De partneralimentatie als een lumpsum ineens, in plaats van een maandelijkse betaling

In alimentatieverzoeken kan de rechter een uitkering tot levensonderhoud toekennen als een lumpsum, mits goed onderbouwd. De mogelijkheid bestaat indien onderhoudsplichtige voornamelijk vermogen heeft in plaats van inkomsten. Een dergelijke uitspraak kan echter ook bij nadere beschikking weer worden gewijzigd, net als bij een periodieke alimentatie.

Het Hof Arnhem-Leeuwarden heeft op 4 mei 2021 een opvallende uitspraak gedaan over deze mogelijkheid. In de betreffende zaak vroeg de vrouw het hof om de partneralimentatie in de vorm van een afkoopsom van € 700.000 vast te stellen, gebaseerd op de maandelijkse alimentatieverplichting voor 12 jaar die in één keer wordt uitbetaald. De gewone alimentatietermijn van 12 jaar is enkele jaren geleden teruggebracht tot maximaal 5 jaar, tenzij partijen kinderen uit het huwelijk hebben..

Het hof stelt vast dat de rechter die een uitkering tot levensonderhoud toekent, deze ook als lumpsum kan toekennen, en dat het afhankelijk is van de omstandigheden of dit passend en geboden is. Bijvoorbeeld wanneer de draagkracht van de onderhoudsplichtige voornamelijk gebaseerd is op vermogen in plaats van periodieke inkomsten uit arbeid of andere activiteiten. Het hof benadrukt echter dat de rechter die een lumpsum toekent, deze beslissing goed moet onderbouwen en dat de lumpsum achteraf kan worden ingetrokken of gewijzigd.

In deze zaak geeft het Hof weliswaar een negatieve beslissing , mede omdat het onredelijk zou zijn om uit te gaan van een alimentatieduur van 12 jaar gezien de leeftijd van de man (80 jaar). Het hof sluit aan bij de tabel van artikel 6 van het Uitvoeringsbesluit Successiewet 1956 om de contante waarde van de periodieke uitkering te berekenen en kwam tot een veel lager bedrag dan het door de vrouw gevraagde bedrag.

Deze uitspraak is opmerkelijk omdat een dergelijke mogelijkheid tot toekenning van een lumpsum voorheen door de rechter praktisch onmogelijk werd geacht.In 2015 werd in een eerdere versie van het wetsvoorstel Herziening Partneralimentatie voorgesteld dat de rechter op verzoek van een van de echtgenoten kon bepalen dat de alimentatie in één keer werd betaald. Dit voorstel werd echter niet opgenomen in de uiteindelijke wetswijziging die leidde tot een inkorting van de alimentatietermijn van 12 naar 5 jaar, behalve in uitzonderlijke gevallen. Recentelijk werd in februari 2021 een uitgebreid wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd door de Rijksuniversiteit Groningen in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (“WODC”) genaamd “Alimentatie van nu, acceptatie van alimentatie in het licht van maatschappelijke ontwikkelingen”, waarin werd aanbevolen om een nieuwe rechterlijke bevoegdheid toe te voegen die het opleggen van een afkoopsom mogelijk maakt.

Kortom, het is mogelijk om een afkoopsom te vragen bij de rechter, maar een gedegen onderbouwing is vereist.

Wilt u meer weten over de alimentatieberekening bij scheiding, dan kunt u vrijblijvend bellen met 0900-advocaten of een nadere email zenden aan info@advocaten.nl. U kunt ook gebruik maken van ons vraagformulier.

Invoering Wet Pensioenverdeling Bij Scheiding 2022

Wet pensioenverdeling bij scheiding 2022 brengt eenvoud en gemak, door de verdeling automatisch te regelen bij wet. Na de scheiding treedt de verdeling automatisch in voor de gewone pensioenaanspraken. De pensioenmaatschappij heeft nu een taak om de gevolgen voor het pensioen te melden bij de pensioengerechtigden, en wijziging door te voeren. Niet iedereen is blij.

Op 1 juli 2022 is de invoering van de nieuwe Wet pensioenverdeling bij scheiding 2022 gepland.

Na invoering geldt, indien een echtscheidingsverzoek is ingediend ná 1 juli 2022, uitsluitend deze wet voor de verdeling van pensioen. Zoals gewoonlijk is ook in dit geval “the proof in the pudding”. Nog voor dat de wet werking heeft zijn er al partijen, waaronder de pensioenuitvoerders, die beren op de weg zien.

Voorgeschiedenis: Scheidingen vóór 1981

Het opbouwen van een pensioen is pas na de 2e wereldoorlog gebruik geworden. In de jaren ’60 van de vorige eeuw werd meestal alleen door de kostwinner (lees: de man) pensioen opgebouwd. Bij een echtscheiding hoefde het door de man opgebouwde pensioen niet worden verrekend, ook indien partijen in gemeenschap waren gehuwd. Een huwelijk in gemeenschap van goederen was in die jaren de meest voorkomende vorm. De reden was dat de pensioenaanspraak “juridisch verknocht was” aan (de persoon van) man; verknochtheid verwijst naar individueel eigendom van goederen én schulden die wegens hun karakter buiten de gemeenschap van goederen vallen.

Scheidingen vanaf 1981 tot 1 mei 1995

Maatschappelijke ontwikkelingen hebben geleid tot het Boon/Van Loon-arrest uit 1981: gehuwden, mits in gemeenschap gehuwd, dienden over te gaan tot “verrekening”. Dat is dus nog steeds geen verdeling, maar de trend was gezet; een pensioen tijdens een huwelijk opgebouwd is bedoeld voor beide partners en bij scheiding dienen zij beiden hun (gedeelde aanspraak te behouden. Verrekening betekent dat het pensioen bij één partij blijft, maar de andere partner wordt gecompenseerd. Een onbedoeld gevolg was dat de gehele aanspraak in de verrekening wordt betrokken, dus vanaf de eerste dag van de opbouw. Dit lijkt onredelijk, indien de aanspraak al jaren vóór het huwelijk is opgebouwd, en het huwelijk maar kort heeft geduurd.
De uitspraak heeft werking voor alle huwelijken die zijn ontbonden vóór 1 mei 1995.

Scheidingen vanaf 1 mei 1995

Daarna is de wet verevening pensioenrechten bij scheiding van kracht geworden: de pensioenverevening wordt de norm. Partijen hebben elk een tijdsevenredige aanspraak die dient te worden verdeeld (“verevend”) waarbij rekening wordt gehouden met de duur van het huwelijk. Dus pensioenaanspraken worden voor die verevening eerst herberekend naar een tijdsevenredige aanspraak die wordt vastgesteld aan de hand van de duur van het huwelijk.

De Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (WVPS) is geldend recht tot 1 juli 2022. In deze wet wordt alleen het ouderdomspensioen betrokken. Het partnerpensioen, dat de andere partner zou ontvangen bij vóór-overlijden van de pensioengerechtigde partner, viel niet onder de WVPS. Deze aanspraak werd na de scheiding omgezet in een bijzonder partnerpensioen, maar werd wel verrekend bij de vaststelling van de hoogte van het te verevenen pensioen.

De hoofdregel is volgens de WVPS 50%-50% verevening van tijdens huwelijk opgebouwd ouderdomspensioen. De wet geeft echter mogelijkheden om daarvan af te wijken bij overeenkomst.

Die afwijkingen betreffen de verhouding in percentage opbouw of uitkering, de berekening van de opbouw over een andere periode, of volledig afstand. Ook is er de optie van de conversie: de vereveningsgerechtigde partner heeft geen vordering meer die is afgeleid van het pensioen van de aanspraakgerechtigde partner, maar krijgt een volledige onafhankelijke pensioen aanspraak. Een partnerpensioen, dat afhankelijk is van de andere partner, verdwijnt daarmee.

De WVPS behoudt de komende jaren nog gewoon haar werking voor huwelijken die na 1 mei 1995, maar vóór 1 juli 2022 zijn ontbonden.

Scheidingen vanaf 1 juli 2022?

De voordelen van conversie, hiervoor al genoemd, zijn legio. Eén belangrijk voordeel is onder ander dat de ex-partners en hun pensioenregeling, volledig van elkaar los komen. Helaas was in de oude wet na 1 mei 1995 die conversie geen standaardregeling, en partijen dienden bij of na de scheiding zelf actie te ondernemen om de conversie tot stad te brengen. Ook de verdeling zelf, zelfs indien er geen afwijkende afspraken werden gemaakt, dienden partijen zelf binnen 2 jaar na de scheiding te melden bij hun pensioenmaatschappij. Deden zij dat niet, dan geldt de oude regel: de ene partner moet na de pensioendatum zelf zijn aanspraak “ophalen” bij de andere partner. Daar ging het vaak mis door onbekendheid met de regels of stilzitten van één of beide partners. Dit is de afgelopen decennia de oorzaak voor vele rechtbankprocedures, die nog 30 jaar (!) na de scheiding kunnen plaatsvinden tussen ex-partners.

Wet pensioenverdeling bij scheiding 2022 (Wps 2022) brengt eenvoud en een belangrijke aanpassing, door de verdeling automatisch te regelen bij wet. Nadat een echtscheiding is ingeschreven in de registers, en daardoor een rechtsfeit is, treedt het gevolg van deze wet automatisch in voor de gewone pensioenaanspraken die onder deze wet vallen. De pensioenmaatschappij heeft nu zelf een taak om de gevolgen voor het pensioen te melden bij de pensioengerechtigden, en dient zelf de wijziging door te voeren. (makkelijk!)

Voor echtscheidingen die worden ingeschreven vanaf 1 juli 2022 wordt ook de pensioenconversie standaard uitgevoerd. Elke ex-partner krijgt automatisch een eigen aanspraak op ouderdomspensioen, en de ex-partners hoeven dit niet meer zelf in gezamenlijk overleg te regelen en aan de pensioemaatschappij te melden.

Daarmee is ook een einde gekomen aan de afhankelijkheid van de (medewerking) van de verdelingsplichtige bij de pensioenverdeling. Er is dus aanzienlijk minder aanleiding voor gerechtelijk procedures na de echtscheiding of in het zicht van de pensioendatum van de pensioengerechtigde ex-partner. Voorts blijft de verdelingsgerechtigde gewoon dezelfde pensioenuitkering ontvangen na het overlijden van de pensioengerechtigde (verdelingsplichtige) ex-partner.

Ten aanzien van het bijzonder partnerpensioen is tevens een wijziging in de wet opgenomen. Dit bijzonder partnerpensioen wordt het nabestaandenpensioen genoemd. In de oude wet WVPS wordt deze berekend over de opbouw van zowel vóór het huwelijk als tijdens het huwelijk. In de nieuwe wet is er meer evenwicht. Voor de hoogte van het te converteren pensioen wordt slecht rekening gehouden met pensioen dat tijdens het huwelijk is opgebouwd.

De wet geeft ex-partners na de scheiding direct hun financiële zelfstandigheid.

De wet bevat één nadeel. De gevolgen van de wet, ook als die automatisch intreed door het stilzitten van partijen, is onomkeerbaar. Dit geldt dus zowel voor de gevolgen die automatisch intreden, omdat partners géén keuze maken, als voor de gevolgen bij een afwijkende keuze. Men kan dus de conversie, eenmaal uitgevoerd, niet weer ongedaan maken. Wie bijvoorbeeld niet de conversie wenst moet dat tijdens na de scheiding direct doorgeven, omdat zij het risico lopen dat een afwijkende keuze niet meer mogelijk is.

Dit nadeel is de reden dat het Verbond van Verzekeraars en de Pensioenfederatie hebben laten weten bezorgd te zijn over de invoering van de wet op 1 juli 2022, en zij willen uitstel van de invoering, om nog reparatiewetgeving uit te voeren.

Er zijn immers veel redenen om af te wijken van een automatische conversie. Er kunnen immers zeer goede redenen  zijn om af te wijken van de standaard fiftyfifty verdeling en conversie. Het huwelijksvermogen is immers in elk huwelijk afwijkend, en pensioen is slechts één bestanddeel die moet worden verdeeld. Door ten aanzien van één bestanddeel de verdeling automatisch te regelen, kan het zijn dat verdeling van andere goederen bijzonder aandacht verdiend. Een echtelijke woning op beider namen wordt immers ook niet volgens de wet aan ieder bij helfte toegedeeld, ook niet ten aanzien van de overwaarde.

Meer informatie over scheiden en pensioenverdeling, bel met 0900-advocaten of zend een email aan info@advocaten.nl.

Echtscheiding in Nederland van een buitenlands huwelijk

Gehuwd in het buitenland, maar u wilt hier de echtscheiding verzoeken? Het kan, maar enig uitleg vooraf om een bewuste keuze te maken is wel nuttig.

Indien u in het buitenland bent getrouwd, maar u wilt in Nederland de echtscheidingsprocedure beginnen dan loopt u tegen diverse problemen aan die niet geldig voor een Nederlands huwelijk.

Het maakt daarbij een groot verschil of het gaat om een huwelijk dat is gesloten binnen de EU of daarbuiten, en in veel gevallen maakt het ook verschil of de andere partner bereid is mee te werken aan de echtscheiding in Nederland.

In dit artikel word een zeer korte uitleg gegeven van de mogelijkheden. Dit artikel is zeker niet extensief, en voor concrete vragen kan men zich altijd wenden tot onze website, een e-mail sturen naar info@advocaten.nl, of bellen met 0900-advocaten of of een formulier invullen

De procedure tot echtscheiding begint altijd met contact met een echtscheidingsadvocaat. Deze dient een verzoek in bij de rechtbank om de uitspraak te geven die de echtscheiding inleidt.

Bevoegdheid

De eerste vraag die de rechter zichzelf zal stellen is of hij wel bevoegd is om hierover een oordeel te geven. Deze bevoegdheid, de zogenaamde rechtsmacht, is geregeld in de EU verdragen. De Nederlandse rechter zal zich bevoegd verklaren om een uitspraak te doen indien;

  • beide echtgenoten de Nederlandse nationaliteit hebben .
  • beide echtgenoten in Nederland wonen
  • een van de partners in Nederland woont en zij het verzoek gezamenlijk doen
  • verzoeker die niet de Nederlandse nationaliteit heeft langer dan een jaar in Nederland heeft gewoond
  • een verzoeker wel de Nederlandse nationaliteit heeft, tenminste 6 maanden in Nederland heeft gewoond
  • de verweerder in Nederland woont

In al deze gevallen zal de rechter zich bevoegd achten te om een uitspraak te geven op het verzoek van een of van beide partijen. Van tevoren Is het dus belangrijk om vast te stellen of uw situatie valt in een van de bovenstaande categorieën, alvorens verzoek in te dienen. Het is dus aan te bevelen om vooraf ook te onderzoeken of de andere partner bereid is mee te werken aan de echtscheidingsprocedure. In het bovenstaande blijkt immers dat de Nederlandse rechter zich bevoegd verklaard indien partijen een gezamenlijk verzoek indienen, ook Indien de rechter in dat geval normaal gesproken niet bevoegd zou zijn.

Om een scheidingsprocedure in Nederland te overwegen is het belangrijk dat u eerst uitgebreid contact hebt met de advocaat om de mogelijkheden te onderzoeken.

Van belang is hier echter ook dat de andere partner soms reeds een procedure in het buitenland is gaan voeren. In dat geval kan het zijn dat de Nederlandse rechter zich onbevoegd verklaart, omdat er immers geen twee echtscheidingsprocedure naast elkaar kunnen gaan lopen bij verschillende gerechten in 2 landen. Om procestechnische redenen is het dus vaak nuttig om snel een beslissing te nemen, en niet te wachten tot de andere partij zelf de procedure in het buitenland start.

 Ook is van belang te onderzoeken welke rechter en voor de verzoekende partij de meest gunstige uitspraak kan doen. Ook het kostenaspect, de taalbarrière en de doorlooptijd van de procedure spelen uiteindelijk een rol. Zijn er meerdere gerechten bevoegd in verschillende landen, dan moet er dus van tevoren een keuze worden gemaakt welk gerecht in voorkomend geval de mogelijkheid geeft tot een gunstige uitkomst.

Toepasselijk recht

 Naast de vraag welke rechter bevoegd is is een essentiële vraag ook welk recht die rechter dan moet toepassen. In de meeste gevallen is dat Nederlands recht, maar toch is dat niet vanzelfsprekend. Soms hebben partijen vooraf afspraken gemaakt bijvoorbeeld bij huwelijkse voorwaarden.

Die bepalen welk recht van toepassing zal zijn op de echtscheiding, de procedure, maar ook op de verdeling van goederen en de vaststelling van de alimentatie. Soms wordt de rechtskeuze bepaald door het land waarvan partijen de gezamenlijke nationaliteit bezitten, of het recht naar de keuze van die partijen zelf. In zeer ver landen om ons heen, ook binnen Europa, gelden sterk afwijkende regels hierover, en ook hier is het van belang om vast te stellen welk rechtsstelsel de meest gunstige uitkomst zal geven.

Het wordt echter nog complexer. het kan zomaar zijn dat Nederlands Recht van toepassing is op de vaststelling van de alimentatie, maar dat buitenlands recht weer van toepassing is op verdeling van goederen of op de omgangsregeling. Het hangt er dan bijvoorbeeld vanaf in welk land de kinderen woonachtig zijn. Partijen kunnen hier overigens ook zelf afspraken over maken voordat zij de procedure starten.

Het kan dus voorkomen dat het Nederlands recht toepasselijk wordt verklaard op de echtscheidingsprocedure zelf, maar op de verdeling van het huwelijksvermogen Engels recht wordt toegepast, en ten aanzien van de onderhoudsbijdrage Frans recht geldt.

Vaak bepalen partijen zelf welk recht van toepassing is. Dit kan al bij het aangaan van huwelijkse voorwaarden, maar ook op een later tijdstip of voordat de procedure wordt gestart. De laatste mogelijkheid is echter een beperkte keuzemogelijkheid. De partijen kunnen bij de echtscheiding kiezen uit het zicht van de landen als volgt:

  • het land waar partijen tijdens het huwelijk woonachtig waren.
  • het land waar beide partijen woonde kom aan. En een partner nog steeds woont.
  • het land waarvan één op beide partijen de nationaliteit heeft .
  • of het land waar de echtscheiding wordt verzocht.

 Voor zover partijen de keuze maken voor een rechtstelsel buiten de Europese Unie zal de rechtbank overigens ambtshalve beoordelen of die keuze juist is.

Wens u advies over de juiste keuze bij het vragen van een internationale echtscheiding in Nederland, neem dan contact op met Advocaten.nl. Bel met 900-advocaten of vul het formulier in op onze website.

Nieuwe Regels Partneralimentatie

Op 1 januari 2020 gaan de wet herziening partneralimentatie in. Volgens de nieuwe wet wordt de duur van de partneralimentatie na echtscheiding ingekort. De maximale termijn is nu 12 jaar en dit wordt teruggebracht naar maximaal 5 jaar.

De nieuwe wet partneralimentatie gaat gelden voor partneralimentaties die na 1-1-2020 worden vastgesteld. Indien voor die datum afspraken over partneralimentatie zijn vastgesteld, dan blijven die onverkort gelden, en daarop heeft de nieuwe wet geen invloed. afspraken hebt, deze gewoon zo blijven. De nieuwe wet verandert niets aan de huidige situatie.  Het wetsvoorstel is alleen van toepassing op nieuwe alimentatieafspraken.

In welk geval geldt de nieuwe wet?

Ook als vóór 1 januari 2020 al een verzoekschrift tot echtscheiding is ingediend bij de rechtbank dan blijven de huidige maximale termijnen gelden.

De huidige regeling

De huidige alimentatieplicht duurt 12 jaar met een mogelijke uitloop voor bijzondere gevallen. Voor huwelijken korter dan 5 jaar geldt nu reeds een beperkte alimentatieduur, gelijk aan de duur van het huwelijk. Die uitzondering geldt dan weer niet voor huwelijken waarin nog minderjarige kinderen uit dit huwelijk zijn geboren.

Beperkte duur alimentatieplicht

De wet beperkt de duur van de partneralimentatie. De kinderalimentatie blijft onveranderd tot 21 jaar. De duur van de partneralimentatie wordt vanaf 1-1-2020 de helft van de duur van het huwelijk met een maximum van 5 jaar. Wie 3 jaar getrouwd was, moet dus 1,5 jaar kan dus gedurende maximaal 18 maanden alimentatieplichtig worden.  De duur vangt  aan op de dag van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking.

De duur van de alimentatie in het voortraject, dus tijdens de echtscheidingsprocedure, die in theorie meer dan een jaar kan duren,  wordt daarin niet meegeteld.

Verschil met de huidige regelingen

In de huidige wet geldt reeds dat voor een huwelijk van maximaal 5 jaar de alimentatieplicht dezelfde duur als het huwelijk heeft, tenzij er nog minderjarige kinderen zijn die in het huwelijk zijn geboren. In dat geval blijft de alimentatieplicht nog 12 jaren.

Huwelijken met jonge kinderen

In de nieuwe wet geldt dat die alimentatieplicht dus wordt gehalveerd, en niet langer dan 5 jaar kan duren. Ook hier geldt echter dat, in geval er kinderen jonger dan 12 jaar in het huwelijk zijn, de alimentatieplicht blijft bestaan tot het jongste kind 12 jaar is.

Bij huwelijken met kinderen, die de leeftijd van 12 jaar nog niet hebben bereikt, wordt de duur van de partneralimentatie maximaal 12 jaar, ongeacht de duur van het huwelijk of de leeftijd van de partners.

Indien in het huwelijk nog minderjarige kinderen zijn, kan de partneralimentatie dus maximaal nog 12 jaar gelden tot het jongste kind twaalf is geworden.

Oudere huwelijkspartners

Wie langer dan vijftien jaar is getrouwd én op het moment van het scheidingverzoek binnen tien jaar de AOW-leeftijd bereikt, kan tot de AOW datum aanspraak maken op partneralimentatie.

Overgangsregeling langdurige huwelijken

De alimentatieplicht van iemand met een partner die ouder is dan 50 jaar, en die minimaal 15 jaar getrouwd zijn, is dan weer 10 jaar. Het betreft hier een overgangsregeling en deze uitzondering geldt 7 jaar na invoering van de wet. Na 2027 vervalt deze uitzonderingsgroep. De eerstkomende 7 jaar hebben alle 50-plussers na een huwelijk van minimaal 15 jaar dus recht op 10 jaar alimentatie.

Ook kunnen rechters rekening houden met schrijnende gevallen. Het is afwachten hoe de rechtspraak zich ontwikkeld. Verwacht wordt dat deze niet zal afwijken van de huidige jurisprudentie betreffende schrijnende gevallen.

In de aanloop naar de invoering van de wet is het dus goed om vooraf uit te rekenen of u als alimentatieplichtige of alimentatiegerechtigde het verzoek vóór of na 1 januari 2020 moet indienen. Om te onderzoeken welke aanpak voor u het beste is kunt u een vraag stellen aan advocaten.nl of bellen met 0900-advocaten.

Wat te doen met eigendommen van kinderen bij een echtscheiding

Aangezien het vermogen van het kind zelf is, valt het niet in de huwelijksgoederen-gemeenschap en kan het bij echtscheiding niet verdeeld worden.

Indien een echtpaar in gemeenschap van goederen getrouwd is dan zal bij een echtscheiding de huwelijksgoederengemeenschap verdeeld moeten worden. In beginsel dient dat bij helfte gedaan te worden. Als er minderjarige kinderen zijn met eigendommen zoals een spaarrekening, dan vallen die eigendommen echter niet in de huwelijksgoederengemeenschap van de ouders

Ouderlijk gezag
Als gehuwde ouder heb je ouderlijk gezag over een minderjarige kind. Dat ouderlijk gezag houdt onder meer in dat je als ouder het bewind voert over het vermogen van je kind. Dit betekent dat je goed voor het vermogen van het kind moet zorgen. Het is ouders verboden om geld van een spaarrekening van een kind te halen voor eigen belang. Mocht een ouder geld van een kind verspillen, dan heeft het kind het recht om na zijn/haar 18e verjaardag de ouder hiervoor aansprakelijk te stellen. Tijdens de minderjarigheid kan daartoe een bijzonder curator voor het kind aangesteld worden, die de ouder aansprakelijk kan stellen. Het is overigens wel van belang dat duidelijk is dat het spaargeld van het kind is. Dat kan bijvoorbeeld blijken uit de tenaamstelling van de rekening of correspondentie over de bewuste bankrekening of omschrijvingen van de stortingen.

Buiten huwelijksgoederengemeenschap
Aangezien het vermogen van het kind zelf is, valt het niet in de huwelijksgoederen-gemeenschap en kan het bij echtscheiding niet verdeeld worden. Wel worden vaak afspraken gemaakt over het beheer van de (spaar)rekening van de kinderen.

Indien er voor een kind een kapitaalpolis is afgesloten, waarvoor een periodieke premie betaald moet worden, dan ben je als ouders verplicht tot de 18e verjaardag van het kind deze premie te blijven betalen. Dit soort afspraken worden vaak vastgelegd in het ouderschapsplan.

Wat te doen met eigendommen van kinderen bij een echtscheiding

Aangezien het vermogen van het kind zelf is, valt het niet in de huwelijksgoederen-gemeenschap en kan het bij echtscheiding niet verdeeld worden.

Indien een echtpaar in gemeenschap van goederen getrouwd is dan zal bij een echtscheiding de huwelijksgoederengemeenschap verdeeld moeten worden. In beginsel dient dat bij helfte gedaan te worden. Als er minderjarige kinderen zijn met eigendommen zoals een spaarrekening, dan vallen die eigendommen echter niet in de huwelijksgoederengemeenschap van de ouders.

Ouderlijk gezag
Als gehuwde ouder heb je ouderlijk gezag over een minderjarige kind. Dat ouderlijk gezag houdt onder meer in dat je als ouder het bewind voert over het vermogen van je kind. Dit betekent dat je goed voor het vermogen van het kind moet zorgen. Het is ouders verboden om geld van een spaarrekening van een kind te halen voor eigen belang. Mocht een ouder geld van een kind verspillen, dan heeft het kind het recht om na zijn/haar 18e verjaardag de ouder hiervoor aansprakelijk te stellen. Tijdens de minderjarigheid kan daartoe een bijzonder curator voor het kind aangesteld worden, die de ouder aansprakelijk kan stellen. Het is overigens wel van belang dat duidelijk is dat het spaargeld van het kind is. Dat kan bijvoorbeeld blijken uit de tenaamstelling van de rekening of correspondentie over de bewuste bankrekening of omschrijvingen van de stortingen.

Buiten huwelijksgoederengemeenschap
Aangezien het vermogen van het kind zelf is, valt het niet in de huwelijksgoederen-gemeenschap en kan het bij echtscheiding niet verdeeld worden. Wel worden vaak afspraken gemaakt over het beheer van de (spaar)rekening van de kinderen.

Indien er voor een kind een kapitaalpolis is afgesloten, waarvoor een periodieke premie betaald moet worden, dan ben je als ouders verplicht tot de 18e verjaardag van het kind deze premie te blijven betalen. Dit soort afspraken worden vaak vastgelegd in het ouderschapsplan.

Partneralimentatie en lotsverbondenheid

Door een recente Hoge Raad uitspraak is het een stuk lastiger geworden om eenmaal vastgestelde partneralimentatie voor de thans nog geldende termijn van 12 jaar definitief te beëindigen.

De termijn van partneralimentatie bedraagt nog steeds 12 jaar in Nederland. De grondslag voor partneralimentatie is de lotsverbondenheid, die door het huwelijk is ontstaan. Partneralimentatie wordt vastgesteld op grond van enerzijds de behoefte bij de alimentatiegerechtigde en draagkracht bij de alimentatieplichtige anderzijds.

Wat te doen bij opnieuw samenwonen?
Gedurende de tijd dat er partneralimentatie verschuldigd is, kunnen zich wijzigingen van omstandigheden voordoen, die een wijziging van de hoogte van de partneralimentatie rechtvaardigen. Zo kan de draagkracht van de alimentatieplichtige bijvoorbeeld door onvrijwillig inkomensverlies verminderen en zal de partneralimentatie in de regel (mits goed onderbouwd) worden verlaagd tot de actuele draagkracht. Ook is het mogelijk dat er een einde komt aan de partneralimentatie. Dit doet zich bijvoorbeeld voor indien de alimentatiegerechtigde hertrouwt. Het recht op partneralimentatie vervalt eveneens indien de alimentatiegerechtigde gaat samenleven als ware hij/zij gehuwd. Aan deze wijziging zitten echter behoorlijk wat haken en ogen omdat in de jurisprudentie is vastgelegd dat aan het laten beëindigen van de vastgestelde partneralimentatie binnen de 12-jaars termijn hoge motiveringseisen aan de rechter worden gesteld. Het dient dus volledig vast te staan dat er inderdaad sprake is van een duurzame relatie, waar sprake is van een samenwoning en dat er sprake is van wederzijdse verzorging (in financiële zin). Het is ook wel logisch dat er hoge motiveringseisen aan een dergelijke wijziging worden gesteld: er is immers sprake van een definitief einde van het recht op alimentatie.

Procederen over einde lotsverbondenheid
Er is regelmatig geprocedeerd over een vervroegd einde van de partneralimentatie als gevolg van het afnemen of vervallen van de lotsverbondenheid. Het Gerechtshof Den Haag heeft meerdere keren uitgesproken dat de behoefte van de alimentatiegerechtigde door verloop van de tijd kan verbleken. De lotsverbondenheid neemt volgens het Gerechtshof Den Haag in de loop van de tijd af en van de alimentatiegerechtigde kan worden verlangd dat hij of zij zich inspant om zelf in eigen levensonderhoud te voorzien.

Hoge Raad komt tot ander oordeel
Recent heeft de Hoge Raad daar echter een heel andere uitspraak over gedaan. De Hoge Raad heeft in haar uitspraak van 4 mei 2018 beslist dat het afnemen of vervallen van de lotsverbondenheid geen grond kan zijn voor het eindigen van de partneralimentatie. Weliswaar is de lotsverbondenheid de grondslag voor het ontstaan van het recht op partneralimentatie, maar het voortduren van het recht op partneralimentatie is niet afhankelijk van het voortduren van de lotsverbondenheid. Om die reden kan – ook niet in samenhang met andere omstandigheden – een afnemende lotsverbondenheid tot een beëindiging van de partneralimentatie leiden.

Kortom door de recente Hoge Raad uitspraak is het een stuk lastiger geworden om eenmaal vastgestelde partneralimentatie voor de thans nog geldende termijn van 12 jaar definitief te beëindigen.

Verhuizen na scheiding

Als ouders gezamenlijk het ouderlijk gezag over hun kinderen hebben, dan dienen zij belangrijke beslissingen aangaande hun kinderen in beginsel gezamenlijk te nemen. Voor een verhuizing met de kinderen is in beginsel toestemming van de andere ouder nodig, en anders vervangende toestemming van de rechtbank. Alvorens vervangende toestemming te geven, zal de rechter een uitvoerige belangenafweging maken.

Een scheiding of relatiebreuk heeft vaak al grote impact op minderjarige kinderen, dus het is zaak om een verhuizing zorgvuldig aan te pakken. Het beste is om tijdig vooraf met elkaar in overleg te treden, zo nodig onder begeleiding van een deskundige zoals een mediator. Komen de ouders er niet uit, dan zou de kwestie vooraf aan de rechtbank voorgelegd moeten worden. Pas als de rechter duidelijkheid heeft gegeven, zou een eventuele volgende stap gezet moeten worden.

Bodemprocedure vaak frustrerend

In de praktijk kom ik helaas veelvuldig situaties tegen waarin één van de ouders simpelweg is vertrokken met de kinderen, zonder toestemming van de ander of van de rechtbank. Dit kan erg ingrijpend en schadelijk voor de kinderen zijn. Bovendien leidt het vaak tot vervelende gerechtelijke procedures die de onderlinge verstandhoudingen nog verder op scherp zetten.

Helaas biedt de rechtspraak niet altijd oplossing. Bij een plotselinge verhuizing van een ouder met de kinderen, start de achterblijver vaak een kort geding. Uitgangspunt voor de kort gedingrechter is echter dat aansluiting gezocht wordt bij de feitelijke situatie. De verhuisde ouder hoeft dus niet direct terug te keren, de uitkomst van de bodemprocedure moet maar afgewacht worden. Dat is bijzonder frustrerend, want tegen de tijd dat er in de bodemprocedure een uitspraak wordt gedaan, verblijven de kinderen soms al bijna een jaar (of zelfs langer!) in hun nieuwe woonplaats. Ik zie dat de verhuisde ouder dan vaak het argument opwerpt dat de kinderen inmiddels al gewend zijn in hun nieuwe woonplaats, dat ze daar vriendjes hebben, op sport zitten, naar school gaan, enz.

Recht op gelijkwaardig ouderschap

Sinds enige jaren is het beginsel van gelijkwaardig ouderschap in de wet opgenomen. Dit recht (van het kind!) op een gelijkwaardige opvoeding door beide ouders betekent niet dat een rechter geen toestemming voor een verhuizing mag verlenen. Maar als er toestemming wordt verleend, moet er wel op toegezien worden dat in de situatie die na verhuizing ontstaat, zoveel mogelijk recht wordt gedaan aan het beginsel van gelijkwaardig ouderschap. Het verbaast mij dat de dwingendrechtelijke bepalingen omtrent gelijkwaardig ouderschap vaak niet eens genoemd worden in uitspraken rondom verhuizing met kinderen. Mijn advies aan ouders is om het vooral volgens het boekje te doen, dat is waar de kinderen doorgaans het meest bij gebaat zijn.

Voorstel partneralimentatie: geen afspraken in huwelijkse voorwaarden

Partneralimentatie moet niet langer twaalf, maar vijf jaar gelden. Dat blijkt uit schriftelijke vragen naar aanleiding van het verslag van het wetsvoorstel herziening partneralimentatie. Verder is ervoor gekozen dat afspraken maken over partneralimentatie – over bijvoorbeeld de duur – in huwelijkse voorwaarden niet mogelijk is

Op de termijn van vijf jaar zijn twee uitzonderingen. De eerste uitzondering is voor mensen die bijna AOW-gerechtigd zijn. Voor hen kan de partneralimentatie maximaal tien jaar duren. Ook diegenen die voor jonge kinderen zorgen, zijn uitgezonderd van de hoofdregel. Zij kunnen maximaal twaalf jaar partneralimentatie krijgen.

Volgende fase
Het wetsvoorstel heeft twee jaar stilgelegen. Met de bekendmaking van deze punten gaat het nu een volgende fase in. Initiatiefnemers VVD, PvdA en D66 hebben het wetsvoorstel ingrijpend vereenvoudigd.

Kritiek
In het oorspronkelijke voorstel van 2015 konden afspraken over partneralimentatie in huwelijkse voorwaarden worden vastgelegd. Door kritiek van de Raad van State hebben de initiatiefnemers dit teruggedraaid. De Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) heeft bij de indieners nog gepleit voor het wel mogelijk maken van afspraken hierover. Bij huwelijkse voorwaarden kan namelijk ook worden afgezien van partnerpensioen.

Bron: knb                                                         

Een echtscheiding: hoe gaat dat eigenlijk?

Het huwelijksvermogensrecht is per 1 januari 2018 gewijzigd, maar veruit de meeste echtscheidingen zijn van huwelijken die dateren van voor de wetswijziging. Het is in ieder geval erg belangrijk om te inventariseren wat er op jouw huwelijk van toepassing is.

Soms komt de mededeling onverwacht, je partner geeft aan dat hij of zij het huwelijk niet langer ziet zitten en wenst een echtscheiding. Andersom kan het natuurlijk ook, je vindt zelf dat de koek op is en wil een echtscheiding. Regelmatig gebeurt het natuurlijk ook dat echtgenoten gezamenlijk tot de conclusie komen dat het beter is om hun leven gescheiden voort te zetten.

Waar moet je beginnen?

Er komt in alle drie de situaties veel op je af, zeker als er ook nog minderjarige kinderen zijn. Natuurlijk is het afhankelijk welk huwelijksgoederenregime op je huwelijk van toepassing is. Ben je destijds getrouwd in gemeenschap van goederen of heb je huwelijkse voorwaarden op laten stellen? Het huwelijksvermogensrecht is per 1 januari 2018 gewijzigd, maar veruit de meeste echtscheidingen zijn van huwelijken die dateren van voor de wetswijziging. Het is in ieder geval erg belangrijk om te inventariseren wat er op jouw huwelijk van toepassing is en vervolgens goed op een rij te zetten welke vermogensbestanddelen er zijn, zowel qua bezittingen als schulden. Is er een koophuis? Kan en wil een van de echtgenoten daarin blijven wonen of moet een makelaar gezocht worden om de woning te verkopen. Hoe zit het met de hypotheek: is daar een levensverzekering aan gekoppeld die eventueel ook waarde opbouwt? Zijn er minderjarige kinderen dan zal er sowieso een ouderschapsplan opgesteld moeten worden.

Wat als je er samen niet uitkomt?

Een echtscheidingsprocedure kan, zeker in het geval je niet gezamenlijk tot overeenstemming kunt komen, lang duren. Soms is lopen de emoties hoog op en is het niet langer vol te houden om gezamenlijk in de echtelijke woning te blijven wonen. Indien beide echtgenoten menen recht te hebben om in de woning te blijven kan een voorlopige voorzieningenprocedure uitkomst bieden. De rechter wordt dan verzocht om uit te spreken wie gedurende de echtscheidingsprocedure in de woning mag blijven. De rechter zal in zo’n geval alle omstandigheden meenemen in zijn/haar beslissing en de belangen van alle partijen wegen, waarbij het belang van de kinderen het zwaarst weegt. Kortom: degene die de hoofdzorg voor de kinderen heeft, zal in de regel ook de woning toegewezen krijgen. Mocht je het niet eens zijn over de zorg voor de kinderen, kan daar ook een voorlopige voorziening voor verzocht worden aan de rechter evenals voor de kinderalimentatie en de partneralimentatie. Binnen 4 weken nadat de rechter de voorlopige voorzieningen heeft uitgesproken, moet de echtscheidingsprocedure gestart worden door middel van het indienen van een verzoekschrift tot echtscheiding. Daarin worden de definitieve regelingen verzocht. De andere partij krijgt de gelegenheid om daarop te reageren middels een verweerschrift met eventueel zelfstandige verzoeken. Op die zelfstandige verzoeken mag de oorspronkelijke verzoeker dan weer reageren met een verweerschrift. Vervolgens zal er zitting gepland worden bij de rechtbank tijdens welke zitting beide partijen de gelegenheid krijgen hun standpunten mondeling toe te lichten. Dan volgt de echtscheidingsbeschikking waarin de rechtbank de echtscheiding heeft uitgesproken en heeft beslist op alle verzoeken van partijen. Die beschikking moet vervolgens ingeschreven worden in de registers van de burgerlijke stand, waarna de echtscheiding officieel is geworden.

Gezamenlijk traject beter?

Lang niet altijd hoeft dit uitgebreide traject gevolgd te worden. Indien de echtgenoten het over alle gevolgen van de echtscheiding eens kunnen worden, kunnen deze afspraken vastgelegd worden in een echtscheidingsconvenant. Dit convenant wordt dan ofwel met een gezamenlijk verzoekschrift bij de rechtbank ingediend ofwel met een eenzijdig verzoekschrift van een der partijen waarbij de andere partij een zogenaamde referteverklaring tekent waarmee hij/zij aangeeft geen verweer te zullen voeren. De rechtbank zal dan geen zitting plannen en de zaak wordt geheel, vaak al binnen enkele weken, schriftelijk afgedaan.

Bron: Actuele Artikelen