Brandverzekering en bestemmingswijziging

Verandert de bestemming of het gebruik van bedrijfsruimte dan moet dit onmiddelijk worden gemeld bij de brandverzekeraar. Elke ondernemer verzekert zijn bedrijfspand, of dit nu gehuurd is of hem in eigendom toebehoort, tegen brandschade. Daarmee is schade gedekt die brand zou toebrengen aan het pand zelf en aan (bijvoorbeeld) de inrichting van het pand en de in het pand aanwezige voorraden. Onmisbaar, zo’n brandverzekering. In de verzekeringspolis is veelal, lang niet altijd gedetailleerd, omschreven welke bestemming het pand heeft waarvoor de brandverzekering is aangegaan. In de regel wordt daar de aard van het bedrijf kort genoemd of beschreven. Soms, bijvoorbeeld wanneer van het pand ook woonruimte deel uitmaakt, is er vermeld dat het pand wordt gebruikt als bedrijfsruimte en voor bewoning (door de ondernemer of door derden). De verzekeraar beoordeelt voor het aangaan van de verzekeringsovereenkomst de risico’s, mede gelet op de “bestemming” van het pand. Wat gebeurt er echter wanneer bijvoorbeeld een bovenwoning niet langer bewoond wordt, maar (uitsluitend) nog wordt gebruikt voor opslag van goederen? En als een deel van het gehele bedrijfspand (bijvoorbeeld een loods) tijdelijk leeg komt te staan?

Wordt het pand in die gevallen nog wel gebruikt overeenkomstig de “bestemming” die het pand heeft volgens de verzekeringsovereenkomst?Een heel belangrijke vraag, want als die vraag ontkennend wordt beantwoord omdat het “risico verzwaard” is door een bestemmingswijziging, zou het wel eens zo kunnen zijn dat een verzekeraar geen cent uitkeert, verwijzend naar de bestemmingswijziging. De bevoegdheid zich daarop te beroepen ontleent de verzekeraar aan de wet. Het is essentieel voor de verzekerde het bestaan van dit fenomeen van “risicoverzwaring” te onderkennen. Uit de rechtspraak blijkt namelijk dat een beroep op risicoverzwaring van de verzekeraar nogal eens opgaat onder omstandigheden dat vele – juristen en niet-juristen – zouden denken dat van een serieuze bestemmingswijziging geen sprake is. Verandert de aard van het bedrijf (wordt bijvoorbeeld de opslag van metaalwaren gewijzigd in opslag van textiel), komt (een deel van) het pand leeg te staan, vertrekt een medewerker uit de dienstwoning en wordt de woning niet langer als zodanig gebruikt, dan bestaat er een noodzaak tot onmiddellijke melding, liefst schriftelijk. Het is zaak het zekere voor het onzekere te nemen. Voorkomen moet worden dat een verzekeraar straks, nadat brand is uitgebroken, misschien geheel onverwacht stelt dat er naar zijn mening sprake was van risicoverzwaring en uitkering weigert.

april 1998