kreeg overlijdt de moeder. De nalatenschap bestaat nog uit uit een bankrekening met € 20.000,- en er zijn geen schulden. Beide kinderen zijn ieder voor de helft erfgenaam. Feitelijk is broer A onterft, althans ernstig gekort in zijn rechten.
Het saldo van de nalatenschap is dus niet meer dan € 20.000,-.
Als A. en B. beiden de nalatenschap aanvaarden en broer A. een beroep op zijn legitieme portie doet, zou de legitimaire massa (€ 500.000 + € 20.000 =) € 520.000 bedragen. Zijn wettelijk erfdeel zou € 260.000 bedragen, dus de legitimaire aanspraak van A. is € 130.000. Op die legitimaire aanspraak wordt zijn aandeel in het saldo van de nalatenschap nog in mindering gebracht, dus verminderd met € 10.000,- . Zijn legitimaire tekort is nu dus € 120.000. Broer A kan nu zus B aanspreken door de aanspraak van B op de nalatenschap in te korten, maar ook op de (waarde van de) gift van B.
Volgens de concrete opvatting zou zuster B echter eenvoudig deze aanspraak van A kunnen ontlopen: door de nalatenschap te verwerpen zonder zich haar legitieme voor te behouden, zullen de giften die langer dan vijf jaren voor het overlijden van de erflater zijn uitgevoerd volgens artikel 4:67 sub d niet meer voor inkorting vatbaar zijn. Door verwerping is B immers geen legitimaris meer in de ruime zin (zij is dan geen erfgenaam meer). De uitzondering van art 4:67 sub d is dan van toepassing: de schenking wordt meegerekend “mits zij erfgenaam is“.
Het maakt hierbij overigens niet uit of B zou zijn onterfd en B de legitieme niet zou opeisen.

In de literatuur is ook de opvatting beleden dat een dergelijke zienswijze niet redelijk is. Op die wijze wordt A immers ernstig benadeeld, en de wetsregel geeft dan niet het door de wet gewenste resultaat. De abstracte zienswijze gaat er van uit de in artikel 4:67 sub d wordt bedoeld met “mits deze of een afstammeling van hem legitimaris van de erflater is” de legitimaris in ruime zin wordt bedoeld, ongeacht of deze zich bediend van de “legitieme”. In deze abstracte opvatting maakt het niet uit dat B de nalatenschap verwerpt; de bepaling van artikel 4:67 sub d wordt geabstraheerd van de door een kind werkelijk een beroep op de legitieme is of kan worden gedaan.

In de abstracte opvatting kan A dus altijd inkorten en daarvoor B aanspreken.
In één uitspraak van het gerechtshof Leeuwarden wordt de abstractie visie gevolgd.
“Evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat voor het zijn van ‘legitimaris’ in de zin van artikel 4:67 lid d BW niet relevant is of een beroep op de legitieme portie is gedaan of niet. Het woord ‘legitimaris’ in artikel 4:67 lid d duidt de persoon aan die aanspraak kan maken op een legitieme portie, niet slechts de persoon die dat ook daadwerkelijk heeft gedaan. Steun voor deze uitleg biedt de omschrijving die het hiervoor vermelde artikel 4:63 lid 2 BW geeft van legitimarissen, te weten afstammelingen van de erflater die door de wet als erfgenamen tot zijn nalatenschap worden geroepen.”

Dit lijkt een meer redelijke opvatting te zijn waarvoor meerdere argumenten gelden. Het gaat te ver om al deze argumenten hier te noemen maar voor meer informatie kunt u bellen met 0900- advocaten of een bericht zenden aan Advocaten.nl.